Deze omslag in de waardering voor voeding in met name de westerse wereld lijkt onstuitbaar. Grote voedingsreuzen willen hun klimaatdoelstellingen halen en schroeven als gevolg daarvan de eisen voor de CO2-uitstoot van hun ingekochte goederen steeds verder op.

Niet slechts bureaucratisch
Dit is misschien deels een bureaucratische oefening, waarbij feiten in een zo gunstig mogelijk daglicht worden gesteld, maar toch letten de Nestlé's en Unilevers van deze wereld steeds meer op de footprint van aangevoerde bronnen (van zowel de boerderij als daarvoor, Tier-3 of scope 3-emissies, zoals dat in jargon heet). Grote zuivelbedrijven, zoals Arla, FrieslandCampina, maar ook middelgrote als Vreugdenhil Dairy Foods en A-ware, hebben er inmiddels ervaring mee.

Voor boeren, maar ook voor overheden is het wennen. Voor de laatsten misschien nog wel het meest, want al hebben zij mede het voortouw bij nieuw klimaatbeleid, is het de vraag of de praktische uitvoering van het beleid nog wel aansluit bij richting die nu wordt ingezet. Wat heeft de omslag bijvoorbeeld voor gevolgen voor zaken als weidegang, uitloop van dieren, grondgebondenheid en andere bekende beleidsankers?

Kringloopwijzer
Melkveehouders krijgen met de omslag te maken via de Kringloopwijzer (KLW) en de productie voor specifieke melkstromen. Bij de KLW is het misschien nog niet voor iedereen duidelijk waar het invullen van alle getallen in dit programma toe leidt. De KLW levert de boer managementinformatie, maar geeft – hem en derden - ook zicht op de mineralen-aan- en afvoer en op de berekende emissie per geproduceerde kilo meetmelk. Onder andere via verbruik van voer, kunstmest, brandstof en het verdere energieverbruik. Het emissiegetal wordt in de komende jaren steeds belangrijker. Zie daarvoor onder meer de huidige actie van de Nevedi (veevoerfabrikanten) en de KLW om ontbrekende aanvoergegevens over 2023 nog binnen te halen bij melkveehouders (lees meer in het kader).

Zuivelindustrie telt meer CO2-emissie dan veevoerindustrie: Wat klopt er niet?
De melkveehouderij werkt al een aantal jaren met de Kringloopwijzer (KLW). Veehouders worden via de leveringsvoorwaarden van de zuivel verplicht deze in te vullen, omdat het inzicht geeft in de bedrijfsemissies. Daarbij wordt de uitstoot naar de lucht, de CO2-footprint steeds belangrijker. Ook voor de meekijkende overheid, maar in eerste instantie voor de verwerkers.

De kringloop moet kunnen worden rond gerekend. Dat betekent voor veevoer bijvoorbeeld dat de CO2-voetafdruk van alle melkveevoer bij aflevering aan boerenbedrijven(ruwweg) hetzelfde moet zijn als het hetgeen de zuivelbedrijven via de KLW terug kunnen rekenen. Want, wat erin gaat, zou er ook uit moeten komen. In de sectorraad melkvee van de Nevedi van 12 maart is evenwel geconstateerd dat deze som niet klopt. Dit blijkt uit een mailing die in handen is van Boerenbusiness.

De zuivelindustrie telt via de melk meer CO2-emissie uit veevoer dan de veevoerindustrie heeft opgegeven. De veevoerindustrie probeert er nu achter te komen waar de ontbrekende veevoer-CO2 vandaan komt. Het lijkt geen eenvoudige opgave, want boeren ondervragen is niet de bedoeling. Maar het is wel een vraag: kopen boeren bijvoorbeeld stilletjes extra veevoer aan van over de grens, of wordt er anders iets niet geregistreerd? Bekend is ook dat bepaalde bedrijfsvormen, met name de extensievere, minder goed kunnen worden nagerekend. Een fout in de berekeningswijze zou ook nog kunnen, maar dat wordt voor minder waarschijnlijk gehouden.


Pensfermentatie grootste emissiebron
De meeste CO2-emissie (feitelijk methaan) komt voor rekening van pensfermentatie bij koeien. Bij proefbedrijf De Marke ging het in 2022 om zo'n 48%. Daar vallen vanzelf de grootste emissiereducties te behalen, bijvoorbeeld met methaanremmers zoals Bovaer, Silvaer of middelen uit zeewier, maar die worden in Nederland niet gebruikt. Daarna volgen emissies uit aanvoerbronnen en vervolgens die uit de mestkelder en -opslag.

LCA's voor voer en energie
Aan veevoer, kunstmestgebruik, mechanisatie en energieverbruik worden ondertussen ook emissiefactoren gehangen. Dat gebeurt met behulp van een levenscyclusanalyse (LCA). Tal van adviesbureaus en data-dienstverleners hebben zich op deze markt gestort en rekenen per product uit wat de emissiefactor ervan is. In de veehouderij heeft de mengvoerindustrie zich als eerste gestort op de LCA-markt. Nevedi heeft daarvoor al een aantal jaren geleden Bureau Blonk ingeschakeld. Dit bureau is inmiddels overgenomen door de Franse datareus Merieux, maar dit bedrijf maakt ook niet zelf alle berekeningen en formules. Merieux koopt onder meer weer data in van het Zwitserse Ecoinvent.

Data beperkt delen
Dit soort bureaus hebben voor alle mogelijke soorten voedermiddelen emissieberekeningen gemaakt met behulp van een LCA, uitgaande van gemiddelden bij de teelt en productie, verwerking en het vervoer daarvan naar Europa, of naar een bepaalde fabriek. De uitkomsten mogen vaak niet (breed) gedeeld worden, want ze zijn het verdienmodel van het databureau. De meeste afnemers nemen daar genoegen mee, want het loont vaak niet om zelf een gevalideerde berekening te maken.

Vrijheid grote stromen
Alleen voor de meest gebruikte grondstoffen worden soms wel eigen berekeningen gemaakt. Dat is ook wat de meeste Nederlandse mengvoerbedrijven doen. Voor de qua volume kleinere grondstoffen kopen ze LCA-data in, voor veelgebruikte grondstoffen, zoals soja, (korrel)maisproducten en nog een paar grondstoffen worden eigen gegevens ingezet. Voor producten van eigen (primaire) bedrijf, zoals gras en maïs, wordt teruggevallen op standaarduitkomsten.

Voor de Nederlandse melkveehouderij (of een andere sector) kan met name het gebruik van standaardgegevens onvoordelig zijn, omdat ze mogelijk geen rekening houden met de extra efficiëntie van de Nederlandse sector ten opzichte van bijvoorbeeld het Europese gemiddelde.

Toch zal de melkveehouderij de komende jaren steeds meer worden geconfronteerd met de gewenste verlaging van de CO2-voetafdruk van melk, en daardoor met de inzet van zo veel mogelijk producten en 'inputs' met een zo gunstig mogelijke LCA
Emissie-smaken
Ieder afzonderlijk zullen de meeste productspecifieke LCA's vrij weinig invloed hebben op de CO2-footprint van bijvoorbeeld een kilo melk of een ton melkpoeder. Samen genomen wordt het een ander verhaal.

De totale CO2-voetafdruk van een product is overigens niet slechts een simpele optelsom van alle factoren die enige invloed hebben. Er wordt ook onderscheiden of de emissies gebonden zijn aan een bepaalde activiteit. Ze kunnen biogeen zijn, gebonden aan fossiele emissies of aan (verandering in) landgebruik. Vooral de tweede en derde categorie is impopulair bij afnemers.

GWP
Beperking van de CO2-uitstoot wordt van belang gevonden vanwege zorg over de opwarming van de aarde. Methaan wordt als een stuk erger ingeschat dan kooldioxide. Daarom is het opwarmingseffect, het global warming potential (GWP), erg belangrijk. Daarvoor was een herziening door het IPPC van methaan in 2022 erg belangrijk. Die verlaagde toen het GWP van methaan van 34 naar 27. Dat geeft – op papier – natuurlijk meer klimaatwinst dan een gunstigere footprint voor bijvoorbeeld cichoreipulp.

Toch zal de melkveehouderij de komende jaren steeds meer worden geconfronteerd met de gewenste verlaging van de CO2-voetafdruk van melk, en daardoor met de inzet van zo veel mogelijk producten en 'inputs' met een zo gunstig mogelijke LCA.

Dit artikel maakt deel uit van de contentsamenwerkimg tussen Boerenbusiness en Foodlog.
Dit artikel afdrukken