Het verlies van biodiversiteit, de uitstoot van broeikasgassen, negatieve effecten op kwaliteit van bodem, lucht en water en dierenwelzijn. De productie van voedsel heeft een keerzijde omdat landbouw per definitie inbreuk maakt op de natuur. Hoe meer mensen, hoe groter dat effect wordt.

Om de druk op de leefomgeving te verkleinen, onderzocht het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) hoe overheden, bedrijfsleven en consumenten de boeren kunnen helpen om duurzamer, met minder impact op de biodiversiteit en het klimaat, produceren. Vandaag presenteert de Nederlandse overheidsinstantie de resultaten van hun studie ‘Dagelijkse kost, hoe overheden, bedrijfsleven en consumenten kunnen bijdragen aan een duurzaam voedselsysteem’. Het PBL nam het hele Nederlandse voedselsysteem onder de loep, van boer naar bord.

Waarden
Belangrijk is om rekening te houden met de waarden van consumenten, geeft het PBL aan. Want de ideeën, visies en wensen bij duurzaam voedsel verschillen per individu. Voor de een heeft het te maken met eerlijke handel en de leefbaarheid op het platteland. Voor een ander is voedselveiligheid en dierenwelzijn juist belangrijk. Al die waarden tegelijkertijd helemaal realiseren lukt niet; tussen al die waarden bestaat een trade-off. Een hoger dierenwelzijn of ruimte voor natuur in weiden en akkers staat bijvoorbeeld haaks op de efficiëntie van de productie en de beperking van het landgebruik. Met als gevolg hogere broeikasgasemissies en meer verlies van biodiversiteit.

Figuur 2.5 PBL Orde van grooe van landgebruik bij huidig menu van Nederlanders 2010

Aangrijpingspunten
Het rapport gaat uit van 4 aangrijpingspunten voor verandering: duurzamer eten, minder voedsel verspillen en duurzamer produceren in de vorm van efficiënter (minder hulpbronnen en grondstoffen gebruiken tijdens de productie van voedsel) en zorgvuldiger (de wijze van productie veranderen om negatieve effecten op dierenwelzijn en de lokale leefomgeving te verminderen). Deze aangrijpingspunten passen bij zowel voedselbeleid als landbouwbeleid, beide beleidstakken zijn dan ook nodig zegt het PBL. Ook is het dagelijkse kost, maatregelen moeten voor iedereen haalbaar en betaalbaar zijn.

Sleutelrol
Voor overheden is een sleutelrol weggelegd met zowel een formele als informele rol, stelt het PBL. Er is een 'systeembewust voedselbeleid' nodig, met in het achterhoofd het gegeven dat het voedselsysteem internationaal en complex is en bol staat van de conflicterende waarden. Het beleid moet heldere doelen hebben en een duidelijke visie die de korte en lange termijn met elkaar verbindt. Beleid dus, met andere woorden, dat een antwoord geeft op de vraag 'hoe kom je van A naar Z?' en dat niet alleen een mooie stip op de horizon is. De overheid moet de effecten monitoren en waar nodig bijsturen.

En nu dus samen doen. De vraag 'hoe dan?' is met dit rapport niet van tafel. Tussen A en Z staan ondanks dit mooie rapport vele belanghebbende posities en uiteenlopende verwachtingen over en weer over elkaars verantwoordelijkheden in de weg
Het huidige beleid gericht op voedselverspilling en beïnvloeden van het eetpatroon van consumenten mag van het PBL wat intensiever. Wet- en regelgeving die de verduurzaming van het landbouw- en voedselsysteem in de weg staan, zou door de EU en het Rijk aangepast mogen worden. Hierbij is het wel van belang dat de verschillende vormen van beleid een integraal geheel blijven vormen. Het PBL waarschuwt voor waterbedeffecten: het oplossen van het ene probleem en daardoor creëren van weer nieuwe.

Consumenten moeten hun eetpatroon aanpassen. Dat betekent gewoontes veranderen. En dat kun je niet in je eentje, zegt het PBL. De omgeving bepaalt immers wat je eet. Daarvoor is hulp nodig van supermarkten, horeca en voedingsmiddelenfabrikanten. Het vereist een gelijktijdige aanpak van de voedselomgeving, voedselvaardigheden en de culturele betekenis van voedsel.

Bovenwettelijke eisen
Ketenpartijen tonen met bovenwettelijke eisen aan leveranciers al initiatieven om de productie van voedsel te verduurzamen. Maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen beïnvloeden deze initiatieven. Het PBL ziet ook hier kansen voor overheden. Die kunnen dit proces versnellen door bijvoorbeeld richtinggevende overheidsvisies te formuleren en stakeholderdialogen te faciliteren.

Maar duurzaamheidsinitiatieven van ketenpartijen veranderen de randvoorwaarden van het landbouw- en voedselsysteem niet. Hiervoor ligt er expliciet een rol voor overheden volgens het Planbureau. “Het werken aan nieuwe randvoorwaarden en spelregels, zoals een ‘eerlijke prijs’ waarin effecten op gezondheid en leefomgeving zijn meegenomen of een duurzaam eetpatroon als nieuwe sociaal-culturele standaard, blijft belangrijk voor een duurzamer voedselsysteem op de lange termijn”, aldus het rapport.

PBL Figuur 3.1: Voetafdruk van Nederlandse voedselconsumptie


Website
Om te zien wat er met voedselbeleid bereikt kan worden, voerde het planbureau verschillende berekeningen uit van de land- en broeikasgasvoetafdruk. Ook bracht het PBL in kaart wat de effecten van het Nederlandse consumentengedrag zijn op de leefomgeving. De nieuwe website van het PBL die dat effect kwantitatief in kaart brengt, moet overheid, bedrijven en consumenten inzicht geven. Je kunt er je eigen voetafdruk berekenen. En zien wat verschillende waarden, bijvoorbeeld een duurzaam & gezond eetpatroon met verbeterd dierwelzijn, voor gevolgen hebben voor landgebruik en broeikasgasemissies. Met wat schuifjes en kliks zie je bijvoorbeeld dat voedselverspilling verminderen met 50% maar 3-4% effect heeft op de voetafdruk.

Het rapport verbindt de resultaten van verschillende deelonderzoeken met elkaar. Wie moet er nu iets mee? Iedereen kan er iets mee, zegt het PBL. Het ministerie van LNV, maar ook bedrijven en consumenten. Het biedt inzicht in de betekenis van elke stap. En nu dus samen doen. De vraag 'hoe dan?' is met dit rapport niet van tafel. Tussen A en Z staan ondanks dit mooie rapport vele belanghebbende posities en uiteenlopende verwachtingen over en weer over elkaars verantwoordelijkheden in de weg.
Dit artikel afdrukken