Er staan dagelijks verhalen in de krant over biodiversiteit en ook op Foodlog wordt het begrip te pas en te onpas gebruikt. En vrijwel zonder uitzondering in combinatie met 'verdwijnen', 'achteruitgang' of 'bedreigd' en iets wat beschermd moet worden. Wat is er toch aan de hand met biodiversiteit en wat is het eigenlijk? Jopie Duijnhouwer gaat in een aantal bijdragen in op deze vragen.
“Je moet niet accepteren dat de biodiversiteit in die gebieden verdwijnt.” Zomaar een uitspraak van ecoloog Ronald Bobbink in De Stentor van 16 februari. Deze uitspraak staat niet op zichzelf, maar spreekt evenmin voor zichzelf. Het woord diversiteit in de definitie is problematisch. Diversiteit wordt veel gebruikt, bijvoorbeeld in het begrip culturele diversiteit of de roep om meer diversiteit in de top van bedrijven of raden van toezicht. In de allersimpelste gevallen (meer vrouwelijke ministers) is het probleem nog op te lossen door er een percentage op te plakken, maar zodra er wat meer variabelen bij komen, lukt dat niet meer. Diversiteit, en dat geldt zeker ook voor biodiversiteit, kent geen eenheid waarin we het kunnen uitdrukken.
In 1994 komt onderzoeker DeLong in het artikel Defining Biodiversity met 85 verschillende definities. Dat zijn dan weliswaar veel variaties op een thema, maar het geeft aan dat er geen consensus is. Centraal staat vrijwel altijd soortenrijkdom. In vrijwel elk voorbeeld over biodiversiteit wordt het aantal planten- en diersoorten gemeld. Een tweede component is meestal aantal (abundance). Het maakt nogal verschil of in een bepaald gebied nog één neushoorn rondloopt of meer dan 100. Dan komt daarna de genetische variatie binnen de soorten aan bod, de gemeenschappen, ecosystemen en variatie.
Naast soorten en aantallen rijdt herkomst de eenduidigheid van het begrip biodiversiteit in de wielen. Ik vermoed dat Luc Hoogenstein tulpen en narcissen niet meetelt, zoals ook een ontsnapte kanarie geen score oplevert. Lokale soorten worden geteld, exoten gewoonlijk niet, maar ook hier wordt met verschillende maten gemeten.
De tijgerspin heeft zich de afgelopen 20 jaar vanuit België naar Groningen verspreid en wordt algemeen geaccepteerd als een nieuwe inheemse soort. Maar de grondels die op eigen kracht vanuit Zuidoost-Europa door het Main-Donaukanaal in de Amsterdamse gracht belanden, komen op het lijstje invasieve exoten. Sta je als soort een keer op dat lijstje, dan moet je te vuur en te zwaard bestreden worden: denk maar aan Japanse duizendknoop, grote waternavel, of Amerikaanse rivierkreeft. En om onduidelijke redenen kan een soort hier ook weer aan ontsnappen: niemand haalt het in het hoofd om massaal damherten of halsbandparkieten af te schieten.
Ondergronds wordt het nog lastiger. Op de site van Goed Bodembeheer wordt gesproken over 25.000 kilo levende organismen per hectare (voor wat het waard is, ik kom ook wel eens 3.500 kilo tegen). Het grootste deel hiervan zijn schimmels en bacteriën, waarvan mogelijk 90% geen naam heeft. En als je geen naam hebt……
Luc Hoogestein heeft zich een lastige taak op de hals gehaald. Het vinden van 1000 verschillende planten-en diersoorten zou niet eens zo moeilijk moeten zijn als we in ogenschouw nemen hoeveel soorten er in Nederland voorkomen. Veel lastiger is het om de keuzes te maken: waar tellen we, wat tellen we, wat tellen we niet en welke methodes gebruiken we om waar te nemen. Ik schrijf uitdrukkelijk 'we', want biodiversiteit is mensenwerk.
Dit artikel afdrukken
In 1994 komt onderzoeker DeLong in het artikel Defining Biodiversity met 85 verschillende definities. Dat zijn dan weliswaar veel variaties op een thema, maar het geeft aan dat er geen consensus is. Centraal staat vrijwel altijd soortenrijkdom. In vrijwel elk voorbeeld over biodiversiteit wordt het aantal planten- en diersoorten gemeld. Een tweede component is meestal aantal (abundance). Het maakt nogal verschil of in een bepaald gebied nog één neushoorn rondloopt of meer dan 100. Dan komt daarna de genetische variatie binnen de soorten aan bod, de gemeenschappen, ecosystemen en variatie.
Naast soorten en aantallen rijdt herkomst de eenduidigheid van het begrip biodiversiteit in de wielenOm de haken en ogen van het begrip biodiversiteit inzichtelijk te maken wil ik hier het 1000 soorten project van Luc Hoogenstein als voorbeeld nemen. Deze bioloog heeft de coronaperiode aangegrepen om de planten- en diersoorten in zijn tuin in Utrecht te tellen. Een leuk project dat inzichtelijk maakt hoeveel variatie aan leven er in een klein stukje stedelijke omgeving allemaal groeit, vliegt en kruipt. Je kunt beginnen met vanuit het raam vogelsoorten te tellen, vervolgens naar buiten gaan voor planten, vlinders, insecten en ga zo maar door. Elke soort is één, of dat nu toevallig een overvliegende eenmalig afgedwaalde kraanvogel is, of een pissenbed die met (tien)duizenden tegelijk dagelijks in de tuin aanwezig is.
Naast soorten en aantallen rijdt herkomst de eenduidigheid van het begrip biodiversiteit in de wielen. Ik vermoed dat Luc Hoogenstein tulpen en narcissen niet meetelt, zoals ook een ontsnapte kanarie geen score oplevert. Lokale soorten worden geteld, exoten gewoonlijk niet, maar ook hier wordt met verschillende maten gemeten.
De tijgerspin heeft zich de afgelopen 20 jaar vanuit België naar Groningen verspreid en wordt algemeen geaccepteerd als een nieuwe inheemse soort. Maar de grondels die op eigen kracht vanuit Zuidoost-Europa door het Main-Donaukanaal in de Amsterdamse gracht belanden, komen op het lijstje invasieve exoten. Sta je als soort een keer op dat lijstje, dan moet je te vuur en te zwaard bestreden worden: denk maar aan Japanse duizendknoop, grote waternavel, of Amerikaanse rivierkreeft. En om onduidelijke redenen kan een soort hier ook weer aan ontsnappen: niemand haalt het in het hoofd om massaal damherten of halsbandparkieten af te schieten.
Hoe vreemd het misschien ook klinkt, zelfs het begrip soort is omstreden. Terwijl iedereen wel een paardenbloem herkent, zijn er ook biologen die spreken over 1000 soorten, waarvan er in een weiland wel 60 voor zouden kunnen komen. Hetzelfde geldt voor bramen, waarvan Soortenbank.nl er 6 vermeld, terwijl een bevriende plantenkenner het voor Nederland over een paar honderd soorten heeft, die dan ook nog eens kunnen kruisen.
En er zijn biologen die het begrip soort eenvoudigweg een menselijk construct vinden dat te weinig rekening houdt met de dynamiek van continu genetische verandering, iets waar we ons door de confrontatie met het Coronavirus opeens iets meer bij voor kunnen stellen.
En er zijn biologen die het begrip soort eenvoudigweg een menselijk construct vinden dat te weinig rekening houdt met de dynamiek van continu genetische verandering, iets waar we ons door de confrontatie met het Coronavirus opeens iets meer bij voor kunnen stellen.
Waar tellen we, wat tellen we, wat tellen we niet en welke methodes gebruiken we om waar te nemen. Ik schrijf uitdrukkelijk 'we', want biodiversiteit is mensenwerkTenslotte is er dan de simpele en waarschijnlijk onbewuste voorkeur van de mens. Alle soorten vogels en dagvlinders in Nederland zijn bekend. Als er per ongeluk ergens één purperkoet of lammergier neerstrijkt, dan stapt vogeltellend Nederland meteen in de auto of in het OV en is de locatie van de zeldzame vogel makkelijk te vinden. Je hoeft alleen maar naar grote aantallen mannen met kijkers en fototoestellen te zoeken. Ook planten zijn makkelijk te herkennen, al wordt het daar al lastiger (zie kader), maar de bulk van de soorten herkennen we slecht (20.000 soorten insecten) of niet. Hoe kleiner en onopvallender de levensvorm, hoe minder bekend en hoe groter het aantal soorten. In Nederland komen meer dan 300 soorten springstaarten en meer dan 1000 soorten mijten voor.
Ondergronds wordt het nog lastiger. Op de site van Goed Bodembeheer wordt gesproken over 25.000 kilo levende organismen per hectare (voor wat het waard is, ik kom ook wel eens 3.500 kilo tegen). Het grootste deel hiervan zijn schimmels en bacteriën, waarvan mogelijk 90% geen naam heeft. En als je geen naam hebt……
Luc Hoogestein heeft zich een lastige taak op de hals gehaald. Het vinden van 1000 verschillende planten-en diersoorten zou niet eens zo moeilijk moeten zijn als we in ogenschouw nemen hoeveel soorten er in Nederland voorkomen. Veel lastiger is het om de keuzes te maken: waar tellen we, wat tellen we, wat tellen we niet en welke methodes gebruiken we om waar te nemen. Ik schrijf uitdrukkelijk 'we', want biodiversiteit is mensenwerk.
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
Mooi artikel, Jopie!
Wat de meeste mensen bedoelen als ze "biodiversiteit" gebruiken is: "Ik hou helemaal niet van diversiteit, maar BIOdiversiteit bekt leuk en is niet bedreigend voor mijn levensstijl...."
Ik krijg inmiddels braakneigingen bij het woord. Kies gewoon voor DIVERSITEIT. punt. In alles wat je doet en kan doen. En kies vooral diversiteit in eigenschappen, niet in slechts in soorten.
Zeer duidelijk in onduidelijkheid over de term (menselijke keuzes). Recentelijk is ook een wetenschappelijk artikel (wat is gangbare landbouw) verschenen waar iets soortgelijks word beschreven.
Er is teveel diversiteit om iets te vatten. Daarom is er ook ruimte nodig waar natuur (niet de wensnatuur) ongestoord aan de gang kan gaan, dan beschermen we ook hetgeen we niet kennen.
Diversiteit of variatie is wat het geheel sterker maakt. Monoculturen of 'duo culturen" maakt kwetsbaarder. In de natuur hebben ze daar geen ingewikkelde gedachten bij, althans dat denk ik. Bij mensen is variatie onveiliger, er zijn verschillen, die als bedreigender kunnen worden ervaren (dus daar moet je iets mee: erboven of eronder, hiërarchie). De beste situatie met meer mensen dat je een groepje OSM (ons soort mensen) formeert. Maar elke groep die bestaat, sluit een andere uit.
Goed punt Jopie Duijnhouwer, en heel actueel. Het beschrijven van biodiversiteit is inderdaad lastig, maar niet onmogelijk. Ik vind het zelf ook wel nodig dat we afspraken maken over wat we bedoelen, omdat steeds meer overheden biodiversiteit willen herstellen en daar ook veel geld mee is gemoeid. Op het compendium voor de leefomgeving (www.clo.nl) staan diverse biodiversiteitsindicatoren, dat geeft een indruk. Een veel gebruikte indicator is de Living Planet Index: https://nl.wikipedia.org/wiki/Living_Planet_Index_Nederland
Dat is een gemiddelde van de trends van alle soorten, per landschaptype (bos, duin, stad, landelijk gebied, enz.). Voordeel is de relatieve eenvoud ervan, en dat-ie internationaal wordt gebruikt.
Exoten en klimaatverandering maken het lastig. Door opwarming komen er zuidelijke soorten naar ons land, in het zuiden is de biodiversiteit gemiddeld wat groter.
We gebruiken biodiversiteitsindicatoren om het effect van onze inspanning voor natuurherstel te bekijken, dus opnemen van die soorten vertroebelt het zicht. Daarom zijn indicatoren ontwikkeld op basis van ‘kenmerkende’ soorten. Die zijn indicatiever maar soms arbitrair. Ik ben nu betrokken bij de ontwikkeling van een biodiversiteitsindicator voor de grote wateren (wadden, ijsselmeergebied, delta en grote rivieren). We gebruiken daar in principe kenmerkende soorten, tenzij daar geen lijstjes van zijn (dat is bij grote wateren nogal eens het geval, dus die gaan we maken). En dan voor bodemdieren, vissen, waterplanten en vogels. Je mist dan zoals Jopie zegt veel soortgroepen, maar dat is niet zo’n bezwaarlijk, je mist denk ik geen informatie die relevant is voor je handelen.
Een grote beperking van die biodiversiteitsindicatoren is dat het vaak land duurt voor je een effect van je herstelmaatregelen op soorten ziet. Ze moeten er zien te komen, en soms beperken andere factoren de toename. Voorbeeld: effecten van agrarisch natuurbeheer op weidevogels worden soms beperkt door predatie door kraaien, vos.
Naast indicatoren voor biodiversiteit worden nu ook kritische prestatieindicatoren ontwikkeld (kpi’s), oa voor akkerbouw en voor melkveehouderij. Die meten de inspanning van een boer, bv hoeveel ha akkerrand en het effect op condities, bijv. waterpeil in een graslandperceel, belangrijk voor weidevogels.
Die kpi is een indicator die meer recht doet aan inspanningen, van een boer, een bedrijf of een overheid. Het is ook een goede basis voor beloning.
Met biodiversiteitsindicatoren en kpi’s krijgen we denk ik voldoende zicht op daadwerkelijke inspanningen en effecten ervan. Er zal altijd wat discussie blijven over de grafiekjes. Dat is niet erg, want uiteindelijk draait het om de vragen: wat willen we eigenlijk, en hoe gaat het? Dus om het gesprek en het beleid.
Minstens zo belangrijk is dat partijen zoveel mogelijk dezelfde indicatoren kiezen, voor vergelijkbaarheid, om zo veel mogelijk te kunnen leren, voor faire beloning. Er is steeds meer afstemming maar nog steeds ontwikkelen overheden soms apart van elkaar indicatoren, beschamend en zonde van het belastinggeld.
#4 Jaap die LPI index is met een korreltje zout te nemen....... iedere 2 jaar weer een 'dramatisch' verhaal van diverse kranten of WNF
Syp Wynia schreef daar eerder al eens over; de-natuur-is-niet-planeetbreed-aan-het-afsterven
Een stukje uit het LPI rapport :
What the LPI does not tell us
• The LPI doesn’t show numbers of species lost or extinctions.
• It does not mean that X% of species or populations are declining.
• Or that X% of populations or individuals have been lost.
Vertaling (met 68% ingevuld voor X):
Wat de LPI ons niet vertelt
De LPI laat geen aantallen verdwenen soorten of uitstervingen zien
Het betekent niet dat 68% van de soorten of populaties in aantal afneemt
Of dat 68% van de populaties of individuen verdwenen is
"De rekenmethode is zelfs zodanig (het geometrisch gemiddelde nemen, voor de fijnproevers) dat de LPI over willekeurig veel populaties dieren die allemaal een gezonde groei vertonen, door één populatie die percentueel sterk afneemt, omlaag kan worden getrokken tot een afname."