Normaal gaat 80% van al het voedsel dat Nederlandse boeren produceren naar het buitenland. Sinds een aantal weken is echter niets meer normaal. De horeca in binnen- en buitenland zijn gesloten, exportmarkten vallen deels weg. De sluiting van de Nederlandse horeca is voor boeren waarschijnlijk niet onoverkomelijk. Immers, de asperges en andere producten die je anders in een restaurant zou bestellen, kun je ook thuis eten. Supermarkten kunnen daarbij helpen met meer aandacht voor lokale producten. En boeren bedenken zelf ook creatieve en succesvolle oplossingen, zoals asperge-drive-throughs.

Dit waterbedeffect is een duivels dilemma
Het probleem van de weggevallen export is een stuk complexer. We gaan in Nederland niet opeens meer uit eten met z’n allen. Er blijft dus simpelweg voedsel over. Een sprekend voorbeeld zijn de frietaardappelen, die grotendeels bedoeld zijn voor buitenlandse horeca. Daar is maar liefst een miljoen ton van over. Dat is schrijnend voor de boeren die deze aardappelen met zorg hebben geteeld en hun inkomen nu zien verdampen.

Een logische reactie is dat je iets voor deze getroffen boeren wilt doen. Bijvoorbeeld met acties om de verkoop van frietaardappelen te stimuleren. Dat klinkt sympathiek en is het natuurlijk ook. Maar tegelijkertijd gaat het ten koste van de verkoop van gewone ‘tafelaardappelen’ en dus ten koste van het inkomen van andere boeren. Het is daarom terecht dat de overheid deze specifieke sector voor een deel compenseert. Maar hetzelfde probleem speelt ook bij andere producten. Als we in de supermarkt vis meer gaan promoten, brengen we de vleessector in de problemen. Dit waterbedeffect is een duivels dilemma.

De voedselketen moet antwoorden vinden op nieuwe vragen: Helpen we elkaar met aanbiedingen of juist niet? Is het verantwoord om komend jaar net zo veel te produceren als nu of moet het een tandje minder? En hoe komen in de corona-economie eerlijke en redelijke prijzen tot stand? Vast staat dat een deel van de oogsten dit jaar helaas verloren zal gaan. De vraag is wie voor de kosten moet opdraaien. De boeren zelf? De keten inclusief de consument? De overheid met gerichte financiële steun vanwege het belang van de agrarische sector voor onze economie en internationale positie?

Supermarkten doen wat ze kunnen om Nederlandse boeren te helpen, bijvoorbeeld door hun producten in het zonnetje te zetten. Maar dat is niet genoeg
Als het over geld gaat, wordt al gauw naar de supermarkten gekeken. Zeker nu de supermarkten door de hamsterwoede van consumenten hoge omzetten hebben gedraaid. Maar ook voor veel supermarkten is de coronacrisis onder aan de streep een kostenpost. De kosten voor honderden extra vrachtwagens en veel extra personeel, voor extra schoonmaak, veiligheidsmaatregelen en beveiliging lopen heel fors op. Die kosten accepteren we als branche, omdat we Nederland veilig van voedsel willen blijven voorzien. We zitten allemaal in deze crisis en iedereen draagt zijn steentje bij. Ook supermarkten. Maar supermarkten kunnen niet de last van de hele keten dragen.

De coronacrisis brengt ons een nieuwe economische werkelijkheid met nieuwe dilemma's. Supermarkten doen wat ze kunnen om Nederlandse boeren te helpen, bijvoorbeeld door hun producten in het zonnetje te zetten. Maar dat is niet genoeg. Voor evenwichtige oplossingen is een realistische dialoog nodig waarin alle partijen verantwoordelijkheid nemen.

Marc Jansen is directeur van het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel, de brancheorganisatie voor supermarkten.
Dit artikel afdrukken