Bij de aandacht voor het aanpassen van maatregelen om de stikstofcrisis te beteugelen komt voortdurend de kritische depositiewaarde (KDW) ter sprake. Dat is niet onterecht want de in Nederland gehanteerde strikte KDW waarden zijn het resultaat van een “simulatiemodel”. De onzekerheden in de rekenuitkomsten zijn op het het niveau van habitattypen in natuurgebieden dusdanig groot dat ze weinig realistische waarde vertegenwoordigen. Dat zegt inmiddels ook TNO op haar manier hardop en onomfloerst.

Afschaffen dan maar? Dat zou ik toch geen goed idee vinden. KDWs zijn een internationaal gehanteerd begrip, ook binnen de EU. Door experimenteel onderzoek zijn deskundigen het erover eens dat een teveel aan toegevoegde stikstof (bijvoorbeeld door depositie vanuit de atmosfeer) boven een bepaald niveau een verandering van de vegetatiesamenstelling teweeg kan brengen.

Gebruik de internationale KDW-range
Een internationaal panel heeft voor alle EU-habitattypen een range bepaald voor de KDW (RIVM-rapport 680359002). De lijst met KDWs die zo ontstond kende een hoog ‘natte vinger’ gehalte. Vanaf de meest stikstofgevoelige typen naar de minder gevoelige toe waren de uitkomsten 5-10 kg/ha, 10-15 kg/ha, enz. Zolang de Nederlandse simulatiewaarde binnen zo’n range lag werd die tot strikte Nederlandse waarde verklaard. Lag de simulatiewaarde erbuiten dan lieten de Nederlandse panel-leden hun eigen waarde vallen ten faveure van een waarde die wel binnen de range lag, meestal aan de lage kant.

Vanuit het perspectief van harmonisatie zou Nederland de maximale waarde van de internationaal wetenschappelijk geaccepteerde KDW-range moeten kunnen gebruiken. Dat zou het merendeel van de thans geldende Nederlandse KDWs met 300–500 mol/ha verhogen

Achtegronddepositie: volledig theoretisch
Echter, dat lost het stikstofprobleem maar ten dele op, want het echte probleem is niet de KDW maar de overschrijding daarvan. Dat echte probleem wordt veroorzaakt door het rekenmodel waarmee per hexagon (= 1 hectare) de achtergronddepositie wordt berekend.

De feitelijke atmosferische concentratie van onder meer ammoniak speelt geen enkele rol
De berekening van de achtergronddepositie gaat uit van een model dat de verspeiding van emissies berekend, gekoppeld aan de opvatting dat hoe “ruwer” (bosachtiger) de vegetatie, hoe groter de depositie zal zijn. Aan elk hexagon wordt een (gemiddelde) ruwheidsfactor toegekend. De feitelijke atmosferische concentratie van onder meer ammoniak speelt geen enkele rol.

De achtergronddepositie wordt volledig theoretisch, op basis van een aanname, berekend. Dat verklaart dat voor eenzelfde habitattype, bij atmosferische concentraties van ammoniak die een factor 1,5 tot ruim 2 kunnen verschillen, een vrijwel gelijke achtergronddepositie laten zien.

De onvolkomenheden van de berekening gaan nog verder, met ingrijpende gevolgen. Zo komt voor een hexagon met volledige bedekking van het habitattype H4030: Droge heide de berekende achtergronddepositie ongeveer uit op het niveau van de (Nederlandse) KDW van 1071 mol/ha.jr. Voor een aanpalend hexagon met 0.7 ha Droge heide en 0,3 ha bos is de gemiddelde ruwheidsfactor groter dan zonder bos, daardoor komt de berekening uit op 1400 mol/ha.jr. In dat hexagon treedt daarom een forse overschrijding van de KDW voor Droge heide op. Die overschrijding wordt nog aanzienlijk groter als in een hexagon voor maar 0,2 ha uit Droge heide bestaat en de rest bos is.

Een dergelijke conclusie kan niet kloppen. Helaas is de overschrijding van de KDW daardoor een papieren werkelijkheid die Nederland internationaal altijd voor de voeten zal blijven lopen. Aanpakken dus, die wel erg gemakzuchtig in het model geslopen rekenregel.
Dit artikel afdrukken