God schiep de wereld, maar Nederlanders hun eigen land. Dat aloude en vaak gebruikte gezegde doet nog steeds recht aan de huidige ruimtelijke situatie in Nederland. Dan hebben we het niet enkel over de aangelegde polders of droogmakerijen. De hoge zandgronden zijn door massale houtkap veranderd in de zandduinen en heidevelden. De plassen in de laagveengebieden zijn ontstaan door de turfwinning. En door diezelfde turfwinning de ontginning van de veenkoloniën in Noordoost Nederland.
In dit maakbare land hebben we volgens de huidige terminologie ook natuur ontwikkeld. Nog niet zo lang geleden werden de onontgonnen gebieden als woeste grond gedefinieerd.

Strijd om de ruimte
In het Nederlandse landschap leven en werken gemiddeld meer dan 420 mensen per vierkante kilometer. Alleen ministaatjes of stadstaten overtreffen dat aantal. Binnen deze begrenzing moeten inwoners wonen, werken, recreëren en ook nog eens voedsel produceren.
Met bijna 18 miljoen inwoners op de beschikbare landbouwgrond van 1,8 miljoen hectare komen we dan op 10 inwoners per hectare. Het Compendium voor Leefomgeving (CLO) heeft juist berekend dat we in ons land, indien we met het huidige voedingspatroon zelfvoorzienend willen zijn, we niet verder dan 5,5 inwoners per hectare komen.

Dat geeft de spanning aan in de ruimtelijke discussie. Anders gezegd: Nederlanders voeren een gevecht om de ruimte.

Niet uniek
Ook in de rest van Europa en de wereld heeft de mens een grote invloed gehad op het gebied van ontginning voor noodzakelijke landbouwgronden, energielandschappen. Denk onder meer aan mijnbouw en de winning van bruinkool in dagbouw en de verstedelijking. Nederland onderscheidt zich door de afwezigheid van gebergte; voorts dwong de grote bevolkingsdichtheid - zo'n twee tot vier keer het Europees gemiddelde - ons om alle ruimte te benutten voor eerder gestelde functies.

Nederland heeft geen duidelijke compartimenten van woeste natuur, landbouw of stedelijk gebied
Een tweede gevolg van de hoge bevolkingsdichtheid is dat Nederland geen duidelijke compartimenten heeft van woeste natuur, landbouw of stedelijk gebied. Daardoor is er in Nederland altijd een grote mate van verwevenheid tussen de functies van het landschap.
Deze verwevenheid heeft altijd geleid tot het maken van afspraken tussen de gebruikers, of het nu ging over het gebruik van gemeenschappelijke gronden in de Middeleeuwen of het prille bestuur in de polder. Dit heeft zich vertaald in ruimtelijke ordening, met alle wetten en regels die daaruit voortvloeien. Zelfs op het gebied van landbouw heeft dat geleid tot wetgeving, waarbij de ene boer maatregelen moet nemen om besmetting met plantenziekten bij de andere boeren te voorkomen. Ook hier met als hoofdreden dat Nederland te klein is om bepaalde teelten ruimtelijk van elkaar te scheiden.

Internationale invloeden
Terug naar het landschap. Ieder tijdperk en iedere generatie heeft eisen aan de ontwikkeling van het landschap gesteld. Dat geldt niet alleen voor het landgebruik voor landbouw, maar ook de stedenbouw en de aanleg van infrastructuur (wegens en havens) hebben een grote verandering in het landschap teweeggebracht. Wat betreft de landbouw bestaat er een roep naar efficiency: in Nederland en wereldwijd de productie en
Ieder tijdperk en iedere generatie heeft eisen aan de ontwikkeling van het landschap gesteld
productiviteit verhogen om gelijke tred te houden met de industrie. Dit heeft ervoor gezorgd dat het aloude gemengde 'kringloopbedrijf’ is vervangen door specialisatie. Tegelijkertijd werden de grenzen tussen Europese landen of tussen wereldhandelsblokken vervaagd door vrij verkeer van goederen en handelsverdragen. Zodoende diende de wereldmarkt zich aan op het boerenerf. Dat is de consequentie van onze bijdrage aan het voeden van de wereld, maar heeft als keerzijde dat individuele staten minder sturing kunnen geven aan productieprocessen in de open ruimte van het landschap.

Het Nederlandse landschap draagt daar de sporen van. Zo heeft ook de middenstand in steden en dorpen een grote verandering ondergaan: van kleinschalige, zelfstandige kruideniers tot de grootschalige koopcentra van internationaal opererende retailers. Ook hier zie je dat de ene ontwikkeling niet los staat van de andere, om van de huidige 'verdozing' van het landschap maar niet te spreken. De recente sterke uitbreiding van internethandel en webshops heeft grote distributiecentra rond snelwegen en verkeersknooppunten tot gevolg en zelfs de bouw van grote datacentra om al dat internetverkeer te kunnen geleiden.

Tijd nodig
Om dan toch alle gewenste functies in een Nederlands landschap te kunnen onderbrengen is in de eerste plaats de dialoog nodig. Beroemden wij ons voorheen op het zogenaamde 'polderen', nu lijkt het polariserend 'roeptoeteren' de standaard. Dat 'niet alles overal kan' heeft duidelijk twee kanten. Een samenhangend integraal beleid van volkshuisvesting, energiewinning, industriepolitiek, recreatie, natuurbeleid en landbouw (voedselproductie) is daarbij een voorwaarde. Waar de Nederlandse regering een decennium geleden nog dacht dat ons land 'af' was en zowel ruimtelijke ordening als een staatsdienst voor de inrichting van Nederland (DLG) ophief, wil de politiek Nederlandse landschap nu opnieuw inkleuren middels het Nationaal Programma Landelijk Gebied1. Naast dialoog en polderen is daar ook tijd voor nodig, omdat het maakbare Nederlandse landschap zich niet met een toverstokje in één klap opnieuw vormt.

1 Het Nationaal Programma Landelijk Gebied richt zich op het toekomstbestendig ontwikkelen van het landelijk gebied en moet daarbij voldoen aan de internationale verplichtingen voor natuur (waaronder de nationale doelen voor stikstof), water en klimaat.

In Wat is ...? gaan we met bekende en minder bekende mensen op zoek naar wat hen motiveert om te ontdekken of we elkaar van daaruit weer kunnen vinden. Waarom we dit doen lees je in De ontdekking van de ander. Bekijk ook de introductie tot de Nederlands landschapsreeks of het overzicht van de serie.
Dit artikel afdrukken