De vleeswereld was voor het eerst in 5 jaar weer bij elkaar. Eén continent bleek opvallend afwezig. Een korte check leverde nog geen handvol vertegenwoordigers van het Afrikaanse continent op. Desgevraagd zei IMS-voorzitter Guillaume Roué dat Afrika "nog" ondervertegenwoordigd is onder de leden van de vleesproducentenvereniging. Verklaarbaar, maar ook pijnlijk. Want juist Afrika zal de komende jaren het snelst groeien en eet vlees.

Moeilijk verhaal
De vleessector - die dieren met 4 poten slacht; kip hoort er niet bij - heeft een moeilijk verhaal. "Meat is a challenge, but meat can be a solution for the planet", zei Roué in zijn openingsspeech. Een uitdaging, omdat de publieke opinie, zeker in Europa, inmiddels heeft geleerd dat minder vlees eten goed is en de intensieve dierhouderij slecht. De consumptie loopt inmiddels daadwerkelijk terug en de opmars van plantaardige producten rukt gestaag op.

In zo'n omgeving verkondigen dat de sector moet groeien, zal groeien, en er alles aan doet om dat zo duurzaam en verantwoord mogelijk te doen, botst met de gedachte van de eiwittransitie: minder dierlijk, meer plantaardig.

Wetenschap moet consument en maatschappij vlees weer laten waarderen. Juist omdat de wereldbevolking groeit en blijft groeien, moet de vleesproductie ook omhoog. Want wil de wereldbevolking gezond groeien, dan zijn er dierlijke eiwitten nodig.

Eiwitsynthese
Dat legt Luc van Loon uit, hoogleraar aan de Universiteit van Maastricht, in zijn keynote-speech. Van Loon doet al jaren onderzoek naar de rol van eiwitten bij spieropbouw. Eiwitsynthese is een continu proces. Iedere dag breken we 1 à 2 procent van al onze spiercellen af en bouwen we 1 à 2 procent spier weer op. Dat betekent dat in gemiddeld 52 dagen je hele arm of been vernieuwd is. Daar zijn natuurlijk wel bouwstenen voor nodig: de aminozuren. Plus de 'anabolische zetjes' van eten en beweging.

Om 20 gram eiwitten binnen te krijgen, kun je 70 gram vlees eten. Het lukt ook met 90 gram sojabonen, 240 gram erwten, 650 gram bruine rijst of 1050 gram aardappelen
Om van aminozuur tot eiwit te transformeren, komen nogal wat processtappen kijken. Van Loon begon oorspronkelijk achteraan in het proces: meten hoeveel 'gelabelde' aminozuren - die in pure vorm aan proefpersonen aangeboden werden - uiteindelijk in het spierweefsel terug te vinden waren en in welk tempo. De volgende stap was het labdrankje aan een koe geven en kijken of de gelabelde aminozuren ook in de melk en het vlees terechtkwamen (ja). Inmiddels kijkt Van Loon naar 'echt' eten in de vorm van maaltijden. Talloze factoren blijken de opname van eiwitten te reguleren. Denk aan het tijdstip van eten, de manier waarop het eten is klaargemaakt en de houding waarin je het eet tot de exacte aminozuursamenstelling en specifieke eiwitbron van het eten.

Niet alle eiwitten zijn gelijk
In de loop der jaren ontdekte Van Loon onder meer dat niet alle eiwitten gelijk zijn. Wil je bijvoorbeeld 20 gram eiwitten binnenkrijgen, dan kun je daar 70 gram vlees voor eten. Het lukt ook met 90 gram sojabonen, 240 gram erwten, 650 gram bruine rijst of 1050 gram aardappelen. Natuurlijk werkt een schep 20 gram eiwitpoeder ook. Maar niet alle eiwitpoeders blijken gelijk: zo blijkt wei-eiwit in meer spieropbouw te resulteren dan soja-eiwit. Dat komt doordat ieder eiwit een andere aminozuursamenstelling heeft. Voor spieropbouw is bijvoorbeeld het leucine-gehalte essentieel. Dat blijkt in eiwitten van dierlijke oorsprong aanmerkelijk hoger te liggen dan in plantaardige eiwitten.

In het in Sports Med verschenen artikel uit 2015 The Anabolic Response to Plant-Based Protein Ingestion is de onderstaande tabel te vinden. Van Loon laat de specifieke aminozuurgehaltes van verschillende eiwitbronnen zien en vergelijkt ze met elkaar.
Aminozuren plantaardige en dierlijke eiwitbronnen
Een andere belangrijke constatering is dat de kwaliteit van de eiwitten belangrijker wordt naarmate de hoeveelheid eiwitten die iemand binnenkrijgt afneemt. Voor sporters en atleten, die sowieso veel eten, maakt het niet uit als (een deel van) hun eiwitinname van mindere kwaliteit is. Maar heb je met oude, of zieke, mensen te maken, dan geldt voor iedere gram eiwit dat die zoveel mogelijk essentiële aminozuren moet bevatten. Voor die mensen kun je dan eiwitten van verschillende oorsprong combineren, iets wat bijvoorbeeld in de Surinaamse combinatie bonen met rijst, of de Mediterrane pita met hummus al het geval is. Een andere optie is uiteraard versterken met extra leucine bijvoorbeeld, om tot de juiste mix van aminozuren te komen.

De vleesketen moet uit het verdomhoekje
Matrix van een hele maaltijd
De volgende stap waar Van Loon zich op richt is niet meer kijken naar wat aparte voedingsmiddelen betekenen voor de spieropbouw, maar naar wat een complete maaltijd doet. Dat maakt het onderzoek buitengewoon complex, want dan blijken niet alleen factoren als eiwitdosis en aminozuursamenstelling een rol te spelen, maar ook bijvoorbeeld wanneer je eet, hoe je dat eet (zittend of liggend), hoe lang je er op kauwt, wat de textuur is en hoe het is klaargemaakt. Vergelijk je een volledig plantaardige maaltijd en een omnivore maaltijd (het 'klassieke' AVG-tje met aardappelen, vlees, groente), met allebei evenveel calorieën en dezelfde nutritionele samenstelling, dan lijk je als omnivoor net wat meer spierweefsel op te bouwen. Wil je dat compenseren, dan is meer eten de oplossing.

Dat is een boodschap die er inderdaad niet zo gemakkelijk meer ingaat
Het lijkt een vooropgezet bruggetje naar de volgende spreker. Thanawat Tiensin, Director Animal Production and Health Division van de FAO. Hij is de man die eind september de eerste Global Conference on Sustainable Livestock Transformation organiseerde in Rome.

De vleesketen moet uit het verdomhoekje, betoogt Tiensin. In plaats van een netelig onderwerp moet vlees eten de motor zijn voor een wereldwijde duurzame veehouderijtransformatie: dierlijke voeding is onmisbaar in een gezond voedingspatroon. Met de toenemende wereldbevolking is het cruciaal om niet alleen genoeg, maar ook kwalitatief goed voedsel te produceren. Daar is méér vlees voor nodig, concludeert Tiensin.

Sustainable Development Goals
Dé uitdaging is dat ook aan consumenten uit te dragen en dat kan door duidelijk te maken welke SDG's betere veehouderijsystemen, dierlijke voedselbronnen en verminderde milieu-impact versterken. "Waarom communiceren we altijd vanuit het defensieve?", prikkelt Tiensin. "We moeten laten zien wat de bijdrage van dierlijk voedsel aan gezond eten is, en transparant en open zijn over wat we allemaal doen om op efficiënte wijze meer voedzame, veilige en toegankelijke dierlijke voeding te produceren, met een verminderde milieu-impact." Kortom: er is ook duurzaam vlees en dat is intensief (‘efficiënt’) geproduceerd. Dat is een boodschap die er inderdaad niet zo gemakkelijk meer ingaat.

Dit artikel afdrukken