Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) publiceerde vorige maand het rapport ‘Dagelijkse Kost’ over de vraag hoe we ons voedsel duurzamer kunnen maken en hoe consumenten duurzamer kunnen eten.
Penvoerder Hanneke Muilwijk van het PBL is een van de sprekers tijdens de afsluitende debatavond van It’s the food, my friend in de Rode Hoed. Op weg naar een duurzamer voedselsysteem ziet Muilwijk voor het bedrijfsleven en overheden een cruciale rol weggelegd.
‘We’ moeten duurzamer eten, maar wat is nou precies een duurzaam eetpatroon?
Hét duurzame eetpatroon bestaat niet, zegt Muilwijk. “Achter het woord duurzaam gaan verschillende waarden schuil. Gaat het bij duurzaam voedsel over broeikasgasemissies? Over eerlijke handel? Of over dierenwelzijn?” Mensen wegen die waardes verschillend. “En bovendien zijn er ook nog eens verschillende manieren om een duurzaam eetpatroon te bereiken.”
Het PBL berekende de voetafdruk in termen van landgebruik en broeikasgasemissies voor die verschillende waarden. “Als je het doorrekent zie je dat dierlijke producten in totaal meer land gebruiken dan plantaardige producten. Dus minder dierlijke producten consumeren, minder vlees, zuivel en eieren, is wel een belangrijke factor.” Maar ook binnen plantaardige producten valt nog wat te winnen. “Koffie, alcohol en ook frisdrank maken een behoorlijk deel van de voetafdruk uit. Het zijn producten die niet nodig zijn voor onze gezondheid. Ook daar valt dus nog behoorlijk wat winst te halen”.
Een combinatie van minder voedsel verspillen en efficiënter en zorgvuldiger produceren levert nog meer op. “Als je een combinatie maakt kun je zien dat je ook met niet zulke hele grote veranderingen ten opzichte van nu, toch een behoorlijke daling in de voetafdruk kunt bereiken.” De Nederlandse voedselconsumptie kan met dergelijke combinaties de komende 10 tot 15 jaar met een derde dalen.
Consumptie is grotendeels gebaseerd op routine, zegt Muilwijk. “Mensen maken niet de hele dag door bewuste keuzes.” En daarom moet je volgens Muilwijk de verantwoordelijkheid niet alleen bij de consument leggen. “Die routines kun je beïnvloeden”. Muilwijk geeft daarvoor 3 focuspunten: verandering van de omgeving, verandering van de sociale betekenis van voedsel en verandering door het verbeteren van de vaardigheden van mensen.
Sturing
Een belangrijke rol is weggelegd voor de supermarkten, denkt Muilwijk. “Die kunnen zorgen dat bepaalde producten juist wel of niet verkocht worden”. Die verantwoordelijkheid is bij de supermarkten in goede handen. “We kunnen als maatschappij of politiek wel aan supermarkten vragen of ze dat willen doen”. Supermarkten kunnen ook de sociale betekenis van voedsel veranderen. “Wat ik zelf een mooi voorbeeld vindt is de Kerst Allerhande van afgelopen jaar. Normaal gesproken is een groot braadstuk van vlees het traditionele recept, nu was het een veganistisch recept. Dat is een mooi voorbeeld van sturing. De Kerst Allerhande is een veelgelezen magazine, dat geldt bijvoorbeeld ook voor de Hallo Jumbo.”
“Wat supermarkten bijvoorbeeld ook kunnen doen, is de vleesvervangers tussen het vlees leggen, of helemaal vooraan in de winkel.” Ook productlabels kunnen Nederlanders sturen in het maken van duurzamere keuzes. “Dat is ook een onderdeel van de voedselomgeving”. Muilwijk wijst op het initiatief van Milieu Centraal, dat een lijst van 10 topkeurmerken samenstelde.
Voor de horeca en voedingsmiddelenfabrikanten ziet Muilwijk eenzelfde verantwoordelijkheid tot sturing. “Voedingsmiddelenfabrikanten bepalen ook weer welke producten een supermarkt in het schap kan leggen.”
Als voorbeeld waarin het bedrijfsleven stappen in de goede richting zet, noemt Muilwijk de Green Protein Alliance. Een maatschappelijke beweging waarbij zowel supermarkten als voedingsmiddelenbedrijven zijn aangesloten met als doel het versnellen van de eiwittransitie in Nederland.
Culturele betekenis en voedselvaardigheden
Het onderwijs kan bijdragen door de culturele betekenis van voedsel uit te leggen en door voedselvaardigheden bij te brengen. “Van wat voor eten vinden we normaal om te eten tot wanneer heb je een gezonde avondmaaltijd gegeten. Net als hoe maak je een maaltijd klaar met plantaardige eiwitten. Dat zijn typische dingen die je in het onderwijs kunt adviseren.”
Boeren
Het bedrijfsleven kan niet alleen de consument helpen, maar ook de boeren. Ze kunnen boeren ondersteunen bij duurzaam produceren. “Zie de recente lancering van melk met een Beter Leven Keurmerk. Het hoeft hierbij niet alleen te gaan om een meerprijs voor een duurzamer product, maar bedrijven kunnen boeren ook helpen via kennisuitwisseling.”
Het PBL benadrukt dat alle partijen in het voedselsysteem onderling van elkaar afhankelijk zijn. “Daarbij constateren we dat de partijen in het midden van de voedselketen, de supermarkten, horeca en voedingsmiddelenindustrie, dat die consumenten en boeren kunnen ondersteunen.”
En hoe zit het met de overheid?
“Die speelt ook een cruciale rol. Niet alleen de Rijksoverheid, maar ook de lokale overheden en de EU. Die bepalen samen de formele spelregels waaraan iedereen zich moet houden, bedrijven en consumenten. Ze beïnvloeden tegelijkertijd ook de informele spelregels.“
“Bovendien hebben ze ook de positie om bijvoorbeeld te zeggen ‘hallo supermarkten, voedingsmiddelenbedrijven en restaurants van Nederland. Komen jullie bij ons aan tafel zitten? Dan kunnen jullie vertellen wat jullie gaan doen en anders maken wij beleid en wetgeving.”
Gemeenten spelen ook een rol, dat is de plek waar de consumenten wonen en boodschappen doen. Er zijn al verschillende gemeenten actief met voedselbeleid en voedselonderwijs, ziet Muilwijk. “Soms zie je ook dat de provincie dit dan steunt.”
Het PBL onderzocht geen voedingstaks om gezondheidsredenen, wel met oogpunt de belasting op het milieu. “Uit het onderzoek komt naar voren dat je over het algemeen beter niet het eindproduct, het supermarktproduct, kunt belasten. Het is beter het begin van de productieketen aan te pakken, dus de grondstoffen en emissies.” Het idee hierachter is dat je de producent belast waardoor de keten geprikkeld wordt om te innoveren om hun milieubelasting te verlagen. “Dat kan alsnog resulteren in een duurder eindproduct, maar dan heb je als overheid wel een prikkel gegeven om het negatieve effect te verminderen.” Volgens Muilwijk is dit een typisch voorbeeld dat Europees geregeld moet worden. “Ook in verband met het level playing field.”
Aanpassen van Europees beleid kost wel tijd, geeft Muilwijk aan. “Dat zijn gewoon langzame processen. Dat betekent niet dat je er niks aan kunt doen.”
Trends
De afgelopen jaren ziet Muilwijk een lichte daling in de vleesconsumptie, al lijkt die daling de afgelopen 2 jaar juist ook weer te stagneren. “Tegelijkertijd is er toenemende mate aandacht in beleid voor de consumptie van dierlijke producten. Het kwam bijvoorbeeld al aan de orde in het 'dertigledendebat' in de Tweede Kamer over de krimp van de veestapel. Het is dus wel een onderwerp wat politiek leeft. Maar er zijn ook veel verschillende meningen over.”
Wat meer leeft, is de transitieagenda biomassa en voedsel, zegt Muilwijk. In 2050 wil de Rijksoverheid een omkering bereikt hebben in de verhouding plantaardige en dierlijke eiwitten in het dieet. Naar 40% dierlijk en 60% plantaardig. “Dus je ziet wel dat er in toenemende mate aandacht is en dat er voorzichtig beleidsdoelen komen. Tegelijkertijd zie je ook dat het politieke en maatschappelijke debat hier heel levendig over kan zijn. Daar hebben we die verschillende waarden weer. We zullen er met elkaar gewoon over moeten praten waar we als Nederland heen willen.”
Monitoring
Goede monitoring is van belang, maar die heeft Nederland op dit moment niet, zegt Muilwijk. “Dat is ook een van de conclusies in het rapport. Als je ambities aangaat dan is het ook wel handig om die tegelijkertijd bij te houden om te kijken of je ook in die richting beweegt. Muilwijk vindt dat dit een taak is van de overheid. “Die kan die informatie ook publiek toegankelijk maken. Dat zorgt voor transparantie waardoor ook het vertrouwen bij het publiek kan toenemen.”
“Wij denken dat bedrijven al heel veel gegevens hebben. Maar die zitten nu in private databases. Als je bij die informatie wilt komen moet je gewoon heel veel geld betalen.”
Het is niet de rol van het PBL om concrete beleidsadviezen te geven. “Wij rafelen uiteen hoe het voedselsysteem in elkaar zit. De daadwerkelijke actie zit dan ook niet in het rapport, maar in het beleid dat overheden en bedrijven straks gaan voeren. Daar kijken we met veel belangstelling naar uit.”
“De mensen die zaten te wachten op oneliners zijn misschien teleurgesteld. Daar is het PBL niet van. Onze bijdrage is overzicht geven en wetenschappelijk gefundeerd analyseren hoe het in elkaar zit om op die manier de politieke besluitvorming te ondersteunen. Sommige boodschappen zijn dan misschien niet supernieuw. Maar de manier waarop we het als totale plaatje in kaart brengen, de feiten op een rij zetten en ook beargumenteren waarom we bepaalde dingen zo in elkaar zitten. Hoe we de context duiden. Dat wordt gewaardeerd en daarmee voegen we ook echt wat toe.”
Op de nieuwe themawebsite van het PBL staan voorbeelden van verschillende initiatieven die kunnen bijdragen aan een duurzamer voedselsysteem. Ook kun je er onder meer zien wat de verschillende waarden voor invloed hebben op de voetafdruk van het desbetreffende eetpatroon.
Aanstaande maandag 6 mei spreekt Hanneke Muilwijk tijdens de vierde en tevens laatste avond van It’s the Food, My Friend in de Rode Hoed in Amsterdam. Thema: Nieuwe voedseltrends (vegan, leefstijlgeneeskunde) en hun impact op onze gezondheid en ons landschap. Naast Hanneke Muilwijk spreken onder meer Hanno Pijl over voedsel en leefstijl als medicijn en Coosje Dijkstra over wat overheden, scholen en supermarkten kunnen doen.
Dit artikel afdrukken
Hét duurzame eetpatroon bestaat niet, zegt Muilwijk. “Achter het woord duurzaam gaan verschillende waarden schuil. Gaat het bij duurzaam voedsel over broeikasgasemissies? Over eerlijke handel? Of over dierenwelzijn?” Mensen wegen die waardes verschillend. “En bovendien zijn er ook nog eens verschillende manieren om een duurzaam eetpatroon te bereiken.”
Het PBL berekende de voetafdruk in termen van landgebruik en broeikasgasemissies voor die verschillende waarden. “Als je het doorrekent zie je dat dierlijke producten in totaal meer land gebruiken dan plantaardige producten. Dus minder dierlijke producten consumeren, minder vlees, zuivel en eieren, is wel een belangrijke factor.” Maar ook binnen plantaardige producten valt nog wat te winnen. “Koffie, alcohol en ook frisdrank maken een behoorlijk deel van de voetafdruk uit. Het zijn producten die niet nodig zijn voor onze gezondheid. Ook daar valt dus nog behoorlijk wat winst te halen”.
Een combinatie van minder voedsel verspillen en efficiënter en zorgvuldiger produceren levert nog meer op. “Als je een combinatie maakt kun je zien dat je ook met niet zulke hele grote veranderingen ten opzichte van nu, toch een behoorlijke daling in de voetafdruk kunt bereiken.” De Nederlandse voedselconsumptie kan met dergelijke combinaties de komende 10 tot 15 jaar met een derde dalen.
Koffie, alcohol en ook frisdrank maken een behoorlijk deel van de voetafdruk uit. Het zijn producten die niet nodig zijn voor onze gezondheidHoe verleid je de mensen om duurzamer te eten?
Consumptie is grotendeels gebaseerd op routine, zegt Muilwijk. “Mensen maken niet de hele dag door bewuste keuzes.” En daarom moet je volgens Muilwijk de verantwoordelijkheid niet alleen bij de consument leggen. “Die routines kun je beïnvloeden”. Muilwijk geeft daarvoor 3 focuspunten: verandering van de omgeving, verandering van de sociale betekenis van voedsel en verandering door het verbeteren van de vaardigheden van mensen.
Sturing
Een belangrijke rol is weggelegd voor de supermarkten, denkt Muilwijk. “Die kunnen zorgen dat bepaalde producten juist wel of niet verkocht worden”. Die verantwoordelijkheid is bij de supermarkten in goede handen. “We kunnen als maatschappij of politiek wel aan supermarkten vragen of ze dat willen doen”. Supermarkten kunnen ook de sociale betekenis van voedsel veranderen. “Wat ik zelf een mooi voorbeeld vindt is de Kerst Allerhande van afgelopen jaar. Normaal gesproken is een groot braadstuk van vlees het traditionele recept, nu was het een veganistisch recept. Dat is een mooi voorbeeld van sturing. De Kerst Allerhande is een veelgelezen magazine, dat geldt bijvoorbeeld ook voor de Hallo Jumbo.”
“Wat supermarkten bijvoorbeeld ook kunnen doen, is de vleesvervangers tussen het vlees leggen, of helemaal vooraan in de winkel.” Ook productlabels kunnen Nederlanders sturen in het maken van duurzamere keuzes. “Dat is ook een onderdeel van de voedselomgeving”. Muilwijk wijst op het initiatief van Milieu Centraal, dat een lijst van 10 topkeurmerken samenstelde.
Voor de horeca en voedingsmiddelenfabrikanten ziet Muilwijk eenzelfde verantwoordelijkheid tot sturing. “Voedingsmiddelenfabrikanten bepalen ook weer welke producten een supermarkt in het schap kan leggen.”
Als voorbeeld waarin het bedrijfsleven stappen in de goede richting zet, noemt Muilwijk de Green Protein Alliance. Een maatschappelijke beweging waarbij zowel supermarkten als voedingsmiddelenbedrijven zijn aangesloten met als doel het versnellen van de eiwittransitie in Nederland.
Culturele betekenis en voedselvaardigheden
Het onderwijs kan bijdragen door de culturele betekenis van voedsel uit te leggen en door voedselvaardigheden bij te brengen. “Van wat voor eten vinden we normaal om te eten tot wanneer heb je een gezonde avondmaaltijd gegeten. Net als hoe maak je een maaltijd klaar met plantaardige eiwitten. Dat zijn typische dingen die je in het onderwijs kunt adviseren.”
Boeren
Het bedrijfsleven kan niet alleen de consument helpen, maar ook de boeren. Ze kunnen boeren ondersteunen bij duurzaam produceren. “Zie de recente lancering van melk met een Beter Leven Keurmerk. Het hoeft hierbij niet alleen te gaan om een meerprijs voor een duurzamer product, maar bedrijven kunnen boeren ook helpen via kennisuitwisseling.”
Het PBL benadrukt dat alle partijen in het voedselsysteem onderling van elkaar afhankelijk zijn“Beperkte investeringsruimte, keuzes uit het verleden, er zijn allerlei redenen waardoor boeren de switch naar duurzamer produceren niet zo makkelijk maken. De voedingsmiddelenindustrie is hierin een belangrijke schakel, ze staan als het ware in het midden. Samen met de overheid spelen ze een cruciale rol.”
Het PBL benadrukt dat alle partijen in het voedselsysteem onderling van elkaar afhankelijk zijn. “Daarbij constateren we dat de partijen in het midden van de voedselketen, de supermarkten, horeca en voedingsmiddelenindustrie, dat die consumenten en boeren kunnen ondersteunen.”
En hoe zit het met de overheid?
“Die speelt ook een cruciale rol. Niet alleen de Rijksoverheid, maar ook de lokale overheden en de EU. Die bepalen samen de formele spelregels waaraan iedereen zich moet houden, bedrijven en consumenten. Ze beïnvloeden tegelijkertijd ook de informele spelregels.“
“Bovendien hebben ze ook de positie om bijvoorbeeld te zeggen ‘hallo supermarkten, voedingsmiddelenbedrijven en restaurants van Nederland. Komen jullie bij ons aan tafel zitten? Dan kunnen jullie vertellen wat jullie gaan doen en anders maken wij beleid en wetgeving.”
Gemeenten spelen ook een rol, dat is de plek waar de consumenten wonen en boodschappen doen. Er zijn al verschillende gemeenten actief met voedselbeleid en voedselonderwijs, ziet Muilwijk. “Soms zie je ook dat de provincie dit dan steunt.”
Dat zijn gewoon langzame processen. Dat betekent niet dat je er niks aan kunt doenEn het belasten van voedsel?
Het PBL onderzocht geen voedingstaks om gezondheidsredenen, wel met oogpunt de belasting op het milieu. “Uit het onderzoek komt naar voren dat je over het algemeen beter niet het eindproduct, het supermarktproduct, kunt belasten. Het is beter het begin van de productieketen aan te pakken, dus de grondstoffen en emissies.” Het idee hierachter is dat je de producent belast waardoor de keten geprikkeld wordt om te innoveren om hun milieubelasting te verlagen. “Dat kan alsnog resulteren in een duurder eindproduct, maar dan heb je als overheid wel een prikkel gegeven om het negatieve effect te verminderen.” Volgens Muilwijk is dit een typisch voorbeeld dat Europees geregeld moet worden. “Ook in verband met het level playing field.”
Aanpassen van Europees beleid kost wel tijd, geeft Muilwijk aan. “Dat zijn gewoon langzame processen. Dat betekent niet dat je er niks aan kunt doen.”
Trends
De afgelopen jaren ziet Muilwijk een lichte daling in de vleesconsumptie, al lijkt die daling de afgelopen 2 jaar juist ook weer te stagneren. “Tegelijkertijd is er toenemende mate aandacht in beleid voor de consumptie van dierlijke producten. Het kwam bijvoorbeeld al aan de orde in het 'dertigledendebat' in de Tweede Kamer over de krimp van de veestapel. Het is dus wel een onderwerp wat politiek leeft. Maar er zijn ook veel verschillende meningen over.”
Wat meer leeft, is de transitieagenda biomassa en voedsel, zegt Muilwijk. In 2050 wil de Rijksoverheid een omkering bereikt hebben in de verhouding plantaardige en dierlijke eiwitten in het dieet. Naar 40% dierlijk en 60% plantaardig. “Dus je ziet wel dat er in toenemende mate aandacht is en dat er voorzichtig beleidsdoelen komen. Tegelijkertijd zie je ook dat het politieke en maatschappelijke debat hier heel levendig over kan zijn. Daar hebben we die verschillende waarden weer. We zullen er met elkaar gewoon over moeten praten waar we als Nederland heen willen.”
Monitoring
Goede monitoring is van belang, maar die heeft Nederland op dit moment niet, zegt Muilwijk. “Dat is ook een van de conclusies in het rapport. Als je ambities aangaat dan is het ook wel handig om die tegelijkertijd bij te houden om te kijken of je ook in die richting beweegt. Muilwijk vindt dat dit een taak is van de overheid. “Die kan die informatie ook publiek toegankelijk maken. Dat zorgt voor transparantie waardoor ook het vertrouwen bij het publiek kan toenemen.”
“Wij denken dat bedrijven al heel veel gegevens hebben. Maar die zitten nu in private databases. Als je bij die informatie wilt komen moet je gewoon heel veel geld betalen.”
Ook al is onze boodschap niet altijd nieuw, het totale plaatje wordt gewaardeerd en voegt echt wat toeSpeelt het PBL hier ook nog een rol in?
Het is niet de rol van het PBL om concrete beleidsadviezen te geven. “Wij rafelen uiteen hoe het voedselsysteem in elkaar zit. De daadwerkelijke actie zit dan ook niet in het rapport, maar in het beleid dat overheden en bedrijven straks gaan voeren. Daar kijken we met veel belangstelling naar uit.”
“De mensen die zaten te wachten op oneliners zijn misschien teleurgesteld. Daar is het PBL niet van. Onze bijdrage is overzicht geven en wetenschappelijk gefundeerd analyseren hoe het in elkaar zit om op die manier de politieke besluitvorming te ondersteunen. Sommige boodschappen zijn dan misschien niet supernieuw. Maar de manier waarop we het als totale plaatje in kaart brengen, de feiten op een rij zetten en ook beargumenteren waarom we bepaalde dingen zo in elkaar zitten. Hoe we de context duiden. Dat wordt gewaardeerd en daarmee voegen we ook echt wat toe.”
Op de nieuwe themawebsite van het PBL staan voorbeelden van verschillende initiatieven die kunnen bijdragen aan een duurzamer voedselsysteem. Ook kun je er onder meer zien wat de verschillende waarden voor invloed hebben op de voetafdruk van het desbetreffende eetpatroon.
Aanstaande maandag 6 mei spreekt Hanneke Muilwijk tijdens de vierde en tevens laatste avond van It’s the Food, My Friend in de Rode Hoed in Amsterdam. Thema: Nieuwe voedseltrends (vegan, leefstijlgeneeskunde) en hun impact op onze gezondheid en ons landschap. Naast Hanneke Muilwijk spreken onder meer Hanno Pijl over voedsel en leefstijl als medicijn en Coosje Dijkstra over wat overheden, scholen en supermarkten kunnen doen.
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
Hadden we dit al niet besproken? Opgewarmd wordt het er zeker niet beter op.
Dan liever oneliners :-)
Dat klopt, Jan Peter. Daarom maar eens door naar de volgende fase waarin we de taboes benoemen.
Wouter v.d. Weijden en Bert van Ruitenbeek, vraag aan jullie: hoe moet het nu verder met deze wetenschap die zegt wat evident is en wijst naar ieders rol terwijl duidelijk is dat niemand die rol zo gaat nemen?
Jullie en jullie moderator hebben een verantwoordelijkheid in het gesprek over deze beleidsadviezen die de facto alleen in een DDR-achtige setting kunnen worden gerealiseerd, maar zeggen dat partijen en mensen het zelf moeten doen.
Dat is geen wetenschap, maar wensdenken. Het is ook geen deugdelijke beleidsondersteuning, want de adviezen zijn gespeend van basale commercieel-economische inzichten. Toch schijnt het basis voor beleid te zijn. Dat zou zomaar een bende van jewelste kunnen worden. Daar is niemand bij gebaat.
Ik vrees echter vooral dat zich hier een armoede van denken verraadt, cq. dat dit plandenken zich niet bewust is van de vraag die speelt: hoe realiseer je enthousiasme voor het goede in een vrije markt waarin gevestigde belangen een recht en positie hebben verworven en dat uiteraard doen gelden en waarin iedere nieuwkomer zich heel gemakkelijk (met allerlei simpel klinkende argumenten waarover je je van alles kunt afvragen) een positie kan verschaffen? Dat wordt domweg een strijd om centen in plaats van een strijd om het goede te bereiken. In dat echte goede zal dus ook niemand investeren. Behalve in de schijn dan.
Hoe moet dit verder?
Mag ik hier ook een oordeel over horen vanuit CBL en FNLI, want die worden immers aangesproken? Marc Jansen (CBL) en FNLI - Suzanne Rotteveel kom er maar in.
In de tekst valt me op dat prachtige voorbeeld van AH's vega-Kerst op. Het bedrijf deed het inderdaad (hoera, zegt het PBL), maar in werkelijkheid ontving het er karrevrachten kritiek op. Nou weet iedere marketeer dat een groot bedrijf liefst zo weinig mogelijk kritiek krijgt, want dat tikt echt flink door in je omzetten terwijl je marge maar 2% (tenderend naar lager op het moment). Dat laat je dus de volgende keer lekker weg. Hoezo hoera?
Hanneke Muilwijk heeft geen account. Daarom vraag ik Henk Westhoek van het PBL mee te willen lezen en eventuele opkomende vragen door te leiden naar de juiste personen binnen het Planbureau.
Na jaren van dwalingen groeit er toch een consensus dat we vaker plantaardig, minder bewerkt voedsel moeten eten en dat we het met al die reductionistische voedingswetenschap af en toe nodeloos gecompliceerd hebben gemaakt. En natuurlijk - andere draad- vega is ook bewerkt, maar voor verduurzaming en bewustwording heel relevant. Supermarkten zijn niet trendsettend, nooit geweest, maar worden gedwongen op de trends van onderop (onder andere bio/vega/dierenwelzijn) gesteund door NGO's toch te bewegen. Als je het over periode van paar decennia bekijkt is de verandering aanzienlijk, maar de urgentie is nog veel groter. Nu komt er telkens druk vanuit de medische wetenschap bij, vanuit longartsen, huisartsen en maandag spreekt Hanno Pijl. En de druk vanuit klimaatakkoord natuurlijk. De overheid ging zich er laatste decennia toe over om te spreken over de 'BV Nederland' en werd in plaats van bewaker van maatschappelijke waarden en belangen vooral schoothondje van het grote bedrijfsleven. Ook daarin zie je een kentering ontstaan, zowel VVD als CDA zijn zich ook weer aan het herbezinnen over postie ten opzichte van grote bedrijven etc. In die zin hebben debatten hun rol als we daar tenminste telkens nieuwe kennis kunnen bieden die invloed gaat hebben op ons bewustzijn en handelen. Hanno Pijl gaat daar zeker aan bijdragen, maar ook de onderzoeken vanuit Coosje Dijkstra over gezonde lunches op scholen zijn interessant. Ik ben al met al iets optimistischer dat we stapjes kunnen maken de komende jaren.
Het PBL is niet van de oneliners maar ondersteunt politieke besluitvorming met wetenschap’
Bij 't laatste woord van de kop van het stuk gaat 't fout bij 't PBL, zelden enige wetenschap te bespeuren, gewoon een rapportjes tik clubje dat de wens (lees conclusie rapport) aangeleverd krijgt door de politiek en zorgt dat daar een mooi rapportje naartoe geschreven wordt.
Wat me het meest tegenvalt van weer zo'n rapport - met inderdaad bekende stuff, niks verrassend, de supermarkt, consument en overheid moet het oplossen, echt? - is het enorme gebrek aan moed. Nergens staat dat het PBL zijn voortbestaan aan het plan vastknoopt. Dat zijn de oneliners waar ik op zit te wachten. Maar zullen ze zeggen dat dat niet hun taak en verantwoordelijkheid is.