Regeneratieve landbouw kan beschouwd worden als een holistische benadering met aandacht voor bodemgezondheid, biodiversiteit, klimaat en water. Ondanks alle bedenkingen tegen de vaagheid van het concept, valt er iets voor te zeggen om die vorm van landbouw het voordeel van de twijfel te gunnen. Zeker nu het politieke klimaat in Nederland en Europa veranderd is.

Waarom de industrie regeneratief gaat
In de jaren ’80 verschenen artikelen van Amerikaanse wetenschappers en NGO’s over regeneratieve landbouw. Daarna werd het een tijd stil totdat deze benadering het afgelopen decennium door de voedselindustrie weer nieuw leven is ingeblazen. “It is supported from what are often considered opposite poles of the debate on agriculture and food. Regenerative Agriculture has been promoted strongly by civil society and NGOs as well as by many of the major multi-national food companies.” Dat schreef een groep Wageningse onderzoekers2 in samenwerking met Jim Sumberg.

NGO’s en voedselbedrijven maakten in 2017 afspraken over regeneratieve landbouw3. Omdat er veel NGO’s uit de klimaathoek bij betrokken waren, werd veel aandacht besteed aan de emissies van broeikasgassen. In de aanloop naar COP284, de klimaattop eind november, komen ook de broeikasgasemissies uit de voedingsketen aan de orde.

De levensmiddelenindustrie zal internationale regelgeving graag willen voorkomen. Dat kan het beste met een pro-actieve strategie waarbij ze duidelijk maakt dat het bedrijfsleven flink verduurzaamt
Recent deden ook Paul Polman, Gerda Verburg en een aantal NGO’s een nadrukkelijk beroep5 op COP28 om het voedselsysteem niet te vergeten. De levensmiddelenindustrie zal internationale regelgeving graag voorkomen. Dat kan het beste met een pro-actieve strategie waarbij ze duidelijk maakt dat het bedrijfsleven flink verduurzaamt. De omhelzing van regeneratieve landbouw door de levensmiddelenindustrie zou je in dit licht kunnen zien.

Internationale benadering
Van der Heijden1 constateert dat iedereen die zich met regeneratieve landbouw bezighoudt er een andere definitie op nahoudt. De analogie met de begripsverwarring over kringlooplandbouw van de afgelopen vijf jaar ligt voor de hand. Als iets voor meerdere uitleg vatbaar is, zal er geen effectieve implementatie plaatsvinden. Zeker niet in de internationale ‘business to business’-handel. Een belangrijk verschil met het begrip ‘kringlooplandbouw’ in de Nederlandse beleidsdiscussies is, dat er bij regeneratieve landbouw sprake is van een internationale benadering.

Het internationale bedrijfsleven heeft zich het afgelopen jaar sterk ingespannen om tot een harmonisatie van de definitie van regeneratieve landbouw te komen. Dat heeft afgelopen september geleid tot een gezamenlijk Framework6 onder leiding van het SAI-netwerk (Sustainable Agricultural Initiative), een bundeling van een groot aantal bedrijven uit de voedselverwerkende industrie. Het is de bedoeling dat dit Framework tot een meer eenduidige benadering van regeneratieve landbouw zal leiden. In de SAI-definitie staan 4 onderwerpen centraal: “an outcome-based farming approach that protects and improves soil health, biodiversity, climate, and water resources while supporting farming business development.”

Boeren moeten een plan maken waarbij continu verbeteringen op de vier genoemde thema’s gerealiseerd worden. In het Framework wordt ook een definitie gegeven voor een regeneratief boerenbedrijf: “To be considered a Regenerative Farm, the farm has completed the ‘engaged’ requisites and reports on improved performance against outcomes in at least two impact areas”. Met deze benadering ontstaat speelruimte voor ondernemers om aanpassingen te doen die bij hun bedrijfsvoering passen. Essentieel is de nadruk op het behalen van steeds betere resultaten.

In een schema ziet het Framework er als volgt uit:


Figure 1: Visualisation of SAI Platform’s Regenerating Together global framework for regenerative agriculture


Het is te verwachten dat deze benadering de internationale standaard gaat worden omdat veel multinationals lid zijn van het SAI-netwerk. Unilever heeft grote ambities op dit terrein. Inmiddels heeft het bedrijf een speciaal handboek7 ontwikkeld dat richtinggevend is voor zijn toekomstige leveranciers.

Nestlé wil ook een stevige impuls geven aan regeneratieve praktijken. Voor hun DiGiorno pizza’s8 willen ze dat de tarwe geteeld wordt volgens de principes van regeneratieve landbouw. Met andere grote bedrijven willen ze boeren technisch en financieel gaan ondersteunen om de bodemgezondheid en biodiversiteit te verbeteren. Door onder meer minder ploegen, minder gebruik van bestrijdingsmiddelen en extra teelten die de bodem beschermen. Het bedrijf wil dat in 2030 de helft van de ingrediënten voor die pizza’s volgens die principes geteeld wordt.

Volgens een artikel in Nieuwe Oogst9 is ook graangigant Cargill voornemens om boeren in bepaalde Europese landen extra te betalen voor de inzet van regeneratieve landbouw door hen te compenseren voor het verbeteren van de bodemkwaliteit en het opslaan van koolstof in de bodem.

Regeneratieve landbouw moet concreter en beter meetbaar gemaakt worden
Greenwashing ligt op de loer
Net zoals bij duurzame landbouw bestaat ook bij regeneratieve landbouw het risico op greenwashing. De eerste artikelen daarover hebben het daglicht al gezien. “Bedrijven beloven meer dan dat ze waarmaken”, aldus een rapport10 van FAIRR. Bij een onderzoek blijkt dat de meerderheid van de onderzochte bedrijven nog geen kwantitatieve doelen voor regeneratieve landbouw heeft geformuleerd. Gaat het dan om hun imago of om daadwerkelijke implementatie? Krijgen agrarische leveranciers van grondstoffen een extra vergoeding als ze conform de voorwaarden van regeneratieve landbouw leveren? In dat geval zal er ook vanuit de afnemer controle op plaatsvinden. Dat betekent dat er serieus werk van gemaakt wordt.

“Regeneratieve landbouw moet concreter en beter meetbaar gemaakt worden”, aldus Loekie Schreefel9 van de WUR in Nieuwe Oogst. Naarmate regeneratieve landbouw concreter en meetbaar wordt, is de kans op greenwashing kleiner.

Schreefel is optimistisch over de mogelijkheden van regeneratieve landbouw. Volgens hem11 kan een akkerbouwer op een kleibodem met behulp van regeneratieve praktijken zijn broeikasgasemissies verminderen met 50% en de bodemfuncties verbeteren.

Nederland
In Nederland heeft het Nationale Groeifonds12 veel vertrouwen in regeneratieve landbouw. Er is een breed consortium (ReGeNl) gevormd van grote voedingsindustrieën in Nederland en wetenschappers om hier vorm aan te geven. Het Groeifonds stelt €129 miljoen beschikbaar aan het programma ReGeNl om vanaf 2024 met pionierende agrarische ondernemers honderd repliceerbare regeneratieve bedrijfsmodellen te ontwikkelen. En met minstens 1.000 boeren de overgang naar regeneratieve landbouw te maken. Het is een goede zaak dat de overheid via het Nationale Groeifonds nu deze beweging ondersteunt.

Als de overheid maatschappelijk gewenste initiatieven ondersteunt, kan dat effectiever zijn dan dat ze zelf alles probeert te regelen. Ik heb eerder op Foodlog13 een pleidooi gehouden dat ook de GLB-subsidies meer gebruikt zouden moeten worden om initiatieven van het bedrijfsleven te ondersteunen.

LNV financiert onderzoek naar de Kritische Prestatie Indicatoren (KPI’s) om doelsturing te ondersteunen. Gelet op de ambities van de voedselindustrieën met regeneratieve landbouw zullen die KPI’s de ontwikkelingen vanuit de voedingsketens moeten kunnen ondersteunen.

Wat betekent het voor boeren?
De verduurzaming van de voedselketen wordt sterk bepaald door de machtsverhoudingen in die keten. Van individuele boeren en consumenten zijn geen grootschalige initiatieven tot verduurzaming te verwachten. Die moeten door de macht van het aanbod op gang worden gebracht.
Inmiddels zijn de meeste afnemers van agrarische producten multinationals geworden. Meer nog dan overheden, zien ze de noodzaak om in te spelen op maatschappelijke opvattingen
De omvang van de verwerkende industrie en het inkoopvolume van retailers heeft boeren en tuinders na de welvaartsontwikkeling die volgde op WO II afhankelijk gemaakt van supermarkten en de voedselverwerkende industrie, zoals Unilever en Nestlé maar ook hun eigen coöperaties zoals Cosun, FrieslandCampina en Cono. Inmiddels zijn de meeste afnemers van agrarische producten multinationals geworden. Meer nog dan overheden, zien ze de noodzaak om in te spelen op maatschappelijke opvattingen. Daarom vragen ze meer aandacht voor klimaat, de achteruitgang van de biodiversiteit en de bodemgezondheid.

De reflex van de landbouworganisaties is steevast dat er voor extra milieu-inspanningen een vergoeding moet komen. Die eis kwam aanvankelijk van de Farmers Defence Force. Inmiddels lijkt ook LTO weer helemaal in die houding te kruipen; het was vermoedelijk een van de belangrijkste redenen om niet mee te gaan in het Landbouwakkoord dat demissionair minister Adema zo graag wilde sluiten. Voor vergoedingen is best wat te zeggen als er sprake is van een duidelijke vermindering van broeikasgassen, maar als het gaat om verbetering van de bodemgezondheid gaat het vooral om ‘Goede Landbouwkundige Praktijken’. In dat laatste geval is het de vraag of de afnemer daarvoor moet betalen. Geen enkele industrie heeft een algemeen recht om te vervuilen. Daarom hebben ook boeren geen recht op een vergoeding als zij hun emissies naar de omgeving verminderen.

Steeds meer boeren realiseren zich gelukkig dat zij hun bedrijfsvoering een lagere ecologische footprint moeten geven om in de markt te blijven. En dat hen gevraagd wordt om met regeneratieve landbouw in te spelen op de wensen van hun afnemers.

En de voedingsindustrie?
Voor de verwerkende industrie ontstaan kansen om hun gedeukte imago weer op te krikken. Tijdens de voedselcrisis van het afgelopen jaar kregen voedselverwerkers meermalen het verwijt dat ze misbruik maakten van mogelijke voedseltekorten en zich bedienden van graaiflatie. Door hun machtspositie zijn ze in staat om een groot deel van de toegevoegde waarde in de voedselketens naar zich toe te trekken. “Terwijl in Nederland 1 op de 6 huishoudens die gezond willen eten het niet kunnen betalen, kregen de aandeelhouders van de 20 wereld grootste voedselbedrijven (graan, vlees, zuivel en kunstmest) in de laatste 2 jaar 53 miljard dollar uitgekeerd”, schrijft Davi Martins14.

Als de komende jaren – dankzij het SAI Framework – het begrip “Regeneratieve landbouw” meer handen en voeten krijgt, zijn er ook kansen voor de voedingsindustrie om de regie te hebben over de standaardisering in de voedselketens. Daarmee kunnen ze de regie in de voedselketens houden en nemen. Als schakel tussen de boeren en tuinders en de grote supermarktketens. De voedingsindustrie ziet dat supermarkten zich steeds meer met hun huismerken willen profileren en grote gezamenlijke Europese inkooporganisaties vormen. De regie over de standaardisering van houdbare producten en - nu nog schaarse - versmerken is daarmee onderdeel van het krachtenveld tussen de retail en de verwerkers van voedsel.

De kans dat uitvoering wordt gegeven aan regeneratieve landbouw is groter dan aan het politiek gelanceerde kringlooplandbouw
Op de komende klimaattop COP28 zal het internationale bedrijfsleven ongetwijfeld duidelijk maken regeneratieve landbouw in te zetten om de uitstoot van broeikasgassen te beperken. Daarmee willen bedrijven de kans op heffingen en scherpere wetgeving voorkomen. De industrie zal er alles aandoen om politieke geleide systeemveranderingen te voorkomen. Gelet op de machtige positie van de voedselindustrie in de voedselketens kan die haar leveranciers dwingen om te produceren volgens een aantal principes van de regeneratieve landbouw. Daarmee is de kans dat hier uitvoering aan gegeven wordt, groter dan aan het politiek gelanceerde kringlooplandbouw. Dat is een extra reden om deze trend serieus te nemen.

En de overheden
Na een veelbelovende start van de Europese Green Deal en de “Farm to Fork strategy” lijkt nu op Europees niveau door een veranderend politiek getij sprake te zijn van stagnatie. Door een sterke lobby vanuit de landbouwwereld en de agribusiness zijn de voorstellen voor strengere wetgeving voor bestrijdingsmiddelen afgezwakt15, 16. Het Europese wetsvoorstel voor de “Wet op duurzame voedselsystemen” is op ijs gezet. Heffingen op Europees niveau voor de emissies van broeikasgassen uit de landbouw of stikstof zijn voorlopig niet in aantocht, ondanks pleidooien van wetenschappers17. Het is niet de verwachting dat na de Europese verkiezingen volgend jaar, die waarschijnlijk ook een rechtse meerderheid zal opleveren, daar verandering in komt.

Het is tijd voor een andere rolverdeling tussen overheid en bedrijfsleven
In veel lidstaten, waaronder Nederland, zijn overheden nauwelijks in staat om een echte verduurzaming van de voedselketens te realiseren. Bang om kiezers af te schrikken met een vleestaks of boeren op te zadelen met extra kosten.

Veel politici wekken de indruk dat ze alles kunnen regelen en dat zij de regie hebben over wat er gaat gebeuren. Vooral door middel van subsidies hoopt men dat er echte veranderingen komen. Maar dat leidt niet tot de transitie die door velen bepleit wordt.

Het is tijd voor een andere rolverdeling tussen overheid en bedrijfsleven. Overheden kunnen het bedrijfsleven uitdagen om te zorgen dat de biodiversiteit niet verder achteruit gaat en dat de uitstoot van broeikasgassen wordt verminderd. Dan hoeven ze zelf niet te trekken en te sleuren. Overheden kunnen heldere randvoorwaarden stellen en hoeven niet met gedetailleerde maatregelen - zoals bijvoorbeeld kalenderlandbouw - te sturen. Op die manier kan synergie van overheidsbeleid en bedrijfsleven een slinger geven aan verdere verduurzaming. Vandaar mijn pleidooi: geef regeneratieve landbouw het voordeel van de twijfel.

Een historische blik op de verhouding overheid-bedrijfsleven ten aanzien van landbouwontwikkeling
LNV ziet zichzelf graag als motor van de gewenste veranderingen in de landbouw. Wie wat verder teruggaat in de geschiedenis, ziet dat heel vaak initiatieven van het bedrijfsleven aanleiding zijn voor de overheid om die te gaan ondersteunen.

Zo claimt LNV dat zij rond 1880 op basis van een advies van een Staatscommissie begonnen zijn met het OVO (Onderwijs, voorlichting en onderzoek) drieluik. Dit om de concurrentie met het goedkope Amerikaanse graan tegen te gaan. Maar dit volgde op initiatieven van de Maatschappijen van Landbouw (opgericht rond 1850) om proefvelden, cursussen en landbouwscholen te starten.

In de jaren ’20 van de vorige eeuw startte de CMC, de zuivelfabriek in het westen van het land met 10 melkcontroleurs om boeren boetes te geven die teveel water in de melk deden. Dit om de export van kaas naar Engeland in stand te houden. Toen eind jaren ’20 een landbouwcrisis volgde, heeft de overheid de keuringskosten voor haar rekening genomen.

Na de Tweede Wereldoorlog volgde een snelle schaalvergroting en mechanisatie. Belangrijke oorzaken was de sterke aantrekkingskracht van de industrie aan mensen die in de landbouw werkten. Ook de hogere prijzen door de voedselschaarste stimuleerden de investeringen en de schaalvergroting. Met het markt- en prijsbeleid van de overheid en de vorming van de Europese Gemeenschap werd dit proces verder ondersteund. Door prijsgaranties durfden boeren te investeren.

In de jaren ’80 is in de glastuinbouw op grote schaal substraatteelt en druppelirrigatie ingevoerd. Slimme glastuinders hadden in Denemarken gezien dat je op substraat goed tomaten kon telen en hebben vervolgens aan het onderzoek gevraagd om hen te helpen om dat te optimaliseren. De druppelirrigatie heeft men afgekeken van Israël. Het is duidelijk dat niet alle innovaties vanuit het onderzoek komen.

Toen in de jaren ’80 de milieuproblemen steeds manifester werden, heeft het toenmalige Landbouwschap geprobeerd om daar regelend in op te treden. Door de grote verdeeldheid in de agrarische sector (veehouders versus akkerbouwers, het zuidoosten versus het noorden en westen van het land) is daar weinig van terecht gekomen.

Daarna is die samenwerking juist stroever geworden. Het 10 jaar geleden opgestarte Topsectorenbeleid is een nieuwe vorm van samenwerking geworden. Daar wordt nu ook aandacht besteed aan de initiatieven van het bedrijfsleven voor regeneratieve landbouw waar inmiddels ook de Federatie Nederlandse Levensmiddelenindustrie (FNLI) zich sterk voor maakt.

Verwijzingen:
  1. Foodlogartikel: Multinationals doen aan regeneratieve landbouw, maar wat is het?

  2. Ken Giller e.a.: Regenerative Agriculture: An agronomic perspective - Ken E Giller, Renske Hijbeek, Jens A Andersson, James Sumberg, 2021

  3. Een overeenkomst uit 2017: What is Regenerative Agriculture

  4. COP28

  5. Brief Gerda Verburg, Paul Polman en NGO’s

  6. SAI Framework: Regenerating together

  7. Unilever guide: The Unilever regenerative agriculture principles

  8. Nestlé to expand regenerative agriculture for wheat in DiGiorno pizza

  9. Nieuwe oogst: Keten zet in op regeneratieve landbouw als standaard

  10. Greenwash: Big food’s regenerative agriculture pledges mostly just talk

  11. AGRI PRESS: Regeneratieve landbouw moet concreter en beter meetbaar

  12. Nationaal Groeifonds: Regeneratieve Landbouw (Re-Ge-NL)

  13. Foodlogartikel: Anticiperen op toekomstige ontwikkelingen heel lastig voor LNV

  14. Food corporations paid shareholders $53.5bn while millions went hungry

  15. CEO Observatory: Sabotaging EU Pesticide Reduction Law (SUR)

  16. NRC 23 november 2023: Europarlement schrapt terugdringen pesticiden en torpedeert vergroeningsplan landbouw

  17. IEEP rapport over heffingen: Applying the polluter pays principle to agricultural emissions

Dit artikel afdrukken