Voor de Boerderij van de Toekomst in Flevoland hebben Pieter de Wolf en Lennart Fuchs van Wageningen Universiteit een brede set doelen geformuleerd voor een toekomstbestendig landbouwsysteem, waaronder ‘hoogwaardige voedselproductie’ en ‘rijke biodiversiteit.’ Dat klinkt mooi en niemand zal bestrijden dat het verstandige doelen zijn. Maar hoe bereik je ze?
In deze serie zijn al de nodige definities van biodiversiteit gegeven. Die hoeven we niet te herhalen. Als landbouwkundigen, beginnen wij met een definitie van landbouw.
Landbouw, agri-cultuur, is een menselijke activiteit waarin land wordt bewerkt om gewassen te telen en/of waarbij dieren worden gehouden, om daarmee voedsel en grondstoffen te produceren voor menselijk gebruik.
Landbouw is historisch gezien per definitie een ingreep in de natuurlijke omgeving. in de buurt van Swifterbant, vlakbij de huidige Boerderij van de Toekomst, vestigden zich de eerste jagers, vissers en verzamelaars die begonnen met kleine akkers op de rivierduinen van de IJsseldelta. Ze zetten de natuurlijke omgeving naar hun hand. Ze oogstten niet alleen van wat ze verzamelden, ze aten niet alleen dieren die ze in het wild tegen kwamen, maar ze plantten gewassen op een veldje en hielden dieren binnen een omheining. Door de kleinschaligheid had dit relatief weinig impact op de natuurlijke omgeving.
Bodem en water sturend bij de inrichting van Flevoland
De prehistorische nederzettingen van de Swifterbantcultuur zijn na verloop van tijd weer verlaten. Na vele eeuwen waarbij de Zuiderzee een kleipakket afzette op deze rivierduinen is het gebied rond 1950 drooggelegd en ingericht als een modern, efficiënt en hoogproductief landbouwgebied. Met ruimte voor natuur op plekken waar de bodem minder geschikt is voor landbouw. In feite volgde men toen vrij rigide het principe ‘bodem en water sturend’ voor de inrichting van het gebied, met een duidelijke ruimtelijke functiescheiding. Op voor landbouw ongeschikte grond werden bossen geplant, op lichte en veenachtige grond lag een graslandverplichting, op zwaardere gronden kwam fruitteelt en de beste gronden waren bestemd voor akkerbouw en groenteteelt.
Biodiversiteit in landbouwgebieden
De biodiversiteit in het landelijk gebied bestaat uit vele verschillende soorten die elk hun eigen typen habitat hebben. Sommige soorten hebben baat bij niet-landbouw ecosystemen als bos of hoogveen, terwijl anderen juist goed kunnen gedijen op of rondom landbouwgebieden. De biodiversiteit op landbouwgrond bestaat dan ook voornamelijk uit soorten die je verwacht in een agro-ecosysteem: gewassen, landbouwhuisdieren, en natuurlijk de typische weide- en akkernatuur, zoals vogels, flora, insecten en zoogdieren. Hieronder zijn er soorten die specifieke functies kunnen vervullen voor de landbouw zoals bestuivers, natuurlijke plaagbestrijders en bodemleven, ook wel functionele agrobiodiversiteit genoemd. Naast landbouwgrond zelf hebben landschapselementen als hagen, bomen, poelen en permanente randen rondom percelen ook een grote waarde voor vele soorten.
In de landbouw vinden we daarnaast nog andere soorten die in een agro-ecosysteem goed gedijen, namelijk ziekten, plagen en onkruiden. Dat zijn vanuit landbouwproductie perspectief ongewenste soorten, en boeren zijn al eeuwenlang op zoek om de schade door deze ongewenste soorten te beperken. Dat lukte tot het begin van de 20e eeuw maar moeizaam, waardoor oogsten mislukten, de veestapel werd gedecimeerd en mensen vaak met acute honger werden bedreigd. Vanaf de 20e eeuw, door de opkomst van kunstmest, gewasbeschermingsmiddelen en antibiotica en door de ontwikkeling van betere rassen nam de productiviteit en oogstzekerheid sterk toe, waardoor we vanaf de Tweede Wereldoorlog in Europa eigenlijk altijd verzekerd zijn geweest van voldoende, goed en betaalbaar voedsel.
De inrichting van landbouwgebieden heeft een grote impact
Deze hoogproductieve en efficiënte landbouw heeft tegelijk een behoorlijke impact op de natuurlijke omgeving. Met name na de ruilverkaveling na de Tweede Wereldoorlog werden oude cultuurlandschappen opnieuw ingericht, rechtgetrokken, vlakgelegd en ontwaterd, waardoor houtwallen, poelen, slootjes en bomen verdwenen en percelen werden vergroot. Dat heeft een grote nadelige impact gehad op de biodiversiteit in het landelijk gebied, door verlies van natuurlijke elementen, maar ook door toename van de mate en schaal van verstoring (grote percelen waarop intensieve bewerkingen plaatsvinden, zoals maaien en grondbewerking). Ook de afname van het aandeel (winter)graan en vlinderbloemigen in bouwplannen heeft een rol gespeeld. Granen zijn voor akkervogels een belangrijke broedplaats, en vlinderbloemige gewassen trekken veel insecten aan. De perceelgrootte en de intensiteit van werkzaamheden op het veld zijn dus een grote drukfactor op de biodiversiteit. Ook emissies van nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen hebben een negatieve impact, al is deze milieu-impact afgelopen decennia gereduceerd. Niettemin is de biodiversiteit in landbouwgebieden verder afgenomen.
Op naar handelingsperspectief
Vanuit landbouwkundig perspectief zien wij voor nu twee belangrijke uitdagingen om die dalende trend te keren. Laten we ten eerste zorgen dat landbouw geen negatieve impact heeft op de natuurlijke omgeving, door schadelijke emissies naar lucht, water en bodem terug te dringen. Hierin zijn en worden al grote stappen gezet, maar zijn er ook nog voldoende mogelijkheden om volgende stappen te zetten, zowel technologisch als agro-ecologisch. Laten we ten tweede zorgen dat we de biodiversiteit in landbouwgebieden weer terugbrengen.
Maatwerk en gebiedsgerichte aanpak vanuit bodem, water en landschap
Dat vraagt wat ons betreft maatwerk dat rekening houdt met de regionale en lokale verschillen in bodem, waterhuishouding en landschap. Met de doelen hoogwaardige voedselproductie en rijke biodiversiteit in ons achterhoofd kijken we naar hoe deze het best samen kunnen gaan in de verschillende landschappelijke omstandigheden:
In al deze situaties staat het streven voorop naar best mogelijke productiviteit en de best mogelijke biodiversiteit, en niet het één tegen het ander uitspelen. Dat leidt dus tot een hele reeks aan gebieds- en zelfs plaatsspecifieke ontwerpen waarin op verschillende schaalniveaus verschillende vormen van landbouw en biodiversiteit worden gecombineerd of juist wat uit elkaar worden getrokken. Overigens: als je landbouwgebieden als een agro-ecosysteem beschouwt, kan je daarbij dan sturen op individuele soorten, waarbij je ongewenste soorten voorkomt en gewenste soorten bevordert? Of richt je dan het systeem zo goed mogelijk in als agro-ecosysteem, en kies je ervoor om de onvermijdelijke ongewenste soorten op een zo duurzaam mogelijke manier te beheersen om schade aan gewassen te minimaliseren?
Afstappen van simpele tegenstellingen en eenvormigheid
Binnen onze benadering is er enerzijds ruimte voor allerlei vormen van landbouw en anderzijds voor allerlei vormen van biodiversiteit, die afgestemd zijn op bodem, water en landschap. Dat vereist dat we afstappen van heel algemene en vaak ook normatieve benaderingen van landbouw en biodiversiteit. Uitspraken als ‘landbouw is slecht voor biodiversiteit’ of ‘biodiversiteit is onmisbaar voor landbouw’ bieden geen handelingsperspectief. Dat geldt ook voor het voortdurend benadrukken van zorgen en urgenties met uitspraken als ‘biodiversity collapse’ of ‘no farmers, no food’. Daarmee spelen we zaken tegen elkaar uit die daarvoor te belangrijk zijn, en verlammen we de ontwikkeling van de noodzakelijke oplossingen.
Het is prima dat landbouwkundigen als wij zich niet teveel uitspreken over biodiversiteit, ook niet in dit stuk trouwens, maar vooral kennis van landbouw inbrengen. Hetzelfde geldt omgekeerd voor ecologen. Het zou mooi zijn dat landbouwkundigen en ecologen elkaar beter weten te vinden om steeds nieuwe, passende combinaties van landbouw en biodiversiteit te bedenken voor allerlei situaties. En net als bij biodiversiteit is eenvormigheid ongewenst: laten we dus afstappen van simpele tegenstellingen als landbouw versus biodiversiteit, van sharing versus sparing, van intensieve versus extensieve landbouw, van wilde versus maakbare natuur, en van landbouwkundigen versus ecologen. Want met deze tegenstellingen verbergen we vaak onkunde en gebrek aan inzicht in de veelkleurige werkelijkheid.
Laten we juist ontsnappen uit deze tegenstellingen om samen onze energie steken in een productieve landbouw en een rijke biodiversiteit!
Dit artikel afdrukken
Landbouw, agri-cultuur, is een menselijke activiteit waarin land wordt bewerkt om gewassen te telen en/of waarbij dieren worden gehouden, om daarmee voedsel en grondstoffen te produceren voor menselijk gebruik.
Landbouw is historisch gezien per definitie een ingreep in de natuurlijke omgeving. in de buurt van Swifterbant, vlakbij de huidige Boerderij van de Toekomst, vestigden zich de eerste jagers, vissers en verzamelaars die begonnen met kleine akkers op de rivierduinen van de IJsseldelta. Ze zetten de natuurlijke omgeving naar hun hand. Ze oogstten niet alleen van wat ze verzamelden, ze aten niet alleen dieren die ze in het wild tegen kwamen, maar ze plantten gewassen op een veldje en hielden dieren binnen een omheining. Door de kleinschaligheid had dit relatief weinig impact op de natuurlijke omgeving.
Bodem en water sturend bij de inrichting van Flevoland
De prehistorische nederzettingen van de Swifterbantcultuur zijn na verloop van tijd weer verlaten. Na vele eeuwen waarbij de Zuiderzee een kleipakket afzette op deze rivierduinen is het gebied rond 1950 drooggelegd en ingericht als een modern, efficiënt en hoogproductief landbouwgebied. Met ruimte voor natuur op plekken waar de bodem minder geschikt is voor landbouw. In feite volgde men toen vrij rigide het principe ‘bodem en water sturend’ voor de inrichting van het gebied, met een duidelijke ruimtelijke functiescheiding. Op voor landbouw ongeschikte grond werden bossen geplant, op lichte en veenachtige grond lag een graslandverplichting, op zwaardere gronden kwam fruitteelt en de beste gronden waren bestemd voor akkerbouw en groenteteelt.
Biodiversiteit in landbouwgebieden
De biodiversiteit in het landelijk gebied bestaat uit vele verschillende soorten die elk hun eigen typen habitat hebben. Sommige soorten hebben baat bij niet-landbouw ecosystemen als bos of hoogveen, terwijl anderen juist goed kunnen gedijen op of rondom landbouwgebieden. De biodiversiteit op landbouwgrond bestaat dan ook voornamelijk uit soorten die je verwacht in een agro-ecosysteem: gewassen, landbouwhuisdieren, en natuurlijk de typische weide- en akkernatuur, zoals vogels, flora, insecten en zoogdieren. Hieronder zijn er soorten die specifieke functies kunnen vervullen voor de landbouw zoals bestuivers, natuurlijke plaagbestrijders en bodemleven, ook wel functionele agrobiodiversiteit genoemd. Naast landbouwgrond zelf hebben landschapselementen als hagen, bomen, poelen en permanente randen rondom percelen ook een grote waarde voor vele soorten.
Vanaf de 20e eeuw, door de opkomst van kunstmest, gewasbeschermingsmiddelen en antibiotica en door de ontwikkeling van betere rassen nam de productiviteit en oogstzekerheid sterk toe, waardoor we vanaf de Tweede Wereldoorlog in Europa eigenlijk altijd verzekerd zijn geweest van voldoende, goed en betaalbaar voedselOngewenste soorten in de landbouw
In de landbouw vinden we daarnaast nog andere soorten die in een agro-ecosysteem goed gedijen, namelijk ziekten, plagen en onkruiden. Dat zijn vanuit landbouwproductie perspectief ongewenste soorten, en boeren zijn al eeuwenlang op zoek om de schade door deze ongewenste soorten te beperken. Dat lukte tot het begin van de 20e eeuw maar moeizaam, waardoor oogsten mislukten, de veestapel werd gedecimeerd en mensen vaak met acute honger werden bedreigd. Vanaf de 20e eeuw, door de opkomst van kunstmest, gewasbeschermingsmiddelen en antibiotica en door de ontwikkeling van betere rassen nam de productiviteit en oogstzekerheid sterk toe, waardoor we vanaf de Tweede Wereldoorlog in Europa eigenlijk altijd verzekerd zijn geweest van voldoende, goed en betaalbaar voedsel.
De inrichting van landbouwgebieden heeft een grote impact
Deze hoogproductieve en efficiënte landbouw heeft tegelijk een behoorlijke impact op de natuurlijke omgeving. Met name na de ruilverkaveling na de Tweede Wereldoorlog werden oude cultuurlandschappen opnieuw ingericht, rechtgetrokken, vlakgelegd en ontwaterd, waardoor houtwallen, poelen, slootjes en bomen verdwenen en percelen werden vergroot. Dat heeft een grote nadelige impact gehad op de biodiversiteit in het landelijk gebied, door verlies van natuurlijke elementen, maar ook door toename van de mate en schaal van verstoring (grote percelen waarop intensieve bewerkingen plaatsvinden, zoals maaien en grondbewerking). Ook de afname van het aandeel (winter)graan en vlinderbloemigen in bouwplannen heeft een rol gespeeld. Granen zijn voor akkervogels een belangrijke broedplaats, en vlinderbloemige gewassen trekken veel insecten aan. De perceelgrootte en de intensiteit van werkzaamheden op het veld zijn dus een grote drukfactor op de biodiversiteit. Ook emissies van nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen hebben een negatieve impact, al is deze milieu-impact afgelopen decennia gereduceerd. Niettemin is de biodiversiteit in landbouwgebieden verder afgenomen.
Op naar handelingsperspectief
Vanuit landbouwkundig perspectief zien wij voor nu twee belangrijke uitdagingen om die dalende trend te keren. Laten we ten eerste zorgen dat landbouw geen negatieve impact heeft op de natuurlijke omgeving, door schadelijke emissies naar lucht, water en bodem terug te dringen. Hierin zijn en worden al grote stappen gezet, maar zijn er ook nog voldoende mogelijkheden om volgende stappen te zetten, zowel technologisch als agro-ecologisch. Laten we ten tweede zorgen dat we de biodiversiteit in landbouwgebieden weer terugbrengen.
Maatwerk en gebiedsgerichte aanpak vanuit bodem, water en landschap
Dat vraagt wat ons betreft maatwerk dat rekening houdt met de regionale en lokale verschillen in bodem, waterhuishouding en landschap. Met de doelen hoogwaardige voedselproductie en rijke biodiversiteit in ons achterhoofd kijken we naar hoe deze het best samen kunnen gaan in de verschillende landschappelijke omstandigheden:
- • Op goede landbouwgronden met een goede waterbeschikbaarheid zou je het accent meer leggen op hoogwaardige productie van voedsel en uitgangsmateriaal. In zo’n setting is wel ruimte voor biodiversiteit op het landbouwbedrijf, onder meer in de bodem, in groenblauwe dooradering en groene bodembedekking. Daarbij neem je geen grote risico’s met ongewenste soorten op het bedrijf, die schade kunnen doen aan opbrengst en kwaliteit van de producten. Dat hangt ook af van de gewassen: bij pootaardappelen en verse groenten zijn de eisen weer hoger dan bij fritesaardappelen of granen. In deze context geef je natuur juist op bedrijfs- en gebiedsniveau een plek, met name op voor landbouw minder geschikte gronden. Deze gedachte is bijvoorbeeld toegepast bij het ontwerp in Flevoland
- • In gebieden waar hoogwaardige productie meer beperkingen kent door de lokale bodemgesteldheid en waterhuishouding, zou je het accent iets kunnen verleggen om meer ruimte te maken voor biodiversiteit binnen landbouwsystemen. Bijvoorbeeld door meer granen en peulvruchten in het bouwplan en door meer ruimte voor natuurlijke elementen en gewasdiversiteit. In veehouderijgebieden verschuift het accent dan naar permanent grasland, eventueel aangevuld met voedergewassen als granen en veldbonen, en natuurlijk in combinatie met agrarisch natuur- en landschapsbeheer.
- • In gebieden waar productieve landbouw vrijwel onmogelijk is, is een hele extensieve vorm van beheerslandbouw een optie met een hoge biodiversiteit en een lage productiviteit. Denk hierbij aan beekdalen en zones rond kwetsbare natuur, maar ook aan gebieden waar de grondwaterstand te hoog is. In deze gebieden is bemesting, grondbewerking en gewasbescherming niet meer mogelijk, waardoor de productiefunctie van de landbouw sterk wordt beperkt.
Uitspraken als ‘landbouw is slecht voor biodiversiteit’ of ‘biodiversiteit is onmisbaar voor landbouw’ bieden geen handelingsperspectief. Het zou mooi zijn als landbouwkundigen en ecologen elkaar beter weten te vinden om steeds nieuwe, passende combinaties van landbouw en biodiversiteit te bedenken voor allerlei situaties
In al deze situaties staat het streven voorop naar best mogelijke productiviteit en de best mogelijke biodiversiteit, en niet het één tegen het ander uitspelen. Dat leidt dus tot een hele reeks aan gebieds- en zelfs plaatsspecifieke ontwerpen waarin op verschillende schaalniveaus verschillende vormen van landbouw en biodiversiteit worden gecombineerd of juist wat uit elkaar worden getrokken. Overigens: als je landbouwgebieden als een agro-ecosysteem beschouwt, kan je daarbij dan sturen op individuele soorten, waarbij je ongewenste soorten voorkomt en gewenste soorten bevordert? Of richt je dan het systeem zo goed mogelijk in als agro-ecosysteem, en kies je ervoor om de onvermijdelijke ongewenste soorten op een zo duurzaam mogelijke manier te beheersen om schade aan gewassen te minimaliseren?
Afstappen van simpele tegenstellingen en eenvormigheid
Binnen onze benadering is er enerzijds ruimte voor allerlei vormen van landbouw en anderzijds voor allerlei vormen van biodiversiteit, die afgestemd zijn op bodem, water en landschap. Dat vereist dat we afstappen van heel algemene en vaak ook normatieve benaderingen van landbouw en biodiversiteit. Uitspraken als ‘landbouw is slecht voor biodiversiteit’ of ‘biodiversiteit is onmisbaar voor landbouw’ bieden geen handelingsperspectief. Dat geldt ook voor het voortdurend benadrukken van zorgen en urgenties met uitspraken als ‘biodiversity collapse’ of ‘no farmers, no food’. Daarmee spelen we zaken tegen elkaar uit die daarvoor te belangrijk zijn, en verlammen we de ontwikkeling van de noodzakelijke oplossingen.
Het is prima dat landbouwkundigen als wij zich niet teveel uitspreken over biodiversiteit, ook niet in dit stuk trouwens, maar vooral kennis van landbouw inbrengen. Hetzelfde geldt omgekeerd voor ecologen. Het zou mooi zijn dat landbouwkundigen en ecologen elkaar beter weten te vinden om steeds nieuwe, passende combinaties van landbouw en biodiversiteit te bedenken voor allerlei situaties. En net als bij biodiversiteit is eenvormigheid ongewenst: laten we dus afstappen van simpele tegenstellingen als landbouw versus biodiversiteit, van sharing versus sparing, van intensieve versus extensieve landbouw, van wilde versus maakbare natuur, en van landbouwkundigen versus ecologen. Want met deze tegenstellingen verbergen we vaak onkunde en gebrek aan inzicht in de veelkleurige werkelijkheid.
Laten we juist ontsnappen uit deze tegenstellingen om samen onze energie steken in een productieve landbouw en een rijke biodiversiteit!
In Wat is ...? gaan we met bekende en minder bekende mensen op zoek naar wat hen motiveert om te ontdekken of we elkaar van daaruit weer kunnen vinden. Waarom we dit doen lees je in De ontdekking van de ander. Bekijk ook de introductie tot de biodiversiteitreeks of het overzicht van de serie Wat is biodiversiteit?
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
Dick #15, ik bedoel het volgende:
- schaalvergroting van bedrijven is een gegeven. We hebben steeds minder boeren die elk gemiddeld meer land bewerken. Dat is een economische wetmatigheid. Je kunt die trend versnellen (zoals het huidige - onbewust onbekwame - landbouwbeleid doet), of vertragen, maar niet tegenhouden
- de maatschappelijke weerstand tegen schaalvergroting heeft niet te maken met de omvang van bedrijven, maar met de schaal van het landschap. Het gaat over de gevolgen van jarenlange ruilverkaveling en landinrichting: verdwenen houtwallen, rechtgetrokken kavels, grote velden met een en hetzelfde gewas, enz.
- de kunst is nu om de economische schaalvergroting van bedrijven hand in hand te laten gaan met de schaalverkleining van het landschap. Dus houtwallen terugbrengen, overhoekjes creëren, meer afwisseling van gewassen, enz. Dit is een vorm van ‘decoupling’ die hopelijk iedereen conceptmatig wel snapt. Ik schreef er ook over voor m’n Life Lezing
- maar hoe dan? Dan wordt het interessant. Hier ontmoeten agronomie, ecologie en technologie elkaar. Uiteraard kijken naar regiogebonden, klimaatbestendige inrichting en werken om milieudruk te verminderen. Plus veel meer werken aan gewasdiversiteit. Daarbij zul je met kleinere machines (robots e.d.) moeten gaan werken. Laten we in Nederland nou een fantastisch technologiecluster hebben. Als je dat koppelt aan de landbouw, dan kunnen we voor een omslag of zelfs een revolutie zorgen
- deze inzet vereist programmatisch werken met visie, structuurbeleid, RO-beleid, een nieuwe instrumentenmix, een marktgerichte benadering en uitvoeringskracht bij sector en overheid. Lijkt mij een wenkend perspectief, maar ik vrees een ‘pipe dream’ gezien hoe de kaarten nu geschud zijn
#20 mee eens Pieter, al vallend leert men lopen en zo gaat dat dus ook met het proberen er wat van te maken in deze afgebakende wereld van agro-ecologie. Wat mij echter geregeld tegenstaat is dat ‘we’ al zoveel weten en dat het erop lijkt dat de beleidscycli (iets van 6-7 jaar) steeds weer nieuwe wielen aan dezelfde wagen bedenken terwijl dat de natuurwaarden op boerenland niet verder helpt. Een praktijkomgeving zoals Boerderij van de Toekomst is dan een mooie kans om hier verder te oefenen maar niet voor niets verwees ik naar een handvol voorbeelden in Duitsland, UK en Frankrijk. Goed trouwens dat BvdT nu ook in Valthermond zijn ding gaat doen, ik ken die omgeving goed.
Zelf deed ik de laatste decennia meerdere pogingen om kennis landelijk te bundelen maar dat is nooit gelukt. Dus die wielen hadden net zoveel lekke banden en daarmee is het aantal succesjes rondom weide- en akkervogels nog steeds op 1 hand te tellen en bovenal zijn deze succesjes verre van langjarig.
Het zou me wat waard zijn als de partijen die nu aan de knoppen draaien de handen ineenslaan en daarmee ook bereidheid hebben om afgevinkte kennis te gebruiken voor de uitvoering.
Het blijft me altijd verbazen dat hier op Foodlog BoerenNatuur afwezig is om inhoudelijke duiten in het zakje te doen.
Dank voor alle reacties, ook Hermen Vreugdenhil! Wat ik denk te zien (en Janneke Blijdorp benoemt dat ook) is dat collectieven hele waardevolle en interessante dingen doen om biodiversiteit in landbouwgebieden te bevorderen. Tegelijk richten ze zich minder op de verduurzaming van de landbouwpraktijk zelf, waar juist wij (vanuit BvdT) zich op richten. Klopt mijn beeld?
Dat lijkt me ook inhoudelijk een mooie match opleveren. Zeker als je dan ook samen aan de slag gaat met de biodiversiteitsmaatregelen van de toekomst, aansluitend op de landbouwpraktijk van de toekomst. En ik vermoed zomaar dat agrarisch natuur- en landschapsbeheer ook nog genoeg uitdagingen kent voor de toekomst en dat men ook nog niet alle antwoorden heeft. Daarom pleit ik opnieuw voor gezamenlijke praktijkexperimenten. Of zie ik dan iets over het hoofd wat al lang gebeurt?
Daarnaast is het mooie van de collectieven dat ze samenwerken met boeren, en dus ook in staat zijn om verbindingen te maken tussen de werelden van landbouw en ecologie. Die competenties en netwerken hebben we denk ik ook erg hard nodig. En helemaal eens met Hermen: we moeten aan de slag, dingen doen, proberen, laten zien dat het werkt. Ik pleit dus niet voor jarenlang onderzoek, maar voor langlopende praktijkexperimenten. Opgezet vanuit (praktijk)kennis vanuit verschillende hoeken.
En even voor Ben Koks: mogelijk gaan we dan dingen doen die we al weten, of al eerder hebben geprobeerd. Uit eigen ervaring: dat geldt soms ook voor de landbouwkundige kant, en soms is dat gewoon nodig om weer verder te komen. Tenminste, zo ga ik er mee om.
Dick Veerman we vragen als ik je goed begrijp dus experimenteerruimte om buiten de huidige kaders van politiek, beleid en academia zinvolle dingen te mogen doen. Dat is niet eenvoudig, maar het kan wel. Ik denk dat we daar op bescheiden schaal wat hebben neergezet met Boerderij van de Toekomst, met enig succes. Met dank aan een aantal mensen bij LNV en provincie die dit mogelijk hebben gemaakt. En je moet het ook verdienen en waarmaken, om door te mogen en ook uit te bouwen.
Hermen, dank voor je reactie!
Ik vond het destijds een prachtige wandeling met jou en Ben. Het heeft me zeer geïnspireerd én het leidde tot een bezoek aan de Boerderij van de Toekomst van Pieter dat ook weer nieuwe inzichten gaf.
Dick Veerman mijn adagium is zeg het met daden desnoods met woorden. Op je verzoek zal ik onze daden met woorden larderen. Exact een jaar geleden liepen we in polder Oude Doorn samen met Ben Koks en schetsten we hoe natuur- en landschapsbeheer, de juiste teelt, boerenpassie en een juiste begeleiding door deskundig ecoloog en partij die het proces kan borgen en begeleiden (Agrarisch Collectief) tot resultaat kan leiden. Het gesprek werd begeleid door een prachtige dubbele regenboog.
Morgen 19 april, 1 jaar later, hebben we een startbijeenkomst van ons Biodivers Akker Mozaïek in het Rivierenland. Met 8 boeren gaan we op ruim 50 hectare toepassen wat we toen in het veld schetsten. Door de krachten te bundelen en de ongekende inzet van Ben als ecoloog, Sander Bernaerts die de teelttechnische begeleiding doet, de provincie Gelderland en Collectief Rivierenland die de beheercontracten en vergoeding organiseert zijn we gewoon aan het doen! In bv het gebied rondom Nederhemert vindt mede hierdoor in combinatie met een stevige impuls in het agrarisch natuurbeheer, het focusgebied van de patrijs en het graslandbeheer in de aansluitende uiterwaarden al een opschaling naar een gebiedsaanpak cq landschapsontwikkeling plaats waarin ecologie en landbouw verwezen zijn en elkaar versterken.
De provincie Gelderland ondersteunt ons de komende twee jaar in de monitoring van het effect op bodemkwaliteit, broedmonitoring akkervogels, monitoring insecten ism vlinderstichting. Met Hak Europe zijn we in gesprek om de afzet van de gewassen te garanderen en te verwaarden. Vrijwilligers melden zich bij ons die graag willen ondersteuning in de monitoring.
Inmiddels melden zich bijna wekelijks agrariërs die ook graag mee zouden doen. We moeten nu nee verkopen en dat is ontzettend jammer.
Ik kan hetzelfde verhaal uitschrijven voor onze nieuwe weidevogelgebieden. Kijk eens op de social media hoe wij en onze agrariërs het herstelvermogen van boerenland ervaren en in korte tijd een impuls aan de weidevogels geeft maar ook het hele landschap vormt. Voor het ontwikkelen van onze focusgebieden voor akkervogels. Voor ons uiterwaardenbeheer waarmee we boeren een stap kunnen laten maken naar een natuurinclusieve bedrijfsvoering waarin landschapsbeheer en agrarisch bedrijfsvoering elkaar op een natuurlijke manier versterkt.
Binnen 1 jaar zijn we gegroeid van 3000 ha naar 5000 ha onder beheer en van 500 naar 632 deelnemers. En dit alles met al z’n positiviteit, verbinding boer burger, draagvlak en inzet van vrijwilligers krijg je bij ons voor in totaal 5 miljoen per jaar. Ik denk dat dat nog minder is dan het wekelijkse vergaderbudget van het ministerie.
Met flexibiliteit, vertrouwen en voldoende budget kan de aanpak die we in korte tijd oa met het Biodivers Akker Mozaïek in Rivierenland gewoon laten zien leiden tot een ontwikkeling waarmee we met een groei van het huidige agrarisch natuurbeheer in Rivierenland een kwalitatieve impuls geven aan het hele landschap, de biodiversiteit en de versterking van de agrarische bedrijven.
Er gebeuren mooie dingen door niet teveel te praten maar gewoon te gaan doen en de juiste verbindingen te leggen en samen te werken. Heeft die mooie regenboog ???? toch een voorspellende waarde gehad in Polder oude Doorn vorig jaar.
Binnenkort maar eens een mooi artikel aan wijden op Foodlog.