Biodiversiteit draait niet alleen om soorten. Het gaat ook om genetische variatie, interacties tussen soorten en de plek waarin ze gedijen, vindt Wim van der Putten. Hij werkt bij het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) en is special professor aan de Wageningen Universiteit. Hij doet onderzoek naar de functie van biodiversiteit en richt zich vooral op de interactie tussen het bodemleven en de bovengrondse biodiversiteit. Hij streeft naar het behoud van biodiversiteit, want ondanks het natuurlijke proces van uitsterven, gaat dit veel te snel.
Voor de vraag ‘wat is biodiversiteit?’ houd ik graag de definitie aan die in 1992 tijdens de Convention on Biological Diversity in Rio de Janeiro is opgesteld: “Biodiversiteit is de variatie aan leven van gen tot landschap”. Deze conventie is door de Verenigde Naties in het leven geroepen en heeft een belangrijke rol gespeeld in het op de agenda zetten van de mogelijke gevolgen van het steeds duidelijker wordende biodiversiteitsverlies. Uit de brede definitie blijkt dat je biodiversiteit als een breed concept kunt opvatten. Het gaat dus niet alleen om soorten, maar ook om de onderliggende genetische variatie die binnen soorten aanwezig is, de levensgemeenschappen die soorten met elkaar vormen en de landschappen waarin de soorten leven. In deze ruime definitie is dus vervat dat biodiversiteit geen ‘postzegelverzameling’ van soorten is, maar eveneens draait om de voorwaarden waaronder soorten leven en voortbestaan.
Als terrestrisch ecoloog onderzoek ik het leven op het land: planten, bodemorganismen en het bovengrondse leven. Planten zijn de aanjager van het landleven, doordat ze zonlicht en water kunnen omzetten in suikers en zuurstof. Ze worden hierbij geholpen door tal van organismen, maar planten worden ook opgegeten door planteneters. Eten en gegeten worden vormt de basis van een goed functionerende levensgemeenschap.
Het interessante aan planten is dat ze een leven boven de grond hebben, waar zonlicht wordt opgevangen door de bladeren en groene stengels, en ook een leven onder de grond, waar voedingsstoffen en water worden opgenomen door de plantenwortels. Zowel boven als onder de grond worden planten omringd door een scala aan micro-organismen, ongewervelde en gewervelde dieren. In ons onderzoek laten we zien hoe het bodemleven met bovengrondse organismen kunnen communiceren via chemische signalen binnen de plant. Al deze interacties samen maken dat planten kunnen groeien, waardoor een rijke biodiversiteit rondom kan bestaan.
Successie
Voor mij tellen alle soorten en alle soorten hebben een rol. Elk individu dat leeft draagt op een bepaald moment bij aan het ecosysteem, bijvoorbeeld door voedingsstoffen op te nemen en als voedsel te dienen voor andere organismen. Soorten die momenteel in kleine aantallen voorkomen, kunnen op een later moment de rol van de huidige dominante soorten overnemen. Dit fenomeen zie je heel mooi terug in natuurlijke gradiënten. Waar soorten eerst afwezig of zeldzaam zijn, maar vervolgens ergens tot een hoogtepunt van aanwezigheid komen voordat ze weer verdwijnen. Dit proces heet successie. Hoewel het lijkt alsof een soort aan het begin of einde van een successiereeks niet veel bijdraagt, speelt de soort een duidelijke rol op het moment waar deze piekt.
Sommige soorten worden door ons mensen knap irritant gevonden, denk aan muggen, wespen en andere bijt- of steekbeesten. Maar elke soort vervult een unieke rol in het ecosysteem. In mijn onderzoek heb ik laten zien dat bodemziekten, bijvoorbeeld plantenetende aaltjes en ziekteverwekkende schimmels, de dominante plantensoorten kunnen onderdrukken. Dit creëert ruimte voor minder competitieve plantensoorten. Als planten ontsnappen aan hun belagers, kunnen ze invasief worden en onbeheersbaar woekeren. Denk aan de Amerikaanse vogelkers. Ziekten en plagen hebben dus een belangrijke rol in de instandhouding van biodiversiteit. Dat we er zo’n last van hebben in de landbouw, komt doordat onze verre voorouders zijn begonnen om plantensoorten te cultiveren voor voedselproductie, die zelf zeer gevoelig zijn voor bodemziekten.
De wijze waarop wij mensen omgaan met onze omgeving, leidt vaak tot een afname van soorten. Dan komen er uiteindelijk minder soorten voor dan dat er op grond van de gebiedskenmerken zouden kunnen samenleven. Zo hebben moderne bossen en graslanden een armere biodiversiteit, terwijl soortenarme ecosystemen zoals heidevelden en venen er juist andere soorten bij hebben gekregen die daar oorspronkelijk niet thuishoren. In al deze gevallen leidt zowel het verlies als de toename van biodiversiteit tot een verlies van natuurlijke veerkracht in de ecosystemen, waardoor ze minder stabiel worden. Er hoeven maar enkele droge zomers te komen waarvan de ecosystemen klappen krijgen en nauwelijks meer kunnen herstellen. Dat is uiteindelijk naar voor onszelf, omdat we - zonder dat veel mensen zich daarvan bewust zijn - afhankelijk zijn van de diensten die ecosystemen aan ons mensen leveren.
Minder biodiversiteit levert dus minder functies op en minder diensten, waardoor het leven van mensen op aarde een grotere uitdaging wordt. We zijn immers sterk afhankelijk van biodiversiteit voor schone lucht, schoon drinkwater, het vermogen om water vast te houden, de weerstand van de bodem tegen ziekten, en zelfs voor de groeimogelijkheden van planten dankzij het bodemleven. Alle vergelijkingen die zijn gemaakt met bijvoorbeeld cd-verzamelingen of andere verzamelingen waar nutteloze objecten kunnen voorkomen, gaan mank op het feit dat het ontstaan van een soort een langdurig proces is. Hoewel het uiteindelijk onvermijdelijk is dat de soorten die we nu kennen zullen uitsterven, verloopt dit proces momenteel veel en veel te snel. Daarom is biodiversiteit niet alleen mooi om naar te kijken en belangrijk om te onderzoeken, maar ook cruciaal om door ons beschermd te worden.
Dit artikel afdrukken
Biodiversiteit is geen ‘postzegelverzameling’ van soorten, maar draait eveneens om de voorwaarden waaronder soorten leven en voortbestaanPlantenrijkdom
Als terrestrisch ecoloog onderzoek ik het leven op het land: planten, bodemorganismen en het bovengrondse leven. Planten zijn de aanjager van het landleven, doordat ze zonlicht en water kunnen omzetten in suikers en zuurstof. Ze worden hierbij geholpen door tal van organismen, maar planten worden ook opgegeten door planteneters. Eten en gegeten worden vormt de basis van een goed functionerende levensgemeenschap.
Het interessante aan planten is dat ze een leven boven de grond hebben, waar zonlicht wordt opgevangen door de bladeren en groene stengels, en ook een leven onder de grond, waar voedingsstoffen en water worden opgenomen door de plantenwortels. Zowel boven als onder de grond worden planten omringd door een scala aan micro-organismen, ongewervelde en gewervelde dieren. In ons onderzoek laten we zien hoe het bodemleven met bovengrondse organismen kunnen communiceren via chemische signalen binnen de plant. Al deze interacties samen maken dat planten kunnen groeien, waardoor een rijke biodiversiteit rondom kan bestaan.
Als je dus naar de totale biodiversiteit van elk willekeurig ecosysteem kijkt, komen er grote aantallen soorten voor met ongetwijfeld nog een dosis genetische diversiteitZelfs in het ogenschijnlijk simpelste ecosysteem, zoals een helmduin of een heideveld waar de vegetatie wordt gedomineerd door vrijwel één plantensoort, bevindt zich nog steeds een groot scala aan soorten organismen in de wortels en bovengronds. Als je dus naar de totale biodiversiteit van elk willekeurig ecosysteem kijkt, komen er grote aantallen soorten voor met ongetwijfeld nog een dosis genetische diversiteit. Als gevolg van de huidige stikstofdepositie vergrast de heide en komen er steeds meer stikstofminnende plantensoorten voor. Dan neemt de biodiversiteit toe, maar daarmee gaat ook de typische signatuur van zo’n ecosysteem verloren.
Successie
Voor mij tellen alle soorten en alle soorten hebben een rol. Elk individu dat leeft draagt op een bepaald moment bij aan het ecosysteem, bijvoorbeeld door voedingsstoffen op te nemen en als voedsel te dienen voor andere organismen. Soorten die momenteel in kleine aantallen voorkomen, kunnen op een later moment de rol van de huidige dominante soorten overnemen. Dit fenomeen zie je heel mooi terug in natuurlijke gradiënten. Waar soorten eerst afwezig of zeldzaam zijn, maar vervolgens ergens tot een hoogtepunt van aanwezigheid komen voordat ze weer verdwijnen. Dit proces heet successie. Hoewel het lijkt alsof een soort aan het begin of einde van een successiereeks niet veel bijdraagt, speelt de soort een duidelijke rol op het moment waar deze piekt.
Elke soort vervult een unieke rol in het ecosysteemBedreiging
Sommige soorten worden door ons mensen knap irritant gevonden, denk aan muggen, wespen en andere bijt- of steekbeesten. Maar elke soort vervult een unieke rol in het ecosysteem. In mijn onderzoek heb ik laten zien dat bodemziekten, bijvoorbeeld plantenetende aaltjes en ziekteverwekkende schimmels, de dominante plantensoorten kunnen onderdrukken. Dit creëert ruimte voor minder competitieve plantensoorten. Als planten ontsnappen aan hun belagers, kunnen ze invasief worden en onbeheersbaar woekeren. Denk aan de Amerikaanse vogelkers. Ziekten en plagen hebben dus een belangrijke rol in de instandhouding van biodiversiteit. Dat we er zo’n last van hebben in de landbouw, komt doordat onze verre voorouders zijn begonnen om plantensoorten te cultiveren voor voedselproductie, die zelf zeer gevoelig zijn voor bodemziekten.
De wijze waarop wij mensen omgaan met onze omgeving, leidt vaak tot een afname van soorten. Dan komen er uiteindelijk minder soorten voor dan dat er op grond van de gebiedskenmerken zouden kunnen samenleven. Zo hebben moderne bossen en graslanden een armere biodiversiteit, terwijl soortenarme ecosystemen zoals heidevelden en venen er juist andere soorten bij hebben gekregen die daar oorspronkelijk niet thuishoren. In al deze gevallen leidt zowel het verlies als de toename van biodiversiteit tot een verlies van natuurlijke veerkracht in de ecosystemen, waardoor ze minder stabiel worden. Er hoeven maar enkele droge zomers te komen waarvan de ecosystemen klappen krijgen en nauwelijks meer kunnen herstellen. Dat is uiteindelijk naar voor onszelf, omdat we - zonder dat veel mensen zich daarvan bewust zijn - afhankelijk zijn van de diensten die ecosystemen aan ons mensen leveren.
Hoewel het uiteindelijk onvermijdelijk is dat de soorten die we nu kennen zullen uitsterven, verloopt dit proces momenteel veel en veel te snelBescherming
Minder biodiversiteit levert dus minder functies op en minder diensten, waardoor het leven van mensen op aarde een grotere uitdaging wordt. We zijn immers sterk afhankelijk van biodiversiteit voor schone lucht, schoon drinkwater, het vermogen om water vast te houden, de weerstand van de bodem tegen ziekten, en zelfs voor de groeimogelijkheden van planten dankzij het bodemleven. Alle vergelijkingen die zijn gemaakt met bijvoorbeeld cd-verzamelingen of andere verzamelingen waar nutteloze objecten kunnen voorkomen, gaan mank op het feit dat het ontstaan van een soort een langdurig proces is. Hoewel het uiteindelijk onvermijdelijk is dat de soorten die we nu kennen zullen uitsterven, verloopt dit proces momenteel veel en veel te snel. Daarom is biodiversiteit niet alleen mooi om naar te kijken en belangrijk om te onderzoeken, maar ook cruciaal om door ons beschermd te worden.
In Wat is ...? gaan we met bekende en minder bekende mensen op zoek naar wat hen motiveert om te ontdekken of we elkaar van daaruit weer kunnen vinden. Waarom we dit doen lees je in De ontdekking van de ander. Bekijk ook de introductie tot de biodiversiteitreeks of het overzicht van de serie Wat is biodiversiteit?
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
Hoi Willem, in de gangbare taal: Ja, er ontstaan nieuwe genen. Maar je kan het beste denken als een onhandige klusser met een klein gereedschapskistje. Ik heb wel eens een schroevendraaier als een hamertje gebruikt, en een tangetje als schroevendraaier en een ijzerzaag om een plankje af te zagen. Soms leidt dat nieuwe, oneigenlijke gebruik van gereedschap wel tot iets bruikbaars.
Peter Jens #28, jij zegt, ja er ontstaan best wel nieuwe genen. Is dat wat wij een mutatie noemen? Sorry ik ben een echte leek op dit gebied...
Frank Eric van der Meer #24 Ik begrijp je vraag aan Willem. Ik vrees dat die best lastig te beantwoorden is omdat het begrip "gen" langzamerhand inhoudsloos begint te worden. Het zou zo fijn zijn dat een gen een stukkie DNA is dat van alles doet, op basis van een bouwtekening. En net als een bouwtekening kan je verbouwingsplannen maken, wc-tje erbij, kamertje eraf, want de kinderen uit huis. Crispr-CASje hier, trapliftje daar, etc, simpel.
Hier een aardig Nautilus artikel waar je kunt lezen dat het begrip "gen" aan verandering onderhevig is. En niet altijd zo leuk is voor diegenen die (gesteund door giga budgetten en peperdure apparatuur) allerlei zeer stevige claims ontwikkelen over de zegens van hun ijverige DNA knip- en plakwerk...
Maar ja, er ontstaan best wel nieuwe genen ;-) Je kunt DNA, in plaats van als een bouwtekening, het beste beschouwen als een uitgebreide gereedschapskist.
#26, waar op de Sallandse Heuvelrug heide of op de Roozendaalse Heide wordt al langjarig de natte depositie gemeten? Om naar droge depositie helemaal maar niet te vragen.
Helemaal nergens dus! Het is allemaal van horen zeggen, de ene fantast praat de andere na.
Niets persoonlijks bedoeld hoor Wim, maar ik ben onderhand pislink geworden door het gelul zonder data.
#25 RIVM Meten.