Misverstand 1: “Afrika is overbevolkt”.
Dat klopt niet. Even terug in de geschiedenis. In 1500 was de bevolkingsdichtheid van Afrika (excl. de Sahara) slechts 3 inwoners per km2, tegenover 6 in Europa (inclusief Europees Rusland), 11 in China en 33 in India. Dat was een gevolg van de lage natuurlijke bodemvruchtbaarheid en de daardoor lage voedselproductie, maar ook van de Arabische slavenhandel naar Noord-Afrika, het Midden-Oosten en India. In de eeuwen daarna bleef de bevolkingsgroei ver achter bij die in West-Europa, India en China, vooral als gevolg van de Europese slavenhandel. Bij deze trans-Atlantische handel in de 17e t/m de 19e eeuw ging het om tenminste 9,3 miljoen verscheepte mensen.1 Daarna ging de bevolking sneller groeien, vooral doordat het sterftecijfer veel sneller daalde. Maar in 2021 was de bevolkingsdichtheid van SSA met 52 inwoners per km2 nog altijd lager dan die van Europa (incl. Rusland minus Siberië) met 79, veel lager dan die van Oost- en Zuidoost-Azië met 150 en nog veel lager dan die van Centraal en Zuid-Azië met 350 inwoners per km2.2

Overbevolking is overigens een relatief begrip. Vaak wordt het gerelateerd aan de vraag of de bevolking voldoende voedsel produceert om zichzelf te voeden. Dat raakt aan het tweede misverstand.

Misverstand 2. “De explosieve bevolkingsgroei is een tijdbom die gaat leiden tot massale honger, armoede en emigratie”.
Dat is een half misverstand. De term “tijdbom” is misplaatst, alleen al omdat zowel de bevolkingsgroei als de gevolgen ervan geleidelijke processen zijn. Maar de genoemde risico’s zijn wel degelijk reëel. In 2021, dus vóór de Oekraïne-oorlog, leed al 27% van de bevolking van SSA regelmatig voedselgebrek en de snelle bevolkingsgroei kan dat probleem nog groter maken.3 Maar dat risico is tot op zekere hoogte beheersbaar. Het probleem hoeft niet nóg groter te worden zolang de landbouwproductie gelijke tred houdt met de bevolkingsgroei. Figuur 1 laat zien dat sinds 1961 de totale graanproductie en de bevolkingsontwikkeling van SSA min of meer gelijk opgaan, maar daarmee is de voedselzekerheid van de regio nog niet gegarandeerd. Een goede maat daarvoor zijn graanequivalenten, dat wil zeggen de totale mogelijke graanproductie die de regio zou kunnen produceren indien alle landbouwgrond gebruikt zou worden voor graanproductie en de gemiddelde feitelijke nationale opbrengst per hectare zou opleveren.4 Uit Figuur 1 blijkt dat deze indicator in de afgelopen 60 jaar sterk is achtergebleven bij de bevolkingsgroei. Terwijl de bevolking vervijfvoudigde, nam de graanproductie in termen van graanequivalenten slechts toe met een factor 3,5. Daarbij legden de toename van de productie per hectare en de uitbreiding van het landbouwareaal ongeveer evenveel gewicht in de schaal. Voor een verdere vergroting van de graanproductie bestaan wel mogelijkheden. Dat kan door verdere uitbreiding van het landbouwareaal, maar dat zal ten koste gaan van natuur en klimaat. Het kan ook door verhoging van de opbrengst per hectare. Deze verhoging is in het verleden in Sub-Sahara Afrika sterk achtergebleven bij die in de rest van de wereld, waar de gemiddelde opbrengsten per hectare in dezelfde tijd ruim zijn verdrievoudigd. Niettemin is in de toekomst minstens een verdubbeling mogelijk, onder meer door bodemverbetering en gebruik van kunstmest en betere zaden, maar dat vergt tijd en effectief beleid. En het zal door klimaatverandering alleen maar moeilijker worden.

Uiteraard hebben landen ook de optie om meer voedsel van de wereldmarkt te importeren maar veel landen in SSA kunnen dat niet of nauwelijks betalen, wat nog wordt versterkt door de oorlog in Oekraïne, die voedsel veel duurder heeft gemaakt. Bovendien is ook kunstmest sterk in prijs gestegen, wat de binnenlandse voedselproductie remt. Kortom, SSA is te zeer afhankelijk geworden van de wereldmarkt. Een pan-Afrikaanse topconferentie over voedsel afgelopen januari in Senegal focuste dan ook niet louter op voedselzekerheid, maar op verhoging van de binnenlandse voedselproductie om meer “voedselsoevereiniteit” te bereiken.

Figuur 1  Index bevolking, totale graanproductie, opbrengst in graanequivalenten, opbrengst per hectare en areaal landbouwgrond in SSA (uitgezonderd Zuid-Afrika) (1961=100)
Figuur 1 Index bevolking, totale graanproductie, opbrengst in graanequivalenten, opbrengst per hectare en areaal landbouwgrond in SSA (uitgezonderd Zuid-Afrika) (1961=100).


Maar als het de bedoeling is om niet alleen de voedselzekerheid, maar ook de welvaart te verhogen, dan is het niet genoeg als de voedselproductie de bevolkingsgroei bijhoudt. Daarvoor zal de productiviteit, dat is de productie per hectare en per werkende persoon in de landbouw, sneller moeten groeien dan de bevolking. Bij een hogere productiviteit dalen de productiekosten van voedsel en houden consumenten geld over voor andere bestedingen. Ook kunnen de lonen (die hoger zijn dan die in bijvoorbeeld India en Vietnam!) worden gematigd, waarmee betere kansen ontstaan voor industriële ontwikkeling. Maar Figuur 1 laat zien dat de groei van de productiviteit nog altijd achterblijft bij de bevolkingsgroei. Wat dat betreft neemt de voedselzekerheid eerder af dan toe; en hetzelfde geldt voor de welvaart.

Overigens zijn er ook landen die welvaartsgroei kunnen halen uit andere bronnen dan de landbouw, met name de landen die over flinke energie- en grondstoffenreserves beschikken. Maar de meeste landen in SSA blijven overwegend afhankelijk van hun landbouwontwikkeling. Voor hen zal de welvaart bij het huidige tempo van ontwikkeling eerder af- dan toenemen. En daardoor is ook meer emigratie te verwachten, grotendeels binnen SSA, maar ook steeds meer naar Europa, waar lang niet alle migranten welkom zijn.5 Daarover straks meer.

Misverstand 3: “Afrika is het ongezondste continent”
Dat klopt als je kijkt naar de levensverwachting, want die was in SSA in 2020 met 60,8 jaar aanmerkelijk lager dan het mondiale gemiddelde van 72,3 jaar. Maar tegelijk verloopt de stijging van de levensverwachting nergens zo snel als in Afrika. Bedenk daarbij dat ze in 1998 nog slechts 50 jaar was, dus ze steeg gemiddeld met een half levensjaar per jaar! Dat komt vooral door halvering van de kindersterfte (van 165 per 1000 geboorten in 1998 naar 72 in 2021)6 en door de succesvolle strijd tegen HIV; kortom: door een verbetering van de volksgezondheid. De daling van de kindersterfte heeft overigens ook een effect op het kindertal per vrouw. Is de kindersterfte hoog, dan moet je veel kinderen krijgen om ervan verzekerd te zijn dat voldoende kinderen overleven om voor je oude dag te zorgen - in veel ontwikkelingslanden pure noodzaak.
Hier past een uitstapje naar de zogeheten “demografische transitie”. Dat is de overgang van een hoog sterfte- en geboortecijfer naar een laag sterfte- en geboortecijfer. Zie Tekstbox.

De demografische transitie
De demografische transitie is een universeel patroon van de ontwikkeling van een bevolking in de tijd. In de eerste fase van ontwikkeling zijn zowel de sterfte als de geboorte hoog, waardoor de bevolking nauwelijks groeit. In de tweede fase daalt de sterfte door betere voeding, hygiëne en verbetering van de medische zorg, maar blijft de geboorte nog hoog. Dit is de fase van snelle bevolkingsgroei. In fase drie daalt ook het geboortecijfer en begint de bevolkingsgroei af te vlakken. In de vierde fase zijn zowel sterfte als geboorte laag, en komt de groei geleidelijk tot stilstand. In de vijfde fase is het geboortecijfer zelfs lager dan het sterftecijfer, waardoor de bevolking krimpt. De transitie wordt aangedreven door het proces van modernisering (scholing, economische ontwikkeling, urbanisatie, gezondheidszorg). Veel Europese landen zitten in fase vier of vijf, terwijl de landen van SSA nog in fase twee of drie zitten.

Figuur 2 Levensverwachting (LV) en vruchtbaarheid (TVC) in Sub-Sahara Afrika en Azië 1950-2021. Bron: VN DESA
Figuur 2 Levensverwachting (LV) en vruchtbaarheid (TVC) in Sub-Sahara Afrika en Azië 1950-2021. Bron: VN DESA


In SSA startte het proces later dan in Azië en Zuid-Amerika, en verliep het bovendien langzamer. Figuur 2 laat zien dat de levensverwachting zowel in SSA als in Azië sinds de jaren 50 stijgt, conform het patroon van de demografische transitie, en dat dit in Azië vanaf medio jaren 60 leidde tot een sterke daling van het totale vruchtbaarheidscijfer (TVC), van 6 kinderen per vrouw tot 2 in 2021. In SSA zette de daling van de vruchtbaarheid pas in vanaf de tweede helft van de jaren 70, en verliep ze ook nog in een trager tempo dan in Azië. Daardoor is de bevolkingsgroei in Afrika in de afgelopen decennia veel sterker geweest dan in een vergelijkbare regio als Centraal- en Zuid-Azië, en dat duurt tot op de dag van vandaag voort.

Overigens is er wel een grote variatie binnen SSA. In 2021 liep de bandbreedte van het aantal kinderen per vrouw van 2,4 in Zuid-Afrika tot 6,8 in Niger.


Wat zijn de achterliggende oorzaken van de tragere daling van de fertiliteit in SSA vergeleken met die in Zuidoost-Azië? Eén van de oorzaken was de tragere sociaaleconomische ontwikkeling. We zijn het al bijna vergeten: rond 1960 was Zuidoost-Azië armer dan SSA. Maar sindsdien gingen de economie en de welvaart in Zuidoost-Azië snel groeien en bleef SSA steeds verder achter. Daardoor daalde ook de fertiliteit in SSA aanzienlijk minder.

Hoe kwam het dat de welvaartsgroei achterbleef? Daarvoor zijn verschillende verklaringen geopperd. Eén daarvan is het zwakke landbouw-, plattelands- en armoedebeleid in SSA. De koloniale machten hadden in beide regio’s weinig prioriteit gegeven aan de ontwikkeling van de landbouw, uitgezonderd de exportgewassen. Na de dekolonisatie gaven de regeringen in Zuidoost-Azië landbouw-, plattelands- en armoedebeleid hoge prioriteit, waarmee ze de basis legden voor de stormachtige ontwikkeling van hun industrie. Zo ontstonden de Aziatische tijgers. Daarentegen gaven de regeringen in SSA veelal prioriteit aan import-vervangende industrie, maar daar hadden ze weinig succes mee. Gevolg: minder welvaartsgroei en een tragere daling van de fertiliteit.7 Een bijkomende verklaring voor het verschil in fertiliteit is dat Indonesië en enkele andere Aziatische landen al in de jaren 60 begonnen met een programma van family planning.

Misverstand 4: “Bevolkingsgroei is geen probleem, maar biedt juist kansen voor economische groei, omdat ze een groot arbeidspotentieel oplevert - een demografisch dividend.”
Deze opvatting valt onder meer te beluisteren bij Afrikaanse overheden en opinieleiders, zoals bijvoorbeeld recent nog in Agenda 2063: The Africa We Want8 van de Afrikaanse Unie. Twee onderzoekers spraken in 2021 zelfs over “Africa’s biggest resource: its youth”. Ook de Amerikaanse vicepresident Kamala Harris sprak recent in Ghana nog opgewekt over de lage mediane leeftijd in Afrika.9

Van een dividend kan inderdaad sprake zijn, maar alleen als de banengroei gelijke tred houdt met de bevolkingsgroei én als de jonge bevolking een beroepsopleiding heeft genoten. Maar in de meeste SSA-landen is geen van beide het geval. Volgens de Wereldbank stagneert de groei van de industrie de laatste jaren, mede als gevolg van loonstijgingen, terwijl de overheidsuitgaven voor onderwijs in de periode 2005-2020 relatief zelfs zijn gedaald, namelijk van 18,3% naar 14,4% van de totale uitgaven.10 Dat het geboortecijfer in Zuidoost-Azië ten tijde van de Groene Revolutie veel sneller daalde, kwam zoals gezegd mede doordat de welvaart en de werkgelegenheid daar sneller groeiden. In SSA bleef de economische groei achter bij de groei van het aantal schoolverlaters. En ook in de komende decennia is geen snelle industriële groei te verwachten, want de lonen zijn er gemiddeld minder laag dan bijvoorbeeld in India en Vietnam. Komt bij dat veel moderne industrieën verregaand zijn geautomatiseerd c.q. gerobotiseerd. Dus voor zover er al industrie naar SSA komt, kan dat leiden tot jobless growth.

We moeten dit wel zien in historisch perspectief. Afrika heeft van oudsher een relatief lage natuurlijke bodemvruchtbaarheid, d.w.z. een lage productie per hectare zolang geen irrigatie en kunstmest worden toegepast. Daardoor bleef de bevolkingsdichtheid laag en dat werd versterkt door eeuwenlange slavenhandel naar Azië en Amerika. Dat zette een rem op de economische ontwikkeling. Toen rond 1980 het neoliberale tijdperk aanbrak, had Afrika een achterstand en moest het op de wereldmarkt opboksen tegen Europese en Aziatische landen die hun landbouw en industrie nog hadden kunnen ontwikkelen achter veilige tariefmuren - een ongelijke strijd. Daardoor kan Afrika nauwelijks economisch profiteren van zijn snelle bevolkingsgroei.

Integendeel, terwijl de “groene druk” - het aantal jongeren van 0 tot 20 jaar per hoofd van de bevolking in de werkzame leeftijdsklasse (20-65) - met 42% nu al een last voor de economie is, zal de bijkomende last van de werkloosheid de economische vooruitzichten nog ongunstiger maken. Komt bij: de hoge werkloosheid, met name onder jongeren, kan leiden tot sociale onrust en conflicten.
Wat betreft de emigratie van jongeren naar de arbeidsmarkten in rijke landen: de kansen daarvoor zullen door een toenemend tekort aan arbeidskrachten in Europa inderdaad toenemen. En als de emigranten succes hebben, kunnen ze bovendien geld naar hun familie overmaken, zogeheten remittances. De totale omvang van die remittances naar lage en middeninkomenslanden is zelfs groter dan de stroom aan buitenlandse investeringen en ontwikkelingshulp. Maar die emigratie maakt slechts een paar procent uit van de totale bevolkingsgroei in Afrika, en zal dus geen groot effect hebben op de ontwikkelingskansen van het continent.

Demografisch dividend
Demografisch dividend heeft betrekking op een gunstige leeftijdsverdeling die de economische groei van een land bevordert. Het kan ontstaan wanneer de omvang van de bevolking in de werkzame leeftijdsgroep (meestal bepaald als de leeftijdsklasse 20-65) groter is dan de bevolking in de niet-werkzame leeftijdsgroepen (jongeren plus ouderen). Doordat een groot deel van de bevolking in staat is om deel te nemen aan het arbeidsproces kan dit een stimulans zijn voor economische groei, besparingen en investeringen.

Een demografisch dividend is echter geen automatisme louter op basis van de leeftijdsverdeling. Ook het onderwijsniveau van de bevolking is een belangrijke factor, evenals de beschikbaarheid van voldoende banen - zaken waaraan het in veel Afrikaanse landen nog ontbreekt.

In zijn boek Youthquake - Why African Demography Should Matter to the World (2022) suggereert wetenschapsjournalist Edward Paice zelfs dat het dividend alleen kan worden gerealiseerd als is voldaan aan ALLE voorwaarden om werkgelegenheid te creëren.


Het is eerder omgekeerd: juist verlaging van de geboortecijfers zou veel SSA-landen een demografisch dividend op kunnen leveren. Het verlaagt namelijk de “groene druk”. Dat komt ook naar voren in studies van Afrikaanse auteurs.11 De Zuid-Afrikaanse politicoloog Jakkie Cilliers schreef:

    Africa can accelerate population-driven economic growth by reducing its fertility rate through interventions in education, infrastructure, human capital and, most importantly, women’s empowerment.12

Twee onderzoekers uit Togo pleitten in dat verband ook voor empowerment van vrouwen:

    More empowered women desire significantly fewer children compared with their less empowered counterparts. The first step to having fewer children is formulating programs to improve economic empowerment of women.13

Bij die empowerment gaat het allereerst om werkgelegenheid.

Hierbij kan ook een vliegwieleffect optreden, want economische ontwikkeling heeft op zijn beurt een matigend effect op het aantal kinderen per vrouw. Niet voor niets wordt wel gezegd dat ontwikkeling de beste anticonceptie is. Deze wisselwerking helpt ook te verklaren waarom bijna alle landen in Afrika waar het economisch relatief goed gaat een relatief laag geboortecijfer hebben.14

Misverstand 5. “Geen zorgen: de geboortecijfers zullen voldoende teruglopen door urbanisatie”.
Dat is deels waar. Het verschil tussen stad en platteland bedraagt in SSA zelfs meer dan 2 kinderen per vrouw!15 Dat heeft onder meer te maken met de hogere kosten van levensonderhoud in de stad en het gemiddeld hogere aantal jaren opleiding dat meisjes daar krijgen. Komt bij: stadsbewoners verbouwen zelden hun eigen voedsel en moeten dus alles kopen. Ook zijn de huizen er kleiner en zijn er minder familieleden en goede buren aanwezig die op de kinderen kunnen passen. Combineren van werk en kinderoppas is er dus moeilijker dan op het platteland, waar kids bovendien vaak meegaan op de rug. Figuur 3 laat zien dat de vruchtbaarheid in de stad niet alleen lager is, maar bovendien nog iets sneller daalt dan die op het platteland: met gemiddeld 0,4 kind per vrouw per decennium tegen 0,33 op het platteland.

Vruchtbaarheid in urbane en rurale regio’s in Afrika, 1986-2018. Bron: DHS, eigen bewerking VN DESA. De lijnen geven de trend weer, berekend door lineaire regressie.
Figuur 3 Vruchtbaarheid in urbane en rurale regio’s in Afrika, 1986-2018. Bron: DHS, eigen bewerking VN DESA. De lijnen geven de trend weer, berekend door lineaire regressie.


Maar is dat effect van urbanisatie voldoende? Als deze trend doorzet, dan zou de vruchtbaarheid in 2050 in steden op termijn kunnen uitkomen op ca. 2 kinderen per vrouw, het huidige mondiale gemiddelde, maar krijgen vrouwen op het platteland nog altijd zo’n 4 kinderen. Wel is er een trek naar de stad. Woonde in 2000 31% van de SSA-bevolking in een stedelijke regio, dat aandeel zal naar verwachting in 2050 zijn toegenomen tot 58%. Maar hoewel deze urbanisatie sneller verloopt dan elders in de wereld, zullen de landelijke gemiddelden van het aantal kinderen per vrouw vooralsnog hoog blijven. Dat kan niet alleen leiden tot toenemende armoede en ondervoeding, vooral op het platteland, maar ook tot stagnatie van de agrarische ontwikkeling. Want als de boer overlijdt, worden zelfs kleine bedrijven vaak nog verder verdeeld onder de kinderen. En dan zijn ze al helemaal te klein om geld over te houden om de productie te verhogen, o.a. door aankoop van beter zaaizaad en kunstmest.16 Zulke fragmentatie was één van de oorzaken van de genocide in Rwanda in 1994.

Het zou in principe nog een gunstig neveneffect van de armoede op het platteland kunnen zijn dat ze de trek naar de stad versnelt. In steden zijn de inkomens, de werkgelegenheid en de voorzieningen veel beter, krijgen kinderen 2,4 à 4 jaar langer onderwijs en hebben meer inwoners toegang tot elektriciteit en een bankrekening. Ook zijn de dependency ratios er gunstiger, wat macro-economische voordelen biedt.17 Maar urbanisatie-uit-armoede eindigt niet zelden in slums, waar de hygiëne slecht is, de sterfte hoog (ook onder kinderen) en de armoede groot.

Kortom, urbanisatie heeft verschillende voordelen, waaronder een lager geboortecijfer, maar leidt niet altijd tot een beter inkomen en betere gezondheid. Er is geen simpele lineaire relatie tussen urbanisatie en economische groei of tussen de grootte van steden en productiviteit. Daar is meer voor nodig, zoals investeringen in infrastructuur en goed ontwikkelde instituties. Kortom: ondersteunend en coördinerend overheidsbeleid.18

Samenvattend:
  1. Afrika is niet overbevolkt.

  2. De bevolking van SSA is sinds 2000 bijna verdubbeld (van 0,67 naar 1,2 miljard) en zal in 2050 waarschijnlijk verder zijn gegroeid tot 2,1 miljard. Voor de tweede helft van de eeuw lopen de prognoses sterk uiteen van 2,4 tot 4,7 miljard inwoners in 2100. Onzekere factoren zijn onder meer de welvaartsgroei, de snelheid en effecten van urbanisatie, en klimaatverandering.

  3. De bevolkingsgroei is niet explosief, maar zelfs de lage scenario’s kunnen gepaard gaan met verminderde voedselzekerheid en welvaart, tenzij het gaat lukken om het nog ruime groeipotentieel van de landbouw versneld te benutten.

  4. De levensverwachting in Afrika is flink gestegen, vooral als gevolg van de gedaalde kindersterfte, maar is nog relatief laag en stijgt sinds 1995 sneller dan elders. De fertiliteit daalt weliswaar gestaag, maar langzamer dan elders en is nog altijd relatief hoog, vooral op het platteland.

  5. De urbanisatie remt de bevolkingsgroei af en zal dat blijven doen, ook omdat ze sneller verloopt dan elders in de wereld. Maar ook weer niet zo snel dat de landelijke gemiddelden van de fertiliteit snel zullen dalen.

  6. Van het vaak genoemde “demografisch dividend” door de lage mediane leeftijd kan pas sprake zijn als de groei van de werkgelegenheid gelijke tred houdt met die van het aantal schoolverlaters. Dat is vooralsnog niet te verwachten. Daardoor dreigen de werkloosheid, de armoede, de sociale onrust en de emigratie eerder toe dan af te nemen. Bijgevolg is de snelle bevolkingsgroei wel degelijk een groot probleem.

  7. Ook de emigratie zal toenemen, vooral de emigratie binnen Afrika. De emigratie naar Europa zal veel geringer zijn en weinig effect hebben op de Afrikaanse bevolkingsgroei. Wel zullen de remittances van emigranten een kleine of wat grotere bijdrage leveren aan de economie.

Tot zover de misverstanden over de problematiek. In het derde artikel bespreken we zes misverstanden over oplossingen.

Met dank aan Henk Breman, Ken Giller en Henk Rolink (Rutgers) voor hun commentaar en suggesties.

Leo van Wissen is hoogleraar Economische Demografie aan de RU Groningen.
Wouter van der Weijden is milieubioloog en directeur van de Stichting Centrum voor Landbouw en Milieu.


Noten
1. De Arabische slavenhandel begon al in de 7e eeuw en ging plaatselijk nog door tot medio 20e eeuw. De totale omvang van die handel is geschat op meer dan 10 miljoen personen, dat is dezelfde orde van grootte als de Europese handel. Austen, R.A. 2010. Trans-Saharan Africa in World History, Oxford University Press, p. 32. Een andere auteur kwam zelfs tot 14 à 15 miljoen. Zie: Bairoch, P. 1993. Economics and World History. Myths and Paradoxes, Harvester Wheatsheaf.
2. UN DESA voor bevolkingsgegevens en FAO voor landoppervlaktegegevens. Siberië heeft met 33 miljoen inwoners op 33,1 miljoen km2 een zeer lage bevolkingsdichtheid en is niet bij Europa gerekend maar bij Centraal- en Zuid-Azië.
3. Gustafson, S. 2022. Hunger Levels Continue on the Rise: 2022 Global Hunger Index Released.
4. Zie Breman, H., A.G.T. Schut en N.G. Seligman 2019. From fed by the world to food security: Accelerating agricultural development in Africa.
5. Overigens zijn demografen het niet eens over de relatie tussen welvaart en emigratie. Een verhelderend artikel over het discours lees je hier.
6. Bij de bepaling van de levensverwachting telt men doorgaans alle sterfte mee vanaf de geboorte. Soms wordt ook gekeken naar de levensverwachting op de leeftijd van 5 jaar, of een andere leeftijd.
7. Henley, D. 2015. Asia-Africa Development Divergence – A Question of Intent. Zed Books.
8. African Union: Agenda 2062. The Africa We Want (2015)
9. Bij haar bezoek aan Ghana op 26 maart 2023 sprak Harris over de (lage) mediane leeftijd in Afrika van 19 jaar en de grote kansen die dat zou bieden voor groei en innovatie in Afrika en de wereld. Temeer omdat in 2050 één op de vier wereldburgers in 2050 in Afrika zal wonen. Zie ook dit filmpje over het bezoek van Harris.
Dat komt ook doordat twee derde van de mensheid woont in landen met minder dan 2,1 geboorten per vrouw, wat leidt tot krimp. Een groeiend aantal landen, waaronder Hongarije en China, doet al pogingen het geboortecijfer op te krikken. Zie: UNFPA State of World Population report 2023. Elon Musk, nooit verlegen om een controversiële uitspraak, zei zelfs: population collapse due to low birth rates is a much bigger risk to civilization than global warming. Aan hem zal het niet liggen: hij heeft tien kinderen bij drie vrouwen. Ook heeft hij al een Planet B op het oog: Mars.
10. Macrotrends.
11. Dosso Ibrahima 2019. The African demographic dividend: how to reach its full potential? Entreprenante Afrique.
Asafu-Adjaye & Brown 2021. Reaping Africa’s demographic dividend. Two scenarios for Africa’s youth.
12. Getting to Africa’s Demographic Dividend.
13. Atake, E.H. & Gnakou Ali, P. 2019. Women’s empowerment and fertility preferences in high fertility countries in Sub-Saharan Africa. BMC Women's Health 19, 54.
14. Een ogenschijnlijke uitzondering is Niger, waar het BNP per capita volgens de Wereldbank sinds 2000 is verdrievoudigd, maar het geboortecijfer slechts is gedaald van 7,7 naar 6,8 en nog altijd het hoogste ter wereld is. Daarvoor zijn meerdere verklaringen denkbaar: a) ondanks de welvaartsgroei is het land nog steeds arm, b) het cijfer reageert traag op welvaartsgroei, c) de kindersterfte is nog steeds vrij hoog, d) de urbanisatie verloopt relatief traag, en e) de orthodoxe en radicale islam hebben een relatief grote invloed. In theorie zou een zesde verklaring kunnen zijn dat de welvaart in Niger relatief ongelijk verdeeld is en dus voorbijgaat aan de lagere inkomensklassen. Maar de Gini Index (een veelgebruikte maat voor inkomensongelijkheid) is voor Niger niet erg hoog.
15. Tesfa, D. e.a. 2023. The pooled estimate of the total fertility rate in sub-Saharan Africa using recent (2010–2018) Demographic and Health Survey data. Front. Public Health.
16. Giller, K.E. e.a. 2021. Small farms and development in sub-Saharan Africa: Farming for food, for income or for lack of better options? Food Security.
17. Africa’s Urbanisation Dynamics 2022 - The economic power of Africa’s cities.
18. Turok, I. & McGranahan, G. 2013. Urbanization and economic growth: the arguments and evidence for Africa and Asia. Environment and urbanization 25: 465-482.

Dit artikel afdrukken