In de agrarische wereld moeten boeren en tuinders steeds meer moeite doen om een meerwaarde voor hun product te kunnen vragen. Ook de aanverwante organisaties helpen daarbij om innovaties te zoeken, niches te bedenken en nieuwe afzetkanalen aan te boren. Soms liggen de ideeën voor de hand, maar het kan ook wenselijk zijn om eens vanaf een heel andere manier de eigen bedrijfsvoering te overdenken. Dit was voor LTO afdeling Zuid-Holland reden om met een diverse groep eens letterlijk en figuurlijk over de grenzen te kijken. Zij organiseerden daarom excursies naar Engeland, Baskenland en Barcelona. Lourens Gengler kreeg voor Foodlog de mogelijkheid om mee te gaan en te ervaren of deze aanpak leidt tot een frisse kijk door de deelnemers.
De excursiereis was mogelijk gemaakt met een subsidieregeling onder het Europese Innovatie Partnerschap EIP-AGRI. Het doel daarvan is duurzame en concurrerende landbouw en bosbouw, met voldoende voedsel, veevoer en ander organisch materiaal, in harmonie met beschikbare natuurlijke hulpbronnen. Het project dat de Zuid-Hollandse afdeling van LTO Nederland hiervoor heeft ingediend heeft als mooie titel 'Samenwerking door leren van elders'.
Veilig stellen van de voedselvoorziening
Er staat prima omschreven wat de bedoeling is: in het project wordt gezocht naar nieuwe manieren om de voedselvoorziening veilig te stellen. Boeren en tuinders zoeken naar innovaties die slimmer, meer toekomstgericht en meer natuur-inclusief zijn. Om de impact van deze innovaties te vergroten voor Zuid-Holland is het belangrijk om een brede scope te ontwikkelen, en niet het wiel opnieuw uit te vinden. Vanuit deze brede scope kan sneller en beter een vertaalslag gemaakt worden naar de Zuid-Hollandse situatie, ondernemen in de landbouw in een verstedelijkt gebied. De EU heeft het plan goedgekeurd en stelt daarvoor €175.744 beschikbaar.
Het idee voor dit project kwam oorspronkelijk van Jan Willem van der Schans, bedrijfswetenschapper en innovatiedeskundige aan de WUR. "Als lid van de Assembly van de European Networks for Rural Development adviseren we DG Agri bij de uitvoering van het beleid. In die rol zag ik dat ieder land op z'n eigen manier innovatieve projecten onderzoekt, ontwikkelt en uitvoert. Het uitgangspunt van het EIP is 'farmer-driven-innovation'. Dat leidt er echter toe dat op veel plaatsen dezelfde, vergelijkbare, onderzoeken worden gedaan. Dus wellicht kunnen we dan juist leren door bij anderen te gaan kijken," zegt Van der Schans in zijn uitleg tijdens de reis naar Baskenland.
"Bij innovatie wil je eigenlijk 100% succes, maar dat is een illusie en in de nieuwe filosofie gaan we er vanuit dat een (groot) deel mislukt. Dat kan echter toch wel een zinvol resultaat opleveren, als je andere mensen laat meekijken in je keuken. En we willen immers juist ook riskante ideeën een kans geven. De consequentie is dan wel dat beleidsmakers zich durven verantwoorden en verklaren als zo'n project geen direct bruikbaar resultaat geeft. Wij willen in Baskenland onder meer leren of landbouwers soortgelijke problemen ervaren," aldus Van der Schans.
Dat er inderdaad overlap is in onderzoek konden we ervaren tijdens een bezoek aan het Baskische instituut voor agrarisch onderzoek en ontwikkeling, Neiker.
Daar vindt een uitgebreide proef plaats om te zien of wellicht de teelt en verwerking van koolzaad een alternatieve eiwitbron voor de veehouderij, in dit geval met name schapenhouderij zou kunnen zijn. Met enige trots presenteerde men daar een proefopstelling van een koolzaadpersje. De daaruit voortkomende perskoek wordt gebruikt als veevoer voor de schapen. De gedachte daarachter is verder dat de aanwezige omega-3 vetzuren uit de koolzaad uiteindelijk zal leiden tot meer omega-3 in de melk en vandaar in de kaas, en uiteindelijk zou kunnen leiden tot een gezondheidsclaim richting de consument. Met uitgebreide (kostbare) laboratorium onderzoeken van melk, vlees, yoghurt en kaas toonde de onderzoekster dat er kleine positieve effecten zijn geconstateerd. Helaas te weinig om een gezondheidsclaim te melden.
In dit geval toch vreemd dat de Basken zelf veel geld en energie heeft gestoken in een dergelijke onderzoek, en niet bijvoorbeeld eerst uitgebreid bestudeerd of elders in Europa dergelijk onderzoek naar voedingskwaliteiten van koolzaad is gedaan. Onder andere in Duitsland is dat beschikbaar bij de Unie ter bevordering van Oliehoudende Zaden (UFOP). Uiteraard heb ik het aan de Baskische organisatie gemeld, dus wellicht dat er een nieuw contact ontstaat.
Belangstelling voor de koolzaadpers
Opmerkelijk vond ik eveneens dat ook ons eigen gezelschap zeer enthousiast het koolzaadpers-gebeuren bekeek. Je kan uiteraard niet alles weten en ieder z'n vakgebied. Maar wellicht tekenend dat er op agrarisch gebied extreem veel beschikbaar is, maar dat we toch allemaal beperkt geïnformeerd zijn. Dit geldt overigens niet in de laatste plaats voor consumenten en beleidsmakers.
Dat de teelt van koolzaad en het gebruik van de raapschroot en -olie in Baskenland als een bijzonder project wordt beschouwd, is bij nadere bestudering niet zo vreemd. In 1981 werd namelijk gedenaturaliseerde koolzaadolie illegaal als spijsolie verkocht waardoor zo'n 21.000 mensen ziek werden en waarschijnlijk 1.000 overleden.
Sterk regionaal label
Een voorbeeld over de productie en afzet van een typisch regionaal product werd ons verteld door een Baskische schaapherder Felix Ajuria. Samen met zijn broer heeft hij een bedrijf waarop onder meer 450 schapen van het typische Baskische ras Latxa rondlopen.
Latxa schapen
De uiterst strakke denk- en werkwijze om regionale productie te promoten en in stand te houden leidt ertoe dat de regionale Baskische schapenkaas alleen dat specifieke etiket kan krijgen mits het is geproduceerd met melk van dat unieke Baskische schapenras. Dat ras geeft echter maar zeer weinig melk. Volgens de uitleg van de schaapherder leveren zijn 300 ooien in totaal per jaar 51.000 liter melk en daarvan produceert hij 9.000 kilo kaas. Om daarmee een goed inkomen te halen moet er een fors hogere prijs worden betaald door de consument.
De Baskische schapenhouder moet dus met zijn (beslist!) mooie verhaal over regionaliteit en behoud van het nationale landschap proberen om de consument te overtuigen een ongeveer 30% hogere prijs te betalen. Dat gaat dan volgens hem wel lukken op specifieke zeer grote festiviteiten met een marktgebeuren waar tienduizenden bezoekers op af komen. "Op lokale weekmarkten komen te weinig bezoekers en verkopen we soms slechts voor €300 per dag. Dat loont dus niet. We hebben nu een nieuwe manier gevonden waarbij studenten de kaas verkopen en daarmee iets verdienen om hun schoolreis mee te betalen", aldus schaapherder Ajuria.
Hij kan qua prijs echter onmogelijk concurreren tegen bijvoorbeeld geïmporteerde schapenkaas uit Frankrijk die is geproduceerd van schapen die daar in bergstreken rondlopen, maar door ander voer en ras-eigenschappen veel meer melk produceren. Qua smaak en kwaliteit zit er tussen die verschillende producten niet veel verschil, zo beamen ook Baskische deskundigen.
Typische dilemma's dus, waar ook Nederlandse kleinere producenten mee te maken hebben.
De enige echte Baskische schapenkaas
Later deze week volgt deel 2 van Lourens' reflectie over de reis.
Veilig stellen van de voedselvoorziening
Er staat prima omschreven wat de bedoeling is: in het project wordt gezocht naar nieuwe manieren om de voedselvoorziening veilig te stellen. Boeren en tuinders zoeken naar innovaties die slimmer, meer toekomstgericht en meer natuur-inclusief zijn. Om de impact van deze innovaties te vergroten voor Zuid-Holland is het belangrijk om een brede scope te ontwikkelen, en niet het wiel opnieuw uit te vinden. Vanuit deze brede scope kan sneller en beter een vertaalslag gemaakt worden naar de Zuid-Hollandse situatie, ondernemen in de landbouw in een verstedelijkt gebied. De EU heeft het plan goedgekeurd en stelt daarvoor €175.744 beschikbaar.
Het idee voor dit project kwam oorspronkelijk van Jan Willem van der Schans, bedrijfswetenschapper en innovatiedeskundige aan de WUR. "Als lid van de Assembly van de European Networks for Rural Development adviseren we DG Agri bij de uitvoering van het beleid. In die rol zag ik dat ieder land op z'n eigen manier innovatieve projecten onderzoekt, ontwikkelt en uitvoert. Het uitgangspunt van het EIP is 'farmer-driven-innovation'. Dat leidt er echter toe dat op veel plaatsen dezelfde, vergelijkbare, onderzoeken worden gedaan. Dus wellicht kunnen we dan juist leren door bij anderen te gaan kijken," zegt Van der Schans in zijn uitleg tijdens de reis naar Baskenland.
"Bij innovatie wil je eigenlijk 100% succes, maar dat is een illusie en in de nieuwe filosofie gaan we er vanuit dat een (groot) deel mislukt. Dat kan echter toch wel een zinvol resultaat opleveren, als je andere mensen laat meekijken in je keuken. En we willen immers juist ook riskante ideeën een kans geven. De consequentie is dan wel dat beleidsmakers zich durven verantwoorden en verklaren als zo'n project geen direct bruikbaar resultaat geeft. Wij willen in Baskenland onder meer leren of landbouwers soortgelijke problemen ervaren," aldus Van der Schans.
Dat er inderdaad overlap is in onderzoek konden we ervaren tijdens een bezoek aan het Baskische instituut voor agrarisch onderzoek en ontwikkeling, Neiker.
wellicht tekenend dat er op agrarisch gebied extreem veel beschikbaar is, maar dat we toch allemaal beperkt geïnformeerd zijn. Dit geldt overigens niet in de laatste plaats voor consumenten en beleidsmakersKoolzaad
Daar vindt een uitgebreide proef plaats om te zien of wellicht de teelt en verwerking van koolzaad een alternatieve eiwitbron voor de veehouderij, in dit geval met name schapenhouderij zou kunnen zijn. Met enige trots presenteerde men daar een proefopstelling van een koolzaadpersje. De daaruit voortkomende perskoek wordt gebruikt als veevoer voor de schapen. De gedachte daarachter is verder dat de aanwezige omega-3 vetzuren uit de koolzaad uiteindelijk zal leiden tot meer omega-3 in de melk en vandaar in de kaas, en uiteindelijk zou kunnen leiden tot een gezondheidsclaim richting de consument. Met uitgebreide (kostbare) laboratorium onderzoeken van melk, vlees, yoghurt en kaas toonde de onderzoekster dat er kleine positieve effecten zijn geconstateerd. Helaas te weinig om een gezondheidsclaim te melden.
In dit geval toch vreemd dat de Basken zelf veel geld en energie heeft gestoken in een dergelijke onderzoek, en niet bijvoorbeeld eerst uitgebreid bestudeerd of elders in Europa dergelijk onderzoek naar voedingskwaliteiten van koolzaad is gedaan. Onder andere in Duitsland is dat beschikbaar bij de Unie ter bevordering van Oliehoudende Zaden (UFOP). Uiteraard heb ik het aan de Baskische organisatie gemeld, dus wellicht dat er een nieuw contact ontstaat.
Opmerkelijk vond ik eveneens dat ook ons eigen gezelschap zeer enthousiast het koolzaadpers-gebeuren bekeek. Je kan uiteraard niet alles weten en ieder z'n vakgebied. Maar wellicht tekenend dat er op agrarisch gebied extreem veel beschikbaar is, maar dat we toch allemaal beperkt geïnformeerd zijn. Dit geldt overigens niet in de laatste plaats voor consumenten en beleidsmakers.
Dat de teelt van koolzaad en het gebruik van de raapschroot en -olie in Baskenland als een bijzonder project wordt beschouwd, is bij nadere bestudering niet zo vreemd. In 1981 werd namelijk gedenaturaliseerde koolzaadolie illegaal als spijsolie verkocht waardoor zo'n 21.000 mensen ziek werden en waarschijnlijk 1.000 overleden.
Sterk regionaal label
Een voorbeeld over de productie en afzet van een typisch regionaal product werd ons verteld door een Baskische schaapherder Felix Ajuria. Samen met zijn broer heeft hij een bedrijf waarop onder meer 450 schapen van het typische Baskische ras Latxa rondlopen.
De uiterst strakke denk- en werkwijze om regionale productie te promoten en in stand te houden leidt ertoe dat de regionale Baskische schapenkaas alleen dat specifieke etiket kan krijgen mits het is geproduceerd met melk van dat unieke Baskische schapenras. Dat ras geeft echter maar zeer weinig melk. Volgens de uitleg van de schaapherder leveren zijn 300 ooien in totaal per jaar 51.000 liter melk en daarvan produceert hij 9.000 kilo kaas. Om daarmee een goed inkomen te halen moet er een fors hogere prijs worden betaald door de consument.
De Baskische schapenhouder moet dus met zijn (beslist!) mooie verhaal over regionaliteit en behoud van het nationale landschap proberen om de consument te overtuigen een ongeveer 30% hogere prijs te betalen. Dat gaat dan volgens hem wel lukken op specifieke zeer grote festiviteiten met een marktgebeuren waar tienduizenden bezoekers op af komen. "Op lokale weekmarkten komen te weinig bezoekers en verkopen we soms slechts voor €300 per dag. Dat loont dus niet. We hebben nu een nieuwe manier gevonden waarbij studenten de kaas verkopen en daarmee iets verdienen om hun schoolreis mee te betalen", aldus schaapherder Ajuria.
Hij kan qua prijs echter onmogelijk concurreren tegen bijvoorbeeld geïmporteerde schapenkaas uit Frankrijk die is geproduceerd van schapen die daar in bergstreken rondlopen, maar door ander voer en ras-eigenschappen veel meer melk produceren. Qua smaak en kwaliteit zit er tussen die verschillende producten niet veel verschil, zo beamen ook Baskische deskundigen.
Typische dilemma's dus, waar ook Nederlandse kleinere producenten mee te maken hebben.
Later deze week volgt deel 2 van Lourens' reflectie over de reis.
Fotocredits: Lourens Gengler
Dit artikel afdrukken
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 4 juni krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 4 juni krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
Europese subsidie voor snoepreisjes een soort van ramptoerisme naar niche productie die het net wel of totaal niet gaat worden, als er toch geld besteed moet worden zet dan een paar juristen aan het werk om niche productie mogelijk te maken binnen het frame van op gangbaar geschreven wetgeving.
Ik ben het met #1 eens, dit heeft natuurlijk weinig met ‘onderzoek’ te maken, en waarom er dan Europees geld naar toe moet? Gek. Enfin, mijn echte reactie is een andere:
Ik weet niks van varkens af, van tomaten of aardappels. Maar als procestechnoloog en bijna 25 jaar ervaring in voedselverwerking (internationaal en nationaal). En wat mijn ervaring is: van boer naar voedselverwerker is een grens overgaan die maar heel weinig boeren succesvol kunnen. En als ze eenmaal die grens overgaan, dan zijn ze voedselverwerker geworden en nemen op termijn afscheid van het boer zijn.
Waarom is het zo moeilijk? Hierbij een rijtje pitfalls:
- product (en imago) is toch niet zo onderscheidend (zie voorbeeld uit dit artikel).
- schaalgrootte is verkeerd gekozen (te groot of te klein). Hierdoor drukt ‘de fabriek’ financieel te zwaar.
- zwaar onderschatten wat er bij ontwerp en realisatie van een fabriek komt kijken.
- geen rekening houden met HACCP/BRC/QA/etc. Ook dat kost veel geld en tijd.
- geen rekening houden met opstart in verkoop (en de marge in de ketens).
- geen rekening houden met typische betalingscondities.
Denken dat je met een webwinkel en wat keuken-producten een inkomen kunt realiseren is misschien wel de allergrootste valkuil in de praktijk.
Duim voor #2 . Herkenbare valkuilen.*****
Niet eens met #1 De EU leert uit deze reis, uit hun subsidie, dat er nog meer samengewerkt mag gaan worden in de Unie. Wet die bepaald dat al het onderzoek in taal x en y beschikbaar moet zijn indien met overheidssubsidie tot stand gekomen bijv? (als dat al niet bestaat¿?)
Lourens Gengler Hoe gaat dit met de taalbarrière(s) die wij (uniek*) in Europa kennen?****
Mijn Spaans is dramatisch, even als Frans. Persoonlijk merk ik al dat velen al stoppen met bronnen lezen in het Engels en/of Duits**. Dit vergt een behoorlijke talenkennis en gezien vakliteratuur is het nog een stapje extra t.o.v. een krant of leesboek in een andere taal***.
Spreekt een Spanjaard Duits?
Mag je verwachten van een Spanjaard dat hij Duits spreekt¿? Is dat nieuwe contact geen wishful thinking? (Hoeveel vertalers zitten er nog in Brussel voor bij de overleggen???)
*In bijv. Amerika verstaan ze elkaar gewoon in alle staten. Ze spreken allen Engels, die dialecten ben je na een week converseren wel aan gewend. En de geschreven taal is veel minder aan dialect onderhevig. #Onderzoeksverslagen #literatuur..
** In Microsoft Office ben ik op mijn werk overgestapt op Engels. Via Youtube en Google heb ik zoveel meer ondersteuning in learning voor formules en trucjes in Excel en andere office programma's. In NL taal zijn maar +/- 25 miljoen helpers (NL + BE). In het Engels zijn het er ?¿?
*** Veel wetenschappers zien deze barrière over het hoofd. Vaak omdat ze zelf 50% of meer in andere talen/talen actief werkzaam zijn ( Ik reeds ook bijna gezien internationale karakter van bedrijf waarvoor ik werk).
**** Dick Veerman en ellen-maureen colpa Hoeveel (relevant) Frans onderzoek bereikt Nederland niet voor bijvoorbeeld branche Landbouw vanwege taal?
***** Wouter de Heij Staat taalbarrière bewust niet in je rijtje valkuilen ? Waarom wel/niet?
Zou verplicht moeten zijn voor iedere boer (in wording) om een tijdje in het buitenland te verblijven, altijd leerzaam en men kijkt anders naar (de toekomstkansen van) het eigen bedrijf.
#4 Duim.