image
Fuls, Scent of a Woman

Afgelopen week had ik op het werk een discussie over geuren.

Vandaag kwam een collega met dit gedicht van Willem Wilmink, die het schreef na een klacht van zijn blinde vriend Hans Vrieler.

Het pakte me.


Waar zijn de geuren van weleer
van vruchten uitgestald op straat
de geur van appel en van peer,
van perzik, mandarijn, tomaat?

Waar zijn de geuren die weleer
gehucht en stad en dorp ons bood
de sterke,swarte geur van teer,
de geur van versgebakken brood?
Waar zijn de geuren die weleer
vernomen werden op de boer:
de zeug, de biggen en de beer,
gekookte schillen: varkensvoer,

de geur van dieren die weleer
zich vlug bewogen door het groen,
de haan, die stapte als een heer,
de pauw, de kip en de kalkoen?

Het varken kent het erf niet meer,
het pluimvee geen boerderij
maar zit nu bij de pakken neer
in een imense batterij.

De geur van manderijn, tomaat,
de geur van appel en van peer,
van vruchten uitgestald op straat-
waar zijn die geuren van weleer?


bron: Bundel Verre Vrienden (1983) van Willem Wilmink
Dit artikel afdrukken