In zijn jongste column gaat Vergaderboer Twee op zoek naar financiële prikkels die Nederlandse boeren kunnen weerhouden van hun drang tot opschaling van hun bedrijven.
Al zo’n 60 jaar zijn beleidsprikkels en de advisering van Nederlandse boeren door erfbetreders en banken gericht op schaalvergroting. Daardoor zijn hun bedrijven in omvang, aantal dieren en geïnvesteerd vermogen zeer sterk gegroeid. In direct bedrijfsresultaat bleven de meeste boeren achter.
Tot de dag van vandaag zijn premies en leveringsvoorwaarden gericht op omvang en aantallen. Meer hectares = meer toeslagrechten. Dat zet de wat kleinere boer die maar net het hoofd boven water houdt op achterstand. Hij krijgt een minimale toeslag uit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). De grotere boer krijgt gemakkelijk het dubbele, terwijl hij toch al goedkoper kan produceren. Dit systeem staat voortdurend te discussie. Maar hoe ruim je al die ingesleten overheidsprikkels tot schaalvergroting op?
Neem de verdeling van de GLB-pot grondig op de schop. Bouw de toeslagrechten in 10 jaar af naar een maximumtoeslag van €25.000 per bedrijf. Voer tegelijk met de start van de overgangstermijn een aan voorwaarden gekoppelde ‘Basisvergoeding’ in. De voorwaarden voor die basisvergoeding zijn een minimale omvang en een set aan resultaatsverplichtingen. De jaarlijkse basisvergoeding is gelijk aan de maximumtoeslag - €25.000 - en wordt jaarlijks geïndexeerd.
Boeren doen vrijwillig mee doen aan de voorwaarden om de basisvergoeding te ontvangen. Doen ze dat niet dan ontvangen ze wel de hectaretoeslag tot het gestelde maximum.
Wat zijn de voorwaarden?
Je bewerkt als boer minimaal 10 hectare als ondergrens. Dit is nodig om een bepaalde mate van minimum bedrijfsomvang te hebben om aan de voorwaarden te kunnen voldoen. Van die 10 hectare - de meeste bedrijven zullen meer dan 10 hectare in gebruik hebben - is minimaal 5 hectare blijvend kruidengrasland. Akkerbouwers kiezen een relevant gewas dat aan dezelfde doelen beantwoordt, namelijk het vastleggen van CO2 en het bevorderen van biodiversiteit. Daarnaast plant en onderhoud je op je bedrijf minimaal 250 inheemse bomen en 1.000 inheemse struiken. Dat kan bijvoorbeeld door een bospartij, rijen bomen, bosplantsoen of hagen. Hiermee bevorder je eveneens de biodiversiteit en het vastleggen van CO2.
Dit zou de set voorwaarden kunnen zijn. Hiermee wordt voor een flink deel tegemoetgekomen aan doelen op het gebied van biodiversiteit, waterberging, uitstoot en afspoeling, CO2-opslag en stikstofbinding. Er wordt tegemoet gekomen aan de lagere opbrengst per hectare en een stabiele basis gelegd waar ook kleinere bedrijven mee uit de voeten kunnen. Natuurlijk kan de basisvergoeding uitgebreid worden met specifieke landschapspakketten zoals botanisch hooiland, agro-forestry, akkerranden of bijvoorbeeld een uitgestelde maaidatum.
Let wel, het blijft vrijwillig. Wie niet meedoet, heeft gewoon recht op een hectaretoeslag tot het gestelde maximum.
Globaal gerekend kunnen met de huidige GLB-gelden aan deze regeling zo’n 30.000 boeren meedoen. Dat is ruim voldoende. Natuurlijk zal dit systeem op weerstand stuiten bij boeren die verder willen met schaalvergroting en het GLB als welkome aanvullende financiering daarvan zien. Dat begrijp ik, maar ik kies voor het collectieve belang om meer Nederlandse boeren een stabiel perspectief te bieden.
Maatschappelijke wensen veranderen snel, en zijn vaak gebaseerd op stemmingmakerij en onderbuikgevoelens. Het huidige GLB-systeem verdeelt subsidies zonder relatie tot het inkomen van de boer. Het ligt zwaar onder vuur en zal steeds verder aangepast worden. Wat vinden jullie, biedt de Basisvergoeding samen met de Noord-West Europese ketenproductie waar ik eerder over schreef ons als boeren meer perspectief en stabiliteit?
Dit artikel maakt deel uit van de contentsamenwerking tussen Foodlog en Boerenbusiness.
Dit artikel afdrukken
Tot de dag van vandaag zijn premies en leveringsvoorwaarden gericht op omvang en aantallen. Meer hectares = meer toeslagrechten. Dat zet de wat kleinere boer die maar net het hoofd boven water houdt op achterstand. Hij krijgt een minimale toeslag uit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). De grotere boer krijgt gemakkelijk het dubbele, terwijl hij toch al goedkoper kan produceren. Dit systeem staat voortdurend te discussie. Maar hoe ruim je al die ingesleten overheidsprikkels tot schaalvergroting op?
Neem de verdeling van de GLB-pot grondig op de schop. Bouw de toeslagrechten in 10 jaar af naar een maximumtoeslag van €25.000 per bedrijf. Voer tegelijk met de start van de overgangstermijn een aan voorwaarden gekoppelde ‘Basisvergoeding’ in. De voorwaarden voor die basisvergoeding zijn een minimale omvang en een set aan resultaatsverplichtingen. De jaarlijkse basisvergoeding is gelijk aan de maximumtoeslag - €25.000 - en wordt jaarlijks geïndexeerd.
Boeren doen vrijwillig mee doen aan de voorwaarden om de basisvergoeding te ontvangen. Doen ze dat niet dan ontvangen ze wel de hectaretoeslag tot het gestelde maximum.
Wat zijn de voorwaarden?
Je bewerkt als boer minimaal 10 hectare als ondergrens. Dit is nodig om een bepaalde mate van minimum bedrijfsomvang te hebben om aan de voorwaarden te kunnen voldoen. Van die 10 hectare - de meeste bedrijven zullen meer dan 10 hectare in gebruik hebben - is minimaal 5 hectare blijvend kruidengrasland. Akkerbouwers kiezen een relevant gewas dat aan dezelfde doelen beantwoordt, namelijk het vastleggen van CO2 en het bevorderen van biodiversiteit. Daarnaast plant en onderhoud je op je bedrijf minimaal 250 inheemse bomen en 1.000 inheemse struiken. Dat kan bijvoorbeeld door een bospartij, rijen bomen, bosplantsoen of hagen. Hiermee bevorder je eveneens de biodiversiteit en het vastleggen van CO2.
Let wel, het blijft vrijwillig. Wie niet meedoet, heeft gewoon recht op een hectaretoeslag tot het gestelde maximumOok zorg je voor een 'overtollige' waterbergende capaciteit van minimaal 2.500 m3. Bijvoorbeeld door een sloot te vergroten of een poel aan te leggen. Deze tijdelijke waterberging kan zorgen voor verlaging van de concentraties stoffen in oppervlaktewater en eventueel benut worden tijdens droge periodes. Tot slot gebruik je op je bedrijf geen kunstmest en geen chemische gewasbeschermingsmiddelen (pleksgewijs uitgezonderd) wat ook weer ten goede komt aan biodiversiteit, bodem en oppervlaktewater.
Dit zou de set voorwaarden kunnen zijn. Hiermee wordt voor een flink deel tegemoetgekomen aan doelen op het gebied van biodiversiteit, waterberging, uitstoot en afspoeling, CO2-opslag en stikstofbinding. Er wordt tegemoet gekomen aan de lagere opbrengst per hectare en een stabiele basis gelegd waar ook kleinere bedrijven mee uit de voeten kunnen. Natuurlijk kan de basisvergoeding uitgebreid worden met specifieke landschapspakketten zoals botanisch hooiland, agro-forestry, akkerranden of bijvoorbeeld een uitgestelde maaidatum.
Let wel, het blijft vrijwillig. Wie niet meedoet, heeft gewoon recht op een hectaretoeslag tot het gestelde maximum.
Globaal gerekend kunnen met de huidige GLB-gelden aan deze regeling zo’n 30.000 boeren meedoen. Dat is ruim voldoende. Natuurlijk zal dit systeem op weerstand stuiten bij boeren die verder willen met schaalvergroting en het GLB als welkome aanvullende financiering daarvan zien. Dat begrijp ik, maar ik kies voor het collectieve belang om meer Nederlandse boeren een stabiel perspectief te bieden.
Maatschappelijke wensen veranderen snel, en zijn vaak gebaseerd op stemmingmakerij en onderbuikgevoelens. Het huidige GLB-systeem verdeelt subsidies zonder relatie tot het inkomen van de boer. Het ligt zwaar onder vuur en zal steeds verder aangepast worden. Wat vinden jullie, biedt de Basisvergoeding samen met de Noord-West Europese ketenproductie waar ik eerder over schreef ons als boeren meer perspectief en stabiliteit?
Dit artikel maakt deel uit van de contentsamenwerking tussen Foodlog en Boerenbusiness.
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
Op zich zou het wel een goed idee zijn om de gegarandeerde premie gefaseerd af te bouwen ten gunste van een vergoeding voor groene of andere diensten; ik zou er alleen niet zo'n standaard dienstenpakket aan koppelen maar meer maatwerk richting streek en mogelijkheden bij bedrijf.
Snap best dat vergaderboer twee niet met zijn echte naam hier wil publiceren.
Hopelijk geen LTO bestuurder, als wel zo is, misschien toch maar eens lidmaatschap bezien.
Een basisinkomen voor boeren én voor burgers: dat kan veel mogelijkheden bieden?
Hier een artikel waarin vanuit de agrarische sector gekeken wordt naar een basisinkomen.
Als Vergaderboer 2 liever een openluchtmuseum heeft dan ondernemers, dan zal hij toch entree-geld moeten gaan betalen. Hetzelfde geld voor burgers die er tussen willen wonen.
Als ik hem goed lees, bedoelt Vergaderboer Twee zijn voorstel voor boeren die zelf kiezen voor niet doorgroeien. Wie dat wel wil, mag door.
Hij ziet er -zoals ik hem lees - kansen in om in Europese ketens verschil te kunnen maken. Een en ander conform principes die hier eerder wel op boerensteun konden rekenen.
Waar gaat het deze keer mis? Op aanbod uit oostelijke lidstaten en de landen ten Oosten daarvan?