Oqali onderzocht meer dan 16.000 verwerkte voedingsmiddelen die werden gekocht in de periode 2008 - 2011. De vergelijking betrof A-merken, huismerken, budgetmerken van huismerken en producten van harddiscounters (zoals Aldi en Lidl). Het ging om een vergelijking in de segmenten vleeswaren, graanrepen, snacks, pizza's, (verse) melk- en yoghurtproducten, ontbijtgranen, frisdranken, chocolade en chocoladeproducten, jam, broodproducten en sauzen.
Het rapport is vandaag gepubliceerd op de website van Oqali.
'Niet te veralgemeniseren verschillen'
Budgetmerken blijken in samenstelling van ingrediënten niet onder te doen doen voor de huismerken van supermarkten of A-merken. Er zijn weliswaar verschillen aan te wijzen, maar die zijn niet te veralgemeniseren en spelen tussen alle producten in alle kanalen, zegt Oqali in Le Figaro.
Wel liet een simulatiemodel zien dat consumenten die uitsluitend boodschappen uit het goedkoopste marktsegment kopen, een licht tekort aan eiwitten zouden kunnen oplopen. Eiwitten zijn van belang voor het onderhoud van het lichaam. Ernstig is deze constatering echter niet volgens Oqali. "Gezien het feit dat de bevolking in het algemeen meer eiwitten binnenkrijgen dan de dagelijkse aanbeveling, zal het uitsluitend consumeren van producten uit de budgetprijscategorie niet tot een voedingstekort of onvoldoende eiwitinname leiden", aldus de organisatie.
0-meting
Oqali wil verdere producten in het segment kant-en-klaar verwerkt in kaart brengen, waaronder maaltijden, aardappelproducten, bouillons en soepen. De beschrijvende studies die uit een reeks van onderzoeken resulteren, moeten een 0-meting vormen om de ontwikkeling van de kwaliteit van het aanbod te kunnen volgen.
Additieven en voedingswaarde
De organisatie geeft aan dat het volgen van het aanbod 'buitengewoon nuttig is om de consumptie van additieven beter in kaart te kunnen brengen'. Het ruim 100 pagina's tellende rapport bevat in grote mate van detail beschrijvingen van gebruikte additieven in de onderzochte levensmiddelen zoals die via de verschillende kanalen en merken worden verkocht.
Kennelijk verwacht de organisatie daarover 'gedoe' in de toekomst. Oqali schrijft: "als we weten hoe vaak en hoeveel additieven de bevolking binnenkrijgt, kan een verfijnde analyse worden gemaakt van de blootstelling van het publiek aan additieven. Voorts zou het bovendien interessant kunnen zijn die feitelijke gegevens te vergelijken met de beweringen die worden gedaan over voedingswaarden en de hoeveelheid stoffen die in omloop zijn."
Fotocredits: 'Qu'on fit Ur(staat)', PierrO
Op 10 juli krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Op nu.jij werd 66 maal gereageerd op dit stukje, in de versie zoals we die maakten voor nu.nl.
#7 In het bio-segment vind je de duurste en zuiverste noten- en pindapasta, maar in de supermarkt zie je ze gek genoeg nooit, terwijl er genoeg andere sjieke producten zijn.
Dan zijn ze de crème de cacahuètes zeker vergeten. De laagst geprijsde merken bevatten de meeste pinda’s en de minste toevoegingen. De hoogst geprijsde merken de minste pinda’s en de meeste toevoegingen.
Budget is hier dus zelfs beter dan huis- en A merk.
Dennis, dank! Het antwoord op je vraag kan slechts heel basaal zijn. Dat is immers ook de pretentie van Anses, Inra en Oqali. Lees deze zin op p. 101 van het rapport: Cette première étude, très descriptive, permettra donc de suivre l’évolution des pratiques et éventuellement de mettre en évidence des substitutions, grâce aux suivis sectoriels réguliers réalisés par l’Oqali.
Het rapport bevat louter beschrijvende gegevens: welke producten, van welke merken in welke kanalen bevatten welke stoffen? Dat zouden we graag voor de gehele markt doen om bij te kunnen houden hoe die zich ontwikkelt, zeggen de opstellers van het rapport.
Op diezelfde pagina heet het: l’intégration des fréquences de présence permettra d’affiner de manière importante les calculs d’exposition. Met andere woorden: als we de totale markt kunnen beschrijven, dan kunnen we tenminste beginnen met fatsoenlijk rekenwerk. Verder gaat de pretentie niet. Revolutionair.
Dick vroeg me om even te reageren. Ik lees grofweg drie interessante punten:
1. De daadwerkelijke meting van producten.
2. Dat vermeende eiwitten tekort.
3. Een toekomst blik over e-nummers e.d.
De daadwerkelijke meting is het enige interessante omdat het heel factual laat zien wat er zoal te koop is. Maar als ik me niet vergis, kennen we in NL ook al een soortgelijke database.
Dat simulatiemodel is, als mijn Frans me niet in de steek laat, volgens het rapport zelf niks anders dan een projectie op een consumptie peiling uit 2006/2007 (de zgn INCA2 studie) onder wel 1918 volwassenen, 570 kinderen en 874 adolescenten. Bij hen was van 43 groepen en 110 subgroepen aan voedingsmiddelen gevraagd hoeveel ze daarvan aten. Vervolgens hebben de huidige onderzoekers gekeken wat er zou gebeuren als ze zouden doen alsof al die gegeten spullen uit het goedkope segment zouden zijn gekomen. Het feit dat ze concluderen dat het voorspelde eiwittekort er in de werkelijkheid helemaal niet is, betekent eigenlijk dat ze zeggen dat hun model niet klopt. En dat kan ook niet, want ze hebben lang niet alle productgroepen onderzocht. Vreemd verhaal dus.
De clue van de laatste alinea zit volgens mij in het woordje 'als'. Dat maakt het m.i. een nogal lege uitspraak. Ze stellen dat 'als' ze exact zouden weten wat mensen eten, dat ze met hun dbase dan ook zouden weten wat die mensen precies binnenkrijgen. Iedere onderzoeker kan zeggen 'als ik dat weet, dan...'. Feit is alleen dat ze het nu nog niet weten. Anders baseer je dat simulatiemodel immers niet op een peiling onder slechts 3500 mensen, en met alleen maar hoofdlijnen. Ik heb in het rapport zo snel niet kunnen vinden dat ze dit ook echt willen gaan meten. Ben benieuwd hoe dan.