Niet ver van Venray maakt het familiebedrijf Nijsen al zo'n 35 jaar veevoer, in eerste instantie voor varkens. En omdat het varken van oudsher een 'restjesverwerker' was, rolde Nijsen ook min of meer per ongeluk in de restverwerking van de voedselverwerkende industrie, vertellen Managing Director John Geurts en Business Development Manager Karel van der Velden van Nijsen. Zij zijn de gesprekspartners van Tiffany Tsui in het 14e Digital Food Webinar. Een jaar of 10 geleden maakten ze een strategische keuze: Nijsen streeft naar het veevoer met de laagste CO2-footprint ter wereld. En dat maken ze waar dankzij de inzet van data en artificial intelligence.
Jaarlijks verwerkt Nijsen zo'n 100.000 ton 'afval' uit de voedselverwerkende industrie tot veevoer, plus nog eens 60.000 ton aan bijproducten uit de landbouw. Het bedrijf transformeert een verbluffend scala aan voedselafval, variërend van gebroken koekjes tot snoep en noten tot circulair varkens- en kippenvoer. In tegenstelling tot concurrenten, die vanuit de vraag produceren en zelf bepalen hoeveel voorraad ze willen aanleggen en daar de benodigde ingrediënten voor bestellen, werkt Nijsen vanuit de reststromen die het bedrijf aangeleverd krijgt. In totaal draait het om zo'n 2.500 verschillende productstromen, ieder met een eigen verpakking die wordt afgeleverd in kratten, pallets of containers. De verpakkingsmaterialen verwerkt Nijsen ook. Daar wordt energie van gemaakt.
400.000 tot 500.000 kilo per dag
Omdat het om 'verse' producten gaat, moet Nijsen al die verschillende inputstromen snel en efficiënt kunnen verwerken, de houdbaarheid vermindert zienderogen. Daar is automatisering onmisbaar bij, niet alleen met het oog op de traceerbaarheid maar ook om de juiste verwerkingsbeslissingen te kunnen nemen. Dagelijks komt zo'n 400.000 tot 500.000 kilo in heel verschillende batches binnen, een uiterst complex proces. Eigenlijk is het enige dat onomstotelijk vaststaat het eindproduct dat Nijsen voor zijn klanten maakt: mengvoer.
Onmogelijk om die variatie aan inputgegevens te kunnen managen zonder data. Het toekomstideaal: de 'Autonomous Factory', een human free-fabriek die data driven kan draaien en voor elke klant meetbare resultaten levert. "Onze klanten willen geen dingetjes of diensten, maar resultaten," zegt Van der Velden dan ook. "Het gaat om een 'outcome economy', een data-driven economisch model dat gebaseerd is op duurzame waardecreatie." Niet meer in ketens denken, maar in gesloten cirkels, Value Cirkels, die gebouwd zijn op wederzijds vertrouwen.
From feed company to data driven company creating closed loops
Veevoer met de laagste carbon footprint ter wereld
Inmiddels acht jaar geleden verlegde Nijsen zijn focus. Het bedrijf wilde veevoer met de laagste koolstofvoetafdruk ter wereld kunnen maken. Dat betekende een verschuiving van het business model. De traditionele primaire klant van een voerbedrijf is de boer. De beslissing en ambitie van Nijssen richtte het bedrijf op de hele supply chain als een ecosysteem. Het bedrijf verwerkt de resten van fabrikanten en supermarkten, maak daar veevoer van dat vervolgens vleesproducten voor diezelfde fabrikanten en winkeliers wordt. Daarmee kan het de CO2 footprint van elke schakel in die keten verlagen, zoals overheden, NGO's en klanten willen. "Wij staan aan het begin van de keten naar de retailer," zegt John Geurts. En daarom is Nijsen ook heel goed gepositioneerd om met meetbare resultaten de koolstofvoetafdruk in de keten te reduceren.
Circulair veevoer
Met het concept van circulair veevoer kan Nijsen de scope 3-emissies theoretisch tot nul terug brengen. Juist Nederland, met zijn grote voedselverwerkende industrie, biedt volop kansen om vlees en eieren te produceren met voer dat niet meer geteeld wordt op akkers. Nederland - maar hetzelfde geldt voor Vlaanderen - kan een belangrijke producent worden van akkerloos dierlijk eiwit voor lokale consumptie. Als je immers dieren kunt voeden met reststromen in plaats van geïmporteerde soja en granen, en bovendien de mest uit de veehouderij kunt gebruiken voor de eigen productie, ontstaat een voedselsysteem dat zowel CO2-emissies als voedselverspilling vermindert en bovendien nuttige mest oplevert voor de teelt van boerenkool, aardappelen, sla, tarwe, rogge en gerst.
Zo'n systeem kloppend rondzetten, lukt niet zonder data of artificiële intelligentie als je er ook transparant over wilt communiceren met afnemers als verwerkers en retailers of consumenten Daarvoor is circulair veevoer een te complex issue.
Drie datastromen
Om je claims waar te maken, moet je ze kunnen onderbouwen, zegt Karel van der Velden. Dus je moet beginnen met het verzamelen van data op de boerderij. Daarbij speelt de bestaande technologie van de oormerken een grote rol. Dat geeft informatie over het dier, wat er met zo'n dier gebeurt en de omgeving waarin het gehouden wordt. Met die data kun je niet alleen koolstofvoetafdrukken berekenen, maar ook de boer helpen zijn management te verbeteren, bijvoorbeeld met precision farming of het optimaliseren van zijn processen op basis van de data die hij uit sensoren en tags al heeft.
De tweede belangrijke datastroom zijn de grondstoffen. Om de scope-3 impact van het voer van Nijsen te bepalen, moet het bedrijf weten welke grondstoffen het gebruikt en hoe die tot stand gekomen zijn. Iedere grondstof heeft immers een bepaalde CO2-footprint die afhankelijk is van de stappen die nodig zijn om tot het eindproduct te komen. Denk aan ploegen, zaaien, mesten, irrigeren, oogsten en de hoeveelheid energie die daarvoor nodig is. En denk vervolgens aan de verwerkingstappen, bijvoorbeeld van het malen van meel tot het bakken van brood. Het deel van de opbrengst dat bestemd is voor menseneten heeft een hogere waarde dan de bijproducten die bestemd zijn voor veevoer. Data houden die twee gebruiksdoelen uit elkaar.
De derde datastroom is het uiteindelijke 'menu' dat de dieren voorgeschoteld krijgen. Veevoerproducenten als Nijsen stemmen hun voer precies af op wat dieren nodig hebben aan voedingsstoffen. Een boer kan wel 7 of 8 soorten voer aan zijn varkens voeren, afhankelijk van hun levensfase. Om te kunnen garanderen dat het veevoer aan al die behoeften voldoet, moet Nijsen de binnenkomende grondstoffen op hun voedingswaarde analyseren en testen. Niet alleen in het laboratorium, maar ook bij levende dieren test Nijsen hoe is de vertering en opname van voedingsstoffen verloopt
Op basis van een tabel met alle voedingsdata en nutriëntengegevens wordt vervolgens de uiteindelijke voermix samengesteld. Als in een voer 35% tarwe zit, valt die voedingskundig uit elkaar in wel 80 nutriënten met alle data daarvan die bepalend zijn voor de vaststelling van de CO2-footprint.
"Om een vleesbig van 25 kilo (het gewicht waarop het bij de boer aankomt vanaf de biggenfokker) naar 95 kilo slachtgewicht te krijgen," zegt Van der Velden, "hebben we 4 verschillende voermixen vergeleken. Brijvoer (natvoer), traditioneel varkensvoer met soja, reststromenvoer met soja en reststromenvoer zonder soja. Elk heeft een verschillende CO2-footprint. De klimaatimpact van het traditionele voer kwam uit op 217 kilo CO2-uitstoot. Het circulaire voer zonder soja op 102 kilo. Alleen al het voer dat je als boer gebruikt, kan dus een verschil van ruim 100 kilo CO2-uitstoot maken."
En daar is het Nijsen om te doen. Door dieren circulair te voeren, kan de CO2-impact van dierlijke producten met ongeveer de helft verminderd worden. Van der Velden: "Het gaat om de vraag hoe kunnen we de voedselproductie zo efficiënt mogelijk maken maar vooral over wat kunnen WIJ daaraan bijdragen." Geurts vult aan: "We blijven maar praten over ketens, terwijl we het over circulair moeten hebben. Als we de supply chain echt circulair maken, creëert die waarde voor zichzelf en gaat iedereen erop vooruit."
De strijd om de reststromen
Reststromen zijn niet onbeperkt. Dat betekent dat de hoeveelheid dierlijke producten die er CO2-gunstig mee geproduceerd kunnen worden gelimiteerd zijn. Daar komt nog eens bij dat de concurrentie om de reststromen en bijproducten is losgebarsten. Bedrijven willen ze - zeker na de gascrisis van 2021 - graag inzetten vergisten of als biomassa inzetten in de energievoorziening. Bovendien zijn er initiatieven om er direct weer humaan voedsel van te maken, bijvoorbeeld in de vorm van koekjes van bierbostel of vers brood dat gebakken wordt met toevoeging van oud. Dat gaat direct van afvalstroom werd naar de bakkerij.
Daarom kijkt Nijsen naar manieren om onbenutte, laagwaardige, stromen alsnog te kunnen upcyclen tot diervoeders. Zo werd bijvoorbeeld 30 jaar geleden, na de gekke koeienziekte-uitbraken, diermeel verboden in veevoer. Nijsen onderzoekt nu of bepaalde reststromen met nutritionele kwaliteiten toch in de veevoerketen gebruikt kunnen worden.
Vis uit de luchtwasser en afgekeurde Haribo's
Een ander voorbeeld is de eiwittransitie. In een kleinschalige pilot werkt Nijsen aan het produceren van zogeheten single cell proteins. Van een kwalitatief laagwaardig afvalproduct, 'luchtwasserwater' uit een varkensstal waar stikstof in zit, wordt samen met koolstof uit afgekeurde snoepjes (denk aan Haribo's) en siroop - vol suikers - eiwitten gemaakt die kwalitatief even goed zijn als viseiwitten. Maar dan zonder dat er een vis aan te pas komt. En ook belangrijk: lokaal. Want hoe meer je lokaal verwerkt, des te kleiner de impact.
Van kostenpost naar business model
CO2-reductie is op dit moment de belangrijkste motivator voor de klanten van Nijsen. Ze moeten van de wetgever hun uitstoot terugdringen. Jammer eigenlijk, want het business model van deze bijzondere voerfabriek is dus een eigenlijk een kostenpost, in plaats van een positief productieproces dat bijvoorbeeld vis zonder vangst en leed produceert.
Een paar miljoen aan free publicity
De typische klant van Nijsen is niet langer alleen de varkenshouder of kippenboer. Ook de retailers, voedselverwerkers en out-of-home bedrijven kunnen nieuwe waarde creëren op basis van de datastromen. Het mooiste voorbeeld? "De producent van het duurzaamste ei ter wereld - Kipster - rekende uit dat hij €3 miljoen aan free publicity te danken had aan ons circulaire voer," zegt Geurts niet zonder trots.
Dit artikel afdrukken
400.000 tot 500.000 kilo per dag
Omdat het om 'verse' producten gaat, moet Nijsen al die verschillende inputstromen snel en efficiënt kunnen verwerken, de houdbaarheid vermindert zienderogen. Daar is automatisering onmisbaar bij, niet alleen met het oog op de traceerbaarheid maar ook om de juiste verwerkingsbeslissingen te kunnen nemen. Dagelijks komt zo'n 400.000 tot 500.000 kilo in heel verschillende batches binnen, een uiterst complex proces. Eigenlijk is het enige dat onomstotelijk vaststaat het eindproduct dat Nijsen voor zijn klanten maakt: mengvoer.
Onmogelijk om die variatie aan inputgegevens te kunnen managen zonder data. Het toekomstideaal: de 'Autonomous Factory', een human free-fabriek die data driven kan draaien en voor elke klant meetbare resultaten levert. "Onze klanten willen geen dingetjes of diensten, maar resultaten," zegt Van der Velden dan ook. "Het gaat om een 'outcome economy', een data-driven economisch model dat gebaseerd is op duurzame waardecreatie." Niet meer in ketens denken, maar in gesloten cirkels, Value Cirkels, die gebouwd zijn op wederzijds vertrouwen.
Veevoer met de laagste carbon footprint ter wereld
Inmiddels acht jaar geleden verlegde Nijsen zijn focus. Het bedrijf wilde veevoer met de laagste koolstofvoetafdruk ter wereld kunnen maken. Dat betekende een verschuiving van het business model. De traditionele primaire klant van een voerbedrijf is de boer. De beslissing en ambitie van Nijssen richtte het bedrijf op de hele supply chain als een ecosysteem. Het bedrijf verwerkt de resten van fabrikanten en supermarkten, maak daar veevoer van dat vervolgens vleesproducten voor diezelfde fabrikanten en winkeliers wordt. Daarmee kan het de CO2 footprint van elke schakel in die keten verlagen, zoals overheden, NGO's en klanten willen. "Wij staan aan het begin van de keten naar de retailer," zegt John Geurts. En daarom is Nijsen ook heel goed gepositioneerd om met meetbare resultaten de koolstofvoetafdruk in de keten te reduceren.
Scope 1, 2 en 3
Een korte opfrisser: alles wat een retailer of producent zelf kan beïnvloeden aan CO2-emissies valt in scope 1 (denk aan de fossiele brandstof waarop het machinepark draait of juist de elektrisering daarvan). De koolstofuitstoot van de logistieke keten valt onder scope 2, en de CO2-emissies van de toeleveranciers in de keten zijn scope 3. Van de uitstoot van een retailer is 75% scope 3. Tel daarbij op dat het voedselsysteem goed is voor een kwart van de wereldwijde koolstofuitstoot en dat dierlijke productie voor 15% op de rol staat, en het belang van emissiereductie is duidelijk.
Een korte opfrisser: alles wat een retailer of producent zelf kan beïnvloeden aan CO2-emissies valt in scope 1 (denk aan de fossiele brandstof waarop het machinepark draait of juist de elektrisering daarvan). De koolstofuitstoot van de logistieke keten valt onder scope 2, en de CO2-emissies van de toeleveranciers in de keten zijn scope 3. Van de uitstoot van een retailer is 75% scope 3. Tel daarbij op dat het voedselsysteem goed is voor een kwart van de wereldwijde koolstofuitstoot en dat dierlijke productie voor 15% op de rol staat, en het belang van emissiereductie is duidelijk.
Circulair veevoer
Met het concept van circulair veevoer kan Nijsen de scope 3-emissies theoretisch tot nul terug brengen. Juist Nederland, met zijn grote voedselverwerkende industrie, biedt volop kansen om vlees en eieren te produceren met voer dat niet meer geteeld wordt op akkers. Nederland - maar hetzelfde geldt voor Vlaanderen - kan een belangrijke producent worden van akkerloos dierlijk eiwit voor lokale consumptie. Als je immers dieren kunt voeden met reststromen in plaats van geïmporteerde soja en granen, en bovendien de mest uit de veehouderij kunt gebruiken voor de eigen productie, ontstaat een voedselsysteem dat zowel CO2-emissies als voedselverspilling vermindert en bovendien nuttige mest oplevert voor de teelt van boerenkool, aardappelen, sla, tarwe, rogge en gerst.
Zo'n systeem kloppend rondzetten, lukt niet zonder data of artificiële intelligentie als je er ook transparant over wilt communiceren met afnemers als verwerkers en retailers of consumenten Daarvoor is circulair veevoer een te complex issue.
Drie datastromen
Om je claims waar te maken, moet je ze kunnen onderbouwen, zegt Karel van der Velden. Dus je moet beginnen met het verzamelen van data op de boerderij. Daarbij speelt de bestaande technologie van de oormerken een grote rol. Dat geeft informatie over het dier, wat er met zo'n dier gebeurt en de omgeving waarin het gehouden wordt. Met die data kun je niet alleen koolstofvoetafdrukken berekenen, maar ook de boer helpen zijn management te verbeteren, bijvoorbeeld met precision farming of het optimaliseren van zijn processen op basis van de data die hij uit sensoren en tags al heeft.
De tweede belangrijke datastroom zijn de grondstoffen. Om de scope-3 impact van het voer van Nijsen te bepalen, moet het bedrijf weten welke grondstoffen het gebruikt en hoe die tot stand gekomen zijn. Iedere grondstof heeft immers een bepaalde CO2-footprint die afhankelijk is van de stappen die nodig zijn om tot het eindproduct te komen. Denk aan ploegen, zaaien, mesten, irrigeren, oogsten en de hoeveelheid energie die daarvoor nodig is. En denk vervolgens aan de verwerkingstappen, bijvoorbeeld van het malen van meel tot het bakken van brood. Het deel van de opbrengst dat bestemd is voor menseneten heeft een hogere waarde dan de bijproducten die bestemd zijn voor veevoer. Data houden die twee gebruiksdoelen uit elkaar.
De derde datastroom is het uiteindelijke 'menu' dat de dieren voorgeschoteld krijgen. Veevoerproducenten als Nijsen stemmen hun voer precies af op wat dieren nodig hebben aan voedingsstoffen. Een boer kan wel 7 of 8 soorten voer aan zijn varkens voeren, afhankelijk van hun levensfase. Om te kunnen garanderen dat het veevoer aan al die behoeften voldoet, moet Nijsen de binnenkomende grondstoffen op hun voedingswaarde analyseren en testen. Niet alleen in het laboratorium, maar ook bij levende dieren test Nijsen hoe is de vertering en opname van voedingsstoffen verloopt
Op basis van een tabel met alle voedingsdata en nutriëntengegevens wordt vervolgens de uiteindelijke voermix samengesteld. Als in een voer 35% tarwe zit, valt die voedingskundig uit elkaar in wel 80 nutriënten met alle data daarvan die bepalend zijn voor de vaststelling van de CO2-footprint.
Als we de supply chain echt circulair maken, creëert die waarde voor zichzelf en gaat iedereen erop vooruit100 kilo verschil in CO2-uitstoot per big
"Om een vleesbig van 25 kilo (het gewicht waarop het bij de boer aankomt vanaf de biggenfokker) naar 95 kilo slachtgewicht te krijgen," zegt Van der Velden, "hebben we 4 verschillende voermixen vergeleken. Brijvoer (natvoer), traditioneel varkensvoer met soja, reststromenvoer met soja en reststromenvoer zonder soja. Elk heeft een verschillende CO2-footprint. De klimaatimpact van het traditionele voer kwam uit op 217 kilo CO2-uitstoot. Het circulaire voer zonder soja op 102 kilo. Alleen al het voer dat je als boer gebruikt, kan dus een verschil van ruim 100 kilo CO2-uitstoot maken."
En daar is het Nijsen om te doen. Door dieren circulair te voeren, kan de CO2-impact van dierlijke producten met ongeveer de helft verminderd worden. Van der Velden: "Het gaat om de vraag hoe kunnen we de voedselproductie zo efficiënt mogelijk maken maar vooral over wat kunnen WIJ daaraan bijdragen." Geurts vult aan: "We blijven maar praten over ketens, terwijl we het over circulair moeten hebben. Als we de supply chain echt circulair maken, creëert die waarde voor zichzelf en gaat iedereen erop vooruit."
De strijd om de reststromen
Reststromen zijn niet onbeperkt. Dat betekent dat de hoeveelheid dierlijke producten die er CO2-gunstig mee geproduceerd kunnen worden gelimiteerd zijn. Daar komt nog eens bij dat de concurrentie om de reststromen en bijproducten is losgebarsten. Bedrijven willen ze - zeker na de gascrisis van 2021 - graag inzetten vergisten of als biomassa inzetten in de energievoorziening. Bovendien zijn er initiatieven om er direct weer humaan voedsel van te maken, bijvoorbeeld in de vorm van koekjes van bierbostel of vers brood dat gebakken wordt met toevoeging van oud. Dat gaat direct van afvalstroom werd naar de bakkerij.
Daarom kijkt Nijsen naar manieren om onbenutte, laagwaardige, stromen alsnog te kunnen upcyclen tot diervoeders. Zo werd bijvoorbeeld 30 jaar geleden, na de gekke koeienziekte-uitbraken, diermeel verboden in veevoer. Nijsen onderzoekt nu of bepaalde reststromen met nutritionele kwaliteiten toch in de veevoerketen gebruikt kunnen worden.
Vis uit de luchtwasser en afgekeurde Haribo's
Een ander voorbeeld is de eiwittransitie. In een kleinschalige pilot werkt Nijsen aan het produceren van zogeheten single cell proteins. Van een kwalitatief laagwaardig afvalproduct, 'luchtwasserwater' uit een varkensstal waar stikstof in zit, wordt samen met koolstof uit afgekeurde snoepjes (denk aan Haribo's) en siroop - vol suikers - eiwitten gemaakt die kwalitatief even goed zijn als viseiwitten. Maar dan zonder dat er een vis aan te pas komt. En ook belangrijk: lokaal. Want hoe meer je lokaal verwerkt, des te kleiner de impact.
Van kostenpost naar business model
CO2-reductie is op dit moment de belangrijkste motivator voor de klanten van Nijsen. Ze moeten van de wetgever hun uitstoot terugdringen. Jammer eigenlijk, want het business model van deze bijzondere voerfabriek is dus een eigenlijk een kostenpost, in plaats van een positief productieproces dat bijvoorbeeld vis zonder vangst en leed produceert.
Een paar miljoen aan free publicity
De typische klant van Nijsen is niet langer alleen de varkenshouder of kippenboer. Ook de retailers, voedselverwerkers en out-of-home bedrijven kunnen nieuwe waarde creëren op basis van de datastromen. Het mooiste voorbeeld? "De producent van het duurzaamste ei ter wereld - Kipster - rekende uit dat hij €3 miljoen aan free publicity te danken had aan ons circulaire voer," zegt Geurts niet zonder trots.
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 4 juni krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 4 juni krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
Als het aan de insectenburgers en vleesvrije wereld gekkies ligt kunnen ze wel opdoeken.........
De manieren om de koolstofleugen te gebruiken om nieuwe economische activiteiten en -markten te ontwikkelen zijn schier eindeloos. Precies volgens de bedoeling. Van oudsher mag het varken dan wel een ‘restjesverwerker’ zijn, maar vergeet dan niet in ogenschouw te nemen dat die oudsher-restjes een andere samenstelling hadden dan de huidige. Een gezondere ook.
Wat er in gaat komt er ook weer uit. Koek, snoep, kwalijke E-nummers, MSG, suiker, HFSC, linolzuur gaan met de karbonades en vleeswaren weer even vrolijk bij de ‘duurzame’ en bange deugmens naar binnen. Tot 2031 en daarna krijgen wij andere koek.
Theo, ik snap eerlijk gezegd ook niet waarom weggeooid of doorgedraaid voedsel 'tot voer verwerkt' moet worden. De mensen die, zeker in vroeger tijden, 1 of enkele varkens of geiten in hun tuin(tje) hadden staan, gooiden de restanten gewoon in de voerbakken.
Wellicht bestonden er toen nog niet allerhande koekjes enz die in een fabriek met allerlei onnodige hulpmiddelen zodat het niet(snel) bederft gemaakt worden en was het voornamelijk groente, fruit en brood afval?
Ik heb iig nog nooit gehoord van een epidemie onder varkens oid destijds(lang geleden) bij de boeren dat ze massaal doodgingen door het voer. Nu moet het eerst verwerkt worden tot, ja wat, een vieze drab? zodat ze mogen slobberen ipv kauwen ofzo?
De varkens worden iig goed vet van onze koek en cake resten, maar dat zie je niet echt terug in het vlees, want de speklappen zijn maar magertjes....
Astrid, wat Nijssen doet is, wat stedelingen en boeren al honderden jaren doen: wat over is, gaat naar het varken:
- de mest gebruik je voor de moestuin
- het varken laat je groot worden
- als het groot is en niet meer verder groeit, slacht je het
- je maakt het in tot vleeswaar en eet er kort na de slacht goed van
De moderne versie daarvan zie je hierboven.
En als je het niet wilt doen om de koolstof, zoals Theo, dan doe je het om zo weinig mogelijk land te gebruiken. Het is immers geen leugen dat een hoog landgebruik onze leefomgeving en de schoonheid daarvan aantast.
Schoonheid en leefomgeving aantasten doen die hoog landgebruik windmolens en zonnevelden inderdaad. Gezondheid ook; tijdens de corona plandemie hielden de huisartsen zich doodstil, maar nu schreeuwen ze wel moord en brand dat 30% van hun patiënten door het dolle is van die verdienmolens.
Goed dat er dan ook steeds meer weerstand tegen ontstaat. Onze kinderen en kleinkinderen zullen het in de toekomst zelfs onverantwoordelijk vinden als ze er uiteindelijk achter zijn gekomen hoe ze door de ‘gesettelde’ wetenschap voor het lapje zijn gehouden.