In deze serie zijn al de nodige definities van biodiversiteit gegeven. Die hoeven we niet te herhalen. Als landbouwkundigen, beginnen wij met een definitie van landbouw.

Landbouw, agri-cultuur, is een menselijke activiteit waarin land wordt bewerkt om gewassen te telen en/of waarbij dieren worden gehouden, om daarmee voedsel en grondstoffen te produceren voor menselijk gebruik.

Landbouw is historisch gezien per definitie een ingreep in de natuurlijke omgeving. in de buurt van Swifterbant, vlakbij de huidige Boerderij van de Toekomst, vestigden zich de eerste jagers, vissers en verzamelaars die begonnen met kleine akkers op de rivierduinen van de IJsseldelta. Ze zetten de natuurlijke omgeving naar hun hand. Ze oogstten niet alleen van wat ze verzamelden, ze aten niet alleen dieren die ze in het wild tegen kwamen, maar ze plantten gewassen op een veldje en hielden dieren binnen een omheining. Door de kleinschaligheid had dit relatief weinig impact op de natuurlijke omgeving.

Bodem en water sturend bij de inrichting van Flevoland
De prehistorische nederzettingen van de Swifterbantcultuur zijn na verloop van tijd weer verlaten. Na vele eeuwen waarbij de Zuiderzee een kleipakket afzette op deze rivierduinen is het gebied rond 1950 drooggelegd en ingericht als een modern, efficiënt en hoogproductief landbouwgebied. Met ruimte voor natuur op plekken waar de bodem minder geschikt is voor landbouw. In feite volgde men toen vrij rigide het principe ‘bodem en water sturend’ voor de inrichting van het gebied, met een duidelijke ruimtelijke functiescheiding. Op voor landbouw ongeschikte grond werden bossen geplant, op lichte en veenachtige grond lag een graslandverplichting, op zwaardere gronden kwam fruitteelt en de beste gronden waren bestemd voor akkerbouw en groenteteelt.

Biodiversiteit in landbouwgebieden
De biodiversiteit in het landelijk gebied bestaat uit vele verschillende soorten die elk hun eigen typen habitat hebben. Sommige soorten hebben baat bij niet-landbouw ecosystemen als bos of hoogveen, terwijl anderen juist goed kunnen gedijen op of rondom landbouwgebieden. De biodiversiteit op landbouwgrond bestaat dan ook voornamelijk uit soorten die je verwacht in een agro-ecosysteem: gewassen, landbouwhuisdieren, en natuurlijk de typische weide- en akkernatuur, zoals vogels, flora, insecten en zoogdieren. Hieronder zijn er soorten die specifieke functies kunnen vervullen voor de landbouw zoals bestuivers, natuurlijke plaagbestrijders en bodemleven, ook wel functionele agrobiodiversiteit genoemd. Naast landbouwgrond zelf hebben landschapselementen als hagen, bomen, poelen en permanente randen rondom percelen ook een grote waarde voor vele soorten.

Vanaf de 20e eeuw, door de opkomst van kunstmest, gewasbeschermingsmiddelen en antibiotica en door de ontwikkeling van betere rassen nam de productiviteit en oogstzekerheid sterk toe, waardoor we vanaf de Tweede Wereldoorlog in Europa eigenlijk altijd verzekerd zijn geweest van voldoende, goed en betaalbaar voedsel
Ongewenste soorten in de landbouw
In de landbouw vinden we daarnaast nog andere soorten die in een agro-ecosysteem goed gedijen, namelijk ziekten, plagen en onkruiden. Dat zijn vanuit landbouwproductie perspectief ongewenste soorten, en boeren zijn al eeuwenlang op zoek om de schade door deze ongewenste soorten te beperken. Dat lukte tot het begin van de 20e eeuw maar moeizaam, waardoor oogsten mislukten, de veestapel werd gedecimeerd en mensen vaak met acute honger werden bedreigd. Vanaf de 20e eeuw, door de opkomst van kunstmest, gewasbeschermingsmiddelen en antibiotica en door de ontwikkeling van betere rassen nam de productiviteit en oogstzekerheid sterk toe, waardoor we vanaf de Tweede Wereldoorlog in Europa eigenlijk altijd verzekerd zijn geweest van voldoende, goed en betaalbaar voedsel.

De inrichting van landbouwgebieden heeft een grote impact
Deze hoogproductieve en efficiënte landbouw heeft tegelijk een behoorlijke impact op de natuurlijke omgeving. Met name na de ruilverkaveling na de Tweede Wereldoorlog werden oude cultuurlandschappen opnieuw ingericht, rechtgetrokken, vlakgelegd en ontwaterd, waardoor houtwallen, poelen, slootjes en bomen verdwenen en percelen werden vergroot. Dat heeft een grote nadelige impact gehad op de biodiversiteit in het landelijk gebied, door verlies van natuurlijke elementen, maar ook door toename van de mate en schaal van verstoring (grote percelen waarop intensieve bewerkingen plaatsvinden, zoals maaien en grondbewerking). Ook de afname van het aandeel (winter)graan en vlinderbloemigen in bouwplannen heeft een rol gespeeld. Granen zijn voor akkervogels een belangrijke broedplaats, en vlinderbloemige gewassen trekken veel insecten aan. De perceelgrootte en de intensiteit van werkzaamheden op het veld zijn dus een grote drukfactor op de biodiversiteit. Ook emissies van nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen hebben een negatieve impact, al is deze milieu-impact afgelopen decennia gereduceerd. Niettemin is de biodiversiteit in landbouwgebieden verder afgenomen.

Op naar handelingsperspectief
Vanuit landbouwkundig perspectief zien wij voor nu twee belangrijke uitdagingen om die dalende trend te keren. Laten we ten eerste zorgen dat landbouw geen negatieve impact heeft op de natuurlijke omgeving, door schadelijke emissies naar lucht, water en bodem terug te dringen. Hierin zijn en worden al grote stappen gezet, maar zijn er ook nog voldoende mogelijkheden om volgende stappen te zetten, zowel technologisch als agro-ecologisch. Laten we ten tweede zorgen dat we de biodiversiteit in landbouwgebieden weer terugbrengen.

Maatwerk en gebiedsgerichte aanpak vanuit bodem, water en landschap
Dat vraagt wat ons betreft maatwerk dat rekening houdt met de regionale en lokale verschillen in bodem, waterhuishouding en landschap. Met de doelen hoogwaardige voedselproductie en rijke biodiversiteit in ons achterhoofd kijken we naar hoe deze het best samen kunnen gaan in de verschillende landschappelijke omstandigheden:
    • Op goede landbouwgronden met een goede waterbeschikbaarheid zou je het accent meer leggen op hoogwaardige productie van voedsel en uitgangsmateriaal. In zo’n setting is wel ruimte voor biodiversiteit op het landbouwbedrijf, onder meer in de bodem, in groenblauwe dooradering en groene bodembedekking. Daarbij neem je geen grote risico’s met ongewenste soorten op het bedrijf, die schade kunnen doen aan opbrengst en kwaliteit van de producten. Dat hangt ook af van de gewassen: bij pootaardappelen en verse groenten zijn de eisen weer hoger dan bij fritesaardappelen of granen. In deze context geef je natuur juist op bedrijfs- en gebiedsniveau een plek, met name op voor landbouw minder geschikte gronden. Deze gedachte is bijvoorbeeld toegepast bij het ontwerp in Flevoland
    • In gebieden waar hoogwaardige productie meer beperkingen kent door de lokale bodemgesteldheid en waterhuishouding, zou je het accent iets kunnen verleggen om meer ruimte te maken voor biodiversiteit binnen landbouwsystemen. Bijvoorbeeld door meer granen en peulvruchten in het bouwplan en door meer ruimte voor natuurlijke elementen en gewasdiversiteit. In veehouderijgebieden verschuift het accent dan naar permanent grasland, eventueel aangevuld met voedergewassen als granen en veldbonen, en natuurlijk in combinatie met agrarisch natuur- en landschapsbeheer.
    • In gebieden waar productieve landbouw vrijwel onmogelijk is, is een hele extensieve vorm van beheerslandbouw een optie met een hoge biodiversiteit en een lage productiviteit. Denk hierbij aan beekdalen en zones rond kwetsbare natuur, maar ook aan gebieden waar de grondwaterstand te hoog is. In deze gebieden is bemesting, grondbewerking en gewasbescherming niet meer mogelijk, waardoor de productiefunctie van de landbouw sterk wordt beperkt.
Uitspraken als ‘landbouw is slecht voor biodiversiteit’ of ‘biodiversiteit is onmisbaar voor landbouw’ bieden geen handelingsperspectief. Het zou mooi zijn als landbouwkundigen en ecologen elkaar beter weten te vinden om steeds nieuwe, passende combinaties van landbouw en biodiversiteit te bedenken voor allerlei situaties

In al deze situaties staat het streven voorop naar best mogelijke productiviteit en de best mogelijke biodiversiteit, en niet het één tegen het ander uitspelen. Dat leidt dus tot een hele reeks aan gebieds- en zelfs plaatsspecifieke ontwerpen waarin op verschillende schaalniveaus verschillende vormen van landbouw en biodiversiteit worden gecombineerd of juist wat uit elkaar worden getrokken. Overigens: als je landbouwgebieden als een agro-ecosysteem beschouwt, kan je daarbij dan sturen op individuele soorten, waarbij je ongewenste soorten voorkomt en gewenste soorten bevordert? Of richt je dan het systeem zo goed mogelijk in als agro-ecosysteem, en kies je ervoor om de onvermijdelijke ongewenste soorten op een zo duurzaam mogelijke manier te beheersen om schade aan gewassen te minimaliseren?

Afstappen van simpele tegenstellingen en eenvormigheid
Binnen onze benadering is er enerzijds ruimte voor allerlei vormen van landbouw en anderzijds voor allerlei vormen van biodiversiteit, die afgestemd zijn op bodem, water en landschap. Dat vereist dat we afstappen van heel algemene en vaak ook normatieve benaderingen van landbouw en biodiversiteit. Uitspraken als ‘landbouw is slecht voor biodiversiteit’ of ‘biodiversiteit is onmisbaar voor landbouw’ bieden geen handelingsperspectief. Dat geldt ook voor het voortdurend benadrukken van zorgen en urgenties met uitspraken als ‘biodiversity collapse’ of ‘no farmers, no food’. Daarmee spelen we zaken tegen elkaar uit die daarvoor te belangrijk zijn, en verlammen we de ontwikkeling van de noodzakelijke oplossingen.

Het is prima dat landbouwkundigen als wij zich niet teveel uitspreken over biodiversiteit, ook niet in dit stuk trouwens, maar vooral kennis van landbouw inbrengen. Hetzelfde geldt omgekeerd voor ecologen. Het zou mooi zijn dat landbouwkundigen en ecologen elkaar beter weten te vinden om steeds nieuwe, passende combinaties van landbouw en biodiversiteit te bedenken voor allerlei situaties. En net als bij biodiversiteit is eenvormigheid ongewenst: laten we dus afstappen van simpele tegenstellingen als landbouw versus biodiversiteit, van sharing versus sparing, van intensieve versus extensieve landbouw, van wilde versus maakbare natuur, en van landbouwkundigen versus ecologen. Want met deze tegenstellingen verbergen we vaak onkunde en gebrek aan inzicht in de veelkleurige werkelijkheid.

Laten we juist ontsnappen uit deze tegenstellingen om samen onze energie steken in een productieve landbouw en een rijke biodiversiteit!

In Wat is ...? gaan we met bekende en minder bekende mensen op zoek naar wat hen motiveert om te ontdekken of we elkaar van daaruit weer kunnen vinden. Waarom we dit doen lees je in De ontdekking van de ander. Bekijk ook de introductie tot de biodiversiteitreeks of het overzicht van de serie Wat is biodiversiteit?
Dit artikel afdrukken