‘Een fascinerend geheel’. Zo omschrijft Titia Wolterbeek biodiversiteit. Ze is directeur van De Vlinderstichting en voorzitter van SoortenNL waar ze natuurgegevens verzamelt om inzicht te krijgen in de biodiversiteit in Nederland. Haar fascinatie voor natuur en vlinders wordt gevoed door het ontdekken van de diversiteit en rijkdom aan soorten om haar heen. Het beschermen ervan is een gedeelde verantwoordelijkheid. Dat leert ze door te kijken door de ogen van een vlinder.
Onlangs zochten we tijdens een excursie naar een klein slakachtig beestje met twee sprietjes: de rups van de zeldzame grote weerschijnvlinder. De hele winter zit deze rups open en bloot tegen een takje ‘geplakt’, te wachten op het voorjaar. Toen ik wist waarop ik moest letten vond ik er zelf ook een. Ik word altijd heel blij wanneer ik zoiets nieuws leer zien. Het ontdekken van die onbeschrijflijke diversiteit en rijkdom aan soorten verandert steeds weer hoe ik mijn omgeving zie.
Kijken en luisteren
Leren kijken is belangrijk. In de eerste plaats naar iets wat anders is. In het geval van het rupsje ging het om een tak met regelmatige verspreide bladknoppen. Het rupsje viel op doordat de regelmatigheid verbroken werd: het leek een extra bladknop aan de tak, maar dat was het niet. Wat nog belangrijker is, is weten wat het rupsje nodig heeft. Dan begrijp je waarom de vlinder juist daar haar eitje heeft afgezet. Rupsen zijn heel kieskeurig: ze eten vaak maar één soort plant (in dit geval de boswilg), moeten veilig kunnen overwinteren en eten de blaadjes zodra de knoppen uitlopen. Die tak voldeed aan deze eisen.
Zo leer je naar het landschap te kijken door de ogen van een vlinder. Maar je ontdekt biodiversiteit niet alleen door te kijken. Leer ook te luisteren.
De film ‘Onder het maaiveld’ laat je in de keuken kijken. Na het zien van deze film ga je vanzelf anders naar de bodem kijken. Die rijkdom aan miljoenen soorten organismen, die stuk voor stuk uniek zijn, veelal nauw samenwerken of afhankelijk zijn van elkaar en zo een complex maar fascinerend geheel vormen dat we zien als een landschap, dat is voor mij biodiversiteit.
Monitoren
Wereldwijd realiseren we ons dat biodiversiteit belangrijk is, ook voor ons mensen. Daarom hebben we internationaal afspraken gemaakt over de bescherming van soorten. Er worden maatregelen genomen en natuurgebieden aangewezen waar bedreigde soorten extra ruimte krijgen. Om te kunnen volgen of die maatregelen helpen, willen we weten hoe het met de soorten gaat: monitoren. Dat kan op vele manieren, maar om trends te kunnen bepalen is het vooral belangrijk om op een eenduidige manier lange meetreeksen op te bouwen. De methode is afhankelijk van de soortgroep en kan zelfs voor elke soort anders zijn.
Bij De Vlinderstichting zijn deze trends de basis voor ons werk. Wij coördineren een netwerk van zo’n 2.000 vrijwilligers die tellingen uitvoeren van vlinders en libellen. Het Centraal Bureau voor de Statistiek controleert de betrouwbaarheid van de metingen en de berekeningen. Voor dagvlinders wandel je een vaste route en noteer je elke vlinder die je ziet. Veel mensen vinden het een aangename bezigheid: met mooi weer lekker naar buiten om vlinders te kijken en nog nuttig bezig zijn ook. Dankzij al deze vrijwilligers die wekelijks door het hele land hun route tellen, weten we van bijna alle soorten hoe het er in Nederland mee gaat.
Voor sommige soorten zijn speciale methoden ontwikkeld. De sleedoornpage kom je bijvoorbeeld maar zelden vliegend tegen en kan daardoor (nog) zeldzamer lijken dan hij is. Door in de winter de eitjes te tellen brengen honderden vrijwilligers die soort toch in kaart. Het lijkt een speld in een hooiberg, maar ook hier geldt dat je kunt leren waar je op moet letten en er zo oog voor krijgt. Voor nachtvlinders – verreweg de grootste groep vlinders, in Nederland gaat het om meer dan 2.000 soorten – hebben we een meetnet met lichtvallen opgezet. ’s Avonds zet je een lamp aan boven een bak of emmer. De vlinders worden aangetrokken door het licht en komen in de val terecht. ’s Ochtends open je de val, noteer je wat er in zit en laat de vlinders weer vrij. Doordat het toch altijd weer spannend is wat je de volgende dag zult aantreffen in je val, blijft het leuk om te doen en gaan mensen er vaak jaren mee door.
Dankzij al deze trouwe tellers weten we helaas ook dat het niet goed gaat met de biodiversiteit in Nederland. Veel soorten gaan achteruit, ook bij de vlinders. Concreet weten we van het donker pimpernelblauwtje en de kleine heivlinder dat het niet zeker is of we ze komende zomer nog zullen zien vliegen. Ik vind dat erg. Net als dat er voor ons maar één aarde is die we kunnen benutten, is dat ook het geval voor deze vlinders en alle andere dieren, planten en organismen. We delen de aarde met hen en hebben hen keihard nodig om zelf te kunnen leven. Dat mogen we ons wel wat meer realiseren en rekening houden met wat zij nodig hebben. Dat doen we nu veel te weinig.
Soms is het simpel en kan het gemakkelijk anders. Door minder te maaien en een deel van de planten in de berm te laten staan, is er voedsel voor rupsen en bloemen waar vlinders nectar kunnen vinden. Zo blijft het een leefgebied voor bijvoorbeeld bruine zandoogjes en icarusblauwtjes. Inmiddels hebben meer dan 2.000 maaimachinisten bij ons de cursus Kleurkeur gevolgd. In veel bermen zie je het resultaat: niet alles is kort, er blijven bloemrijke stukken staan. Een bewuste keuze van de man op de maaimachine: iemand die geleerd heeft te kijken door de ogen van een vlinder. Dat geeft mij hoop voor de biodiversiteit.
Dit artikel afdrukken
Kijken en luisteren
Leren kijken is belangrijk. In de eerste plaats naar iets wat anders is. In het geval van het rupsje ging het om een tak met regelmatige verspreide bladknoppen. Het rupsje viel op doordat de regelmatigheid verbroken werd: het leek een extra bladknop aan de tak, maar dat was het niet. Wat nog belangrijker is, is weten wat het rupsje nodig heeft. Dan begrijp je waarom de vlinder juist daar haar eitje heeft afgezet. Rupsen zijn heel kieskeurig: ze eten vaak maar één soort plant (in dit geval de boswilg), moeten veilig kunnen overwinteren en eten de blaadjes zodra de knoppen uitlopen. Die tak voldeed aan deze eisen.
Zo leer je naar het landschap te kijken door de ogen van een vlinder. Maar je ontdekt biodiversiteit niet alleen door te kijken. Leer ook te luisteren.
Het ontdekken van die onbeschrijflijke diversiteit en rijkdom aan soorten verandert steeds weer hoe ik mijn omgeving zieDat leerde ik toen ik met een echte vogelkenner op pad ging om vogelgeluiden te onderscheiden. Er ging een wereld voor mij open: het was alsof er een extra dimensie aan mijn omgeving was toegevoegd. Zo zijn er altijd nieuwe dimensies te ontdekken. Denk aan alle schimmeldraden die normaal onzichtbaar onder de grond groeien, maar een enorm en uiterst belangrijk levend transportnetwerk vormen waar planten en bomen intensief gebruik van maken.
De film ‘Onder het maaiveld’ laat je in de keuken kijken. Na het zien van deze film ga je vanzelf anders naar de bodem kijken. Die rijkdom aan miljoenen soorten organismen, die stuk voor stuk uniek zijn, veelal nauw samenwerken of afhankelijk zijn van elkaar en zo een complex maar fascinerend geheel vormen dat we zien als een landschap, dat is voor mij biodiversiteit.
Monitoren
Wereldwijd realiseren we ons dat biodiversiteit belangrijk is, ook voor ons mensen. Daarom hebben we internationaal afspraken gemaakt over de bescherming van soorten. Er worden maatregelen genomen en natuurgebieden aangewezen waar bedreigde soorten extra ruimte krijgen. Om te kunnen volgen of die maatregelen helpen, willen we weten hoe het met de soorten gaat: monitoren. Dat kan op vele manieren, maar om trends te kunnen bepalen is het vooral belangrijk om op een eenduidige manier lange meetreeksen op te bouwen. De methode is afhankelijk van de soortgroep en kan zelfs voor elke soort anders zijn.
Bij De Vlinderstichting zijn deze trends de basis voor ons werk. Wij coördineren een netwerk van zo’n 2.000 vrijwilligers die tellingen uitvoeren van vlinders en libellen. Het Centraal Bureau voor de Statistiek controleert de betrouwbaarheid van de metingen en de berekeningen. Voor dagvlinders wandel je een vaste route en noteer je elke vlinder die je ziet. Veel mensen vinden het een aangename bezigheid: met mooi weer lekker naar buiten om vlinders te kijken en nog nuttig bezig zijn ook. Dankzij al deze vrijwilligers die wekelijks door het hele land hun route tellen, weten we van bijna alle soorten hoe het er in Nederland mee gaat.
Voor sommige soorten zijn speciale methoden ontwikkeld. De sleedoornpage kom je bijvoorbeeld maar zelden vliegend tegen en kan daardoor (nog) zeldzamer lijken dan hij is. Door in de winter de eitjes te tellen brengen honderden vrijwilligers die soort toch in kaart. Het lijkt een speld in een hooiberg, maar ook hier geldt dat je kunt leren waar je op moet letten en er zo oog voor krijgt. Voor nachtvlinders – verreweg de grootste groep vlinders, in Nederland gaat het om meer dan 2.000 soorten – hebben we een meetnet met lichtvallen opgezet. ’s Avonds zet je een lamp aan boven een bak of emmer. De vlinders worden aangetrokken door het licht en komen in de val terecht. ’s Ochtends open je de val, noteer je wat er in zit en laat de vlinders weer vrij. Doordat het toch altijd weer spannend is wat je de volgende dag zult aantreffen in je val, blijft het leuk om te doen en gaan mensen er vaak jaren mee door.
We weten van het donker pimpernelblauwtje en de kleine heivlinder dat het niet zeker is of we ze komende zomer nog zullen zien vliegen. Ik vind dat ergDe aarde delen
Dankzij al deze trouwe tellers weten we helaas ook dat het niet goed gaat met de biodiversiteit in Nederland. Veel soorten gaan achteruit, ook bij de vlinders. Concreet weten we van het donker pimpernelblauwtje en de kleine heivlinder dat het niet zeker is of we ze komende zomer nog zullen zien vliegen. Ik vind dat erg. Net als dat er voor ons maar één aarde is die we kunnen benutten, is dat ook het geval voor deze vlinders en alle andere dieren, planten en organismen. We delen de aarde met hen en hebben hen keihard nodig om zelf te kunnen leven. Dat mogen we ons wel wat meer realiseren en rekening houden met wat zij nodig hebben. Dat doen we nu veel te weinig.
Soms is het simpel en kan het gemakkelijk anders. Door minder te maaien en een deel van de planten in de berm te laten staan, is er voedsel voor rupsen en bloemen waar vlinders nectar kunnen vinden. Zo blijft het een leefgebied voor bijvoorbeeld bruine zandoogjes en icarusblauwtjes. Inmiddels hebben meer dan 2.000 maaimachinisten bij ons de cursus Kleurkeur gevolgd. In veel bermen zie je het resultaat: niet alles is kort, er blijven bloemrijke stukken staan. Een bewuste keuze van de man op de maaimachine: iemand die geleerd heeft te kijken door de ogen van een vlinder. Dat geeft mij hoop voor de biodiversiteit.
In Wat is ...? gaan we met bekende en minder bekende mensen op zoek naar wat hen motiveert om te ontdekken of we elkaar van daaruit weer kunnen vinden. Waarom we dit doen lees je in De ontdekking van de ander. Bekijk ook de introductie tot de biodiversiteitreeks of het overzicht van de serie Wat is biodiversiteit?
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
Over het belang van waardplanten voor vlinders: een jaar of 5 geleden zag ik voor het eerst in mijn leven een kleine parelmoervlinder. De jaren daarna nam het aantal elk jaar toe en het afgelopen jaar overtrof deze soort de aantallen andere grote dagvlinders. Op een klein vlinderstruikje zag ik een keer 10 exemplaren.
De kleine parelmoervlinder heeft viooltjes als waardplant, in de duinen het duinviooltje, in het binnenland akkerviooltjes. Nu komen er op onze grond weinig akkerviooltjes voor, maar bij onze buurman wel. Die teelt jaarlijks een paar hectare koolzaad. En het onkruidbestrijdingdmiddel wat hij gebruikt, pakt alle onkruid, behalve akkerviooltjes. Zodat er tussen het koolzaad (staat nu in bloei op 30 maart!!!!!) al een aantal jaren een mooie mat akkerviooltjes staan (ook die bloeien al). Overigens heb ik geen bewijs voor een oorzakelijk verband, het is niet meer dan observatie.
Dezelfde buurman heeft een paar miniweitjes voor paardenhooi, met een 50 jaar (?) oude grasmat waar jaarlijks meer graslandvlinders (koevinkje, bruin zandoogje, hooibeestje, etc.) voorkomen dan in honderden hectares intensief raaigras.
Een ander artikel over een andere vlindertuin bij Amsterdam, vlinders-helpen-de-brandnetel-is-beter-dan-de-vlinderstruik over 'Mot in Mokum', waar ook vlinders worden gehouden:
"Top-5 vlinderplanten voor in de tuin:
Met een vlinderstruik haal je in de zomer volop vlinders in je tuin. Maar met deze planten help je ze volgens vlinderexpert Nicky Castricum het meest:
Rolklaver
Vuilboom
Brandnetel
Walstro
Judaspenning"
#3 Alisha, staat ook een artikel over in de Vk: minder-vlinders-fladderen-rond-aantallen-gehalveerd-in-dertig-jaar .
Daarin is ook sprake van een 'vlinderidylle', een soort vlindertuin vol met inheemse beplanting, bij Amsterdam: "‘Ik ben veel tijd kwijt aan het beheer, en hoe leuk dat ook is, het maakt me wel verdrietig dat wat we ook doen, de vlinders afnemen’, zegt Els de Vos, die de groep vlindertellers coördineert. ‘Waar we eerst een tiental koolwitjes zagen, zien we er nu maar één of twee."
Ik vraag mij af of die vlinderidylle wel goed in elkaar zit om vlinders te handhaven. Je hebt ook voedselplanten voor de rupsen nodig, en de juiste plekken voor de vlinders om eitjes te willen leggen. Zo trekt een bos brandnetels nou niet per se dagpauwoog en atalanta aan, maar is de plek heel erg van belang (zie ook artikel hierboven). Ook kan luchtvervuiling een rol spelen.
Het donker pimpernelblauwtje is hoogstwaarschijnlijk door een onoplettende maaier in Nl uitgeroeid, weggemaaid; zegt iets over ruimte voor natuur. Gelukkig staat ie in de habitatrichtlijn.
Uit de nieuwste cijfers van het CBS en De Vlinderstichting blijkt dat de populaties dagvlinders tussen 1992 en 2023 met gemiddeld 53% zijn afgenomen. Niet alleen zeldzame vlinders (zoals de kleine heivlinder en het gentiaanblauwtje) nemen af, maar ook soorten als de kleine vos en het groot koolwitje.
Het pimpernelblauwtje, donker pimpernelblauwtje en grote vuurvlinder zijn extra kwetsbaar, omdat ze maar op enkele plekken voorkomen. Deze vlinders zijn van belang voor het natuurbeleid in Nederland, omdat ze in de Europese Habitatrichtlijn staan. Het donker pimpernelblauwtje is waarschijnlijk zo goed als verdwenen.
Helemaal mee eens, Jopie! Ik heb al een foto van de grote weerschijnvlinder gestuurd ter vervanging, minstens zo mooi;)