Laat los, dat romantische idee dat kleine boeren en micro-ondernemers de weg uit de armoede zijn in Afrika. "Hun bestaan in grote aantallen is de definitie van armoede zelf," zegt David Pilling, Afrika-redacteur van de Financial Times. Om uit de armoede te komen, moet Afrika groot denken.
Volgens sommige schattingen is 80% van de economische output van Afrika afkomstig van kleine en middelgrote ondernemingen. Zij vormen de ruggengraat van arme economieën, de sleutel tot sociale veerkracht en bieden ook de beste hoop om armoede uit te bannen. En dat klopt ook deels: (sociale) vangnetten, microkredieten, telefonisch bankieren, ontsluiting van het platteland en financieren van gemeenschapsinitiatieven zijn allemaal middelen om de inkomensvooruitzichten van de allerarmsten te verbeteren, schrijft de Financial Times.

Maar er schuilt een gevaar in deze voorstelling van zaken. In de steden op het Afrikaanse continent zijn talloze 'micro-ondernemers' te vinden. Als gewone bedrijfjes, zoals een leerlooierij, metaalbewerkingsbedrijf of tegelfabriek. Maar de kans is groter dat het mensen zijn zoals de vrouw die vanaf het dienblad op haar hoofd voedsel verkoopt aan de kleine elite die in SUV's rondrijdt. Of de schoenpoetser wiens bedrijfsmiddelen bestaan uit een vod, een kapotte doos en een half blik schoensmeer. Mensen zonder formele baan, die hun kostje bij elkaar scharrelen om te overleven. Dat zijn niet de bouwstenen waarop een moderne economie zich kan ontwikkelen, zegt David Pilling.

Voor een dergelijke ontwikkeling heb je grote bedrijven nodig. Die zijn in staat een 'productiviteitswonder' te realiseren door werknemers zo te organiseren dat ze profiteren van schaalvergroting en specialisatie. Kijk naar China. Dat land verplaatste zijn onproductieve boeren naar fabrieken, waar ze bijdroegen aan het 'economisch wonder' van de afgelopen jaren. Zie ook de succesvolle Aziatische en Latijns-Amerikaanse industrieën, die complexe industriële netwerken opbouwden. Soms gerelateerd aan lokale grondstoffen, zoals Chileens koper of Maleisische palmolie, maar ook dankzij goed opgeleide arbeidskrachten, een betrouwbare infrastructuur en diepe spaarpotten.

Maar zo gaat het niet in Afrika. Daar blijft de landbouw hangen in de 'wurggreep' van zelfvoorziening en zijn er geen onproductieve boeren om naar fabrieken over te hevelen. "Zonder irrigatie, kunstmest, moderne zaden of tractoren is de productiviteit op het hele continent bedroevend laag. De armste boeren kunnen niet genoeg verbouwen om hun gezin goed te voeden, laat staan hun kinderen naar school te sturen," aldus Pilling. Zij hebben in de steden niets te zoeken, laat staan dat ze een waardevol arbeidskrachtenreservoir vormen.

Bovendien zijn in Afrika grote bedrijven, die een aanjaagfunctie zouden kunnen vervullen, ook al schaars. In de Fortune 500 (beursgenoteerde bedrijven) staat geen enkel Afrikaans bedrijf. De 400 Afrikaanse bedrijven met een jaaromzet van meer dan $1 miljard die McKinsey signaleerde in 2018 zijn vrijwel zonder uitzondering familiebedrijven. Zij worden niet gedreven door veeleisende aandeelhouders of risicovolle investeerders.

Om daar verandering in te brengen, is een heel ander ontwikkelingsbeleid nodig, zegt Pilling. Geen micro-beleid, maar beleid dat zich richt op het faciliteren van banenscheppende bedrijven. Dat bestaat uit maatregelen als 'agressieve concurrentiewetgeving', en vooral "het rationaliseren van de elektriciteitsvoorziening, het verdiepen van de kapitaalmarkten, het verlagen van de kapitaalkosten door de oprichting van pensioenfondsen, het kanaliseren van de ontwikkeling naar grootschalige bedrijven en het stimuleren van professioneel beheerde boerderijen."

Het kán wel. Dat laten de concurrerende textielindustrieën van Lesotho en Mauritius zien, de schoen- en kledingindustrie op basis van zelfgeproduceerd leer van Ethiopië en de cashewnotenverwerking van Benin. Klein is niet mooi als het om ontwikkeling gaat. Integendeel, grote aantallen kleine boeren en micro-ondernemers is de definitie van armoede zelf.

Op Foodlog zijn in het recente verleden verschillende artikelen over Afrika en landbouw en Afrika en bevolkingsontwikkeling verschenen. Ook daarin vormen ontwikkeling en professionalisering de rode draad die meer mensen welvarender kan voeden en een beter leven bieden. Als omgekeerde van die ontwikkeling zien de auteurs en hun adviseurs een grotere bevolkingsexplosie en meer armoede en het daarmee samenhangende menselijk leed in Afrika.