Met 25% van het landbouw areaal onder biologische teelt, is Oostenrijk de trotse 'Weltmeister' op het gebied van de biologische landbouw. Het land geldt in Europa als voorbeeld. De Oostenrijkse minister van Landbouw Norbert Totschnig wil dat het areaal biologisch bewerkte grond in 2027 stijgt tot 30%. Het Bioaktionsprogramm van zijn land is zelfs nog ambitieuzer en mikt in 2030 zelfs op 35%. Maar waar in Europa het bio-arsenaal gemiddeld groeit, dreigt de booming sfeer er in Oostenrijk uit te raken. De markt doet zijn werk.

Het beeld
13 duizend leghennen heeft Holzbauer, witte en bruine, die wekelijks ruim 70 duizend eieren produceren. Daar eet hij een goedbelegde boterham van. De Holzbauers wonen in een mooi huis dat tegen de heuvels aan is gebouwd. Voor de deur staat een glimmende zwarte elektrisch aangedreven Jaguar. ‘Tweedehands. En ook gesubsidieerd’, grijnst Christoph.

Het beeld van de goed geld verdienende Oostenrijkse biologische boer overheerst nog steeds
Die woorden schreef Mac van Dinther voor de Volkskrant in 2021. Hij maakte een portret van Oostenrijkse bioboeren die een voorbeeld zouden zijn voor Nederland. Het beeld van de goed geld verdienende Oostenrijkse biologische boer overheerst nog steeds. Afgelopen week schreef Correspondent-auteur Thomas Oudman dat biologisch beter is voor bodem en boer. Voor de euro's en de ecologie dus; op twitter tempert de Nederlandse boerin in Frankrijk Ellen Bergvader zijn enthousiasme door hem te confronteren met actuele prijzen.

Biologische boeren de grootste in Oostenrijk
Op het totaal van 155.000 Oostenrijkse boeren telen er circa 24.000 biologisch. Dat doen ze op circa 680.000 hectare. Gemiddeld boeren ze op 28,3 hectare. In Nederland boert de gemiddelde gangbare melkveehouder op ruim het dubbele aantal hectares (59). Hetzelfde geldt voor Nederlandse gangbare akkerbouwers. Dat betekent dat Oostenrijk relatief veel kleine biologische boeren telt met een hogere kostprijs door lagere efficiëntie, terwijl ze bovendien een lagere opbrengst per hectare realiseren dan hun gangbare Nederlandse collega's.

De gangbare landbouw in Oostenrijk blijkt gemiddeld nog veel kleinschaliger. Het land telt ruim drie keer zoveel boeren als Nederland (ca. 50.000) op een landbouwareaal van dat minder dan 1,5 keer zo groot is (circa 2,6 miljoen hectare; Nederland telt circa 1,8 miljoen hectare landbouwgrond). De gemiddelde gangbare boer in Oostenrijk bewerkt minder dan 15 hectare. Dat cijfer laat zien waarom Oostenrijkse gangbare boeren er niet zelden een andere baan bij hebben maar hun grond hebben aangehouden en daar parttime op boeren. De biologische sector blijkt juist het terrein van de grotere en grote Oostenrijkse boeren. Met hun omvang staan ze echter een eind af van de gemiddelde grotere biologische melkveehouder in Nederland; die werkt op 116 hectare, bijna twee keer zoveel als zijn Oostenrijkse collega's. De biologische boer Bert in Kamerik bij Woerden melkt 280 koeien, dik 2,5 keer zoveel als de gemiddelde veehouder in Nederland die in 2022 107 koeien had.

'Diepste crisis'
In 2022 stopten 1.450 Oostenrijkse bioboeren. Daar staan 850 nieuwe intreders tegenover. Het negatieve saldo van 700 boeren valt nog best mee op de totale cijfers. Niettemin bevindt de Oostenrijkse biologische sector zich ‘in de diepste crisis in decennia’, volgens Agrarheute. Op zich is dat niet verwonderlijk in tijden van de ongekende inflatie. Consumenten worden zuiniger, zodat de afzet van biologische voeding in Oostenrijk voor het eerst kromp sinds decennia van groei. Oostenrijkse retailers kijken bovendien over de grens waar ze hun biologische producten - waar het publiek aan gewend is - goedkoper kunnen inkopen.

Biologisch was logisch
Het biologische landbouwareaal van de EU groeide in 2021 van 14,7 miljoen hectare in 2020 tot 15,9 miljoen hectare, maakte het Europees statistiekbureau Eurostat van de week bekend. Waar Nederland een van de hekkensluiters is met nog geen 5%, heeft Oostenrijk met 26% nog steeds by far het grootste areaal biologisch in de EU.

Een biologische boer ontvangt in Oostenrijk 50% meer subsidie dan een gangbare
De omvang van en exportgerichtheid van de biologische landbouw in Oostenrijk vinden hun oorsprong in de jaren ‘90 van de vorige eeuw. In aanloop naar de toetreding tot de EU concludeerde Oostenrijk dat het op het landbouwgebied met gangbare teelt moeilijk zou kunnen meekomen met landen als Duitsland en Nederland. Om de landbouw een toekomst te geven zagen overheid en ondernemende boeren in biologisch een logische kans. Oostenrijkers zijn trots op hun producten en eten graag uit eigen land, het liefst nog uit eigen streek. Smaak, gezondheid, maar ook ondersteuning van natuur en landschap zijn voor Oostenrijkers - het land van het strengste Reinheitsgebot - belangrijk. Biologisch past daar goed bij.

Met biologisch als kwaliteitskeurmerk konden de veelal kleine boeren waarde geven aan hun producten om zo tegen ‘de groten’ uit Europa op te boksen. Daarnaast steekt Oostenrijk in tegenstelling tot bijvoorbeeld Nederland groot deel van zijn EU-geld in gerichte steun aan de biologische landbouw. Een biologische boer ontvangt in Oostenrijk 50% meer subsidie dan een gangbare boer.

Het aanbod buiten Oostenrijk verruimt. Dat voert de prijsdruk van Oostenrijkse retailers op hun lokale leveranciers op
Oostenrijkse supermarkten hebben sinds die tijd vol ingezet op biologisch. Ze richtten eigen biolabels in zoals ‘Ja! Natürlich’, ‘Natur Pur’ en ‘Zurück zum Ursprung’. Groots opgezette reclamecampagnes trokken consumenten naar biologische producten. De grootkruideniers proberen elkaar zelfs de loef af te steken met de eisen die ze aan boeren stellen om zich zo te onderscheiden van elkaar.

Dat speelt de boeren nu samen met de inflatie parten. Supermarktketens groeiden door op het gebied van biologisch en daarmee groeide hun marktmacht. Dat kon omdat ook buiten Oostenrijk het aanbod groeit. Boeren worden door overheden gestimuleerd om biologisch te worden. Het wassende aanbod elders in de EU voert de prijsdruk van Oostenrijkse retailers op hun lokale leveranciers op.

Er vormt zich een ruimere biologische aanbod in de EU dat op een lager prijsniveau komt te liggen dan het Oostenrijkse. Oostenrijkse supermarkten gaan daardoor nadenken over hun inkoop, want biologisch is tenslotte biologisch en de klant begint om zijn portemonnee te denken. Het hoge Oostenrijkse kostenniveau kunnen ze door in het buitenland in te kopen omzeilen. De concurrentie komt vooral uit Oost-Europese landen die met hun binnen de EU laagste kostprijzen een rendabele markt vinden in de rijkere landen in West-Europa. Voor Duitse boeren is het goedkopere Oost-Europese biologische aanbod al geruime tijd een reden om niet meer in te zetten op biologisch.

De volwassener geworden markt zet druk op de Oostenrijkse biologische sector die van export afhankelijk is
En daar komt nog eens bij dat Oostenrijkse productie voor export naar het buitenland minder gemakkelijk aftrek vindt.

In de periode voorafgaand aan die democratisering van biologisch betaalden met name (buitenlandse) reform- en natuurwinkels goed voor biologische producten uit Oostenrijk. Nu de markt volwassener wordt, daalt de vraag naar Oostenrijks biologisch omdat het duurder is. Dat zet druk op de Oostenrijkse biologische sector die van export afhankelijk is. Oostenrijkse biologische melk gaat bijvoorbeeld voor een derde naar het buitenland. Als Oostenrijkse zuivel daar niet verkocht wordt, drukt die melk de prijs op de thuismarkt. Dat discount-supermarkten een opmars maakten met betaalbare biologische producten helpt ook al niet aan prijsvorming op een hoog niveau.

Ook de private biologische labels van Oostenrijkse supermarkten werken nu in het nadeel van de biologische boeren in het land werken. Het maakt de productie van de boeren inwisselbaar omdat ze altijd de nadruk hebben gelegd op biologisch in plaats van lokale productie uit Oostenrijk. Weliswaar heeft Oostenrijk ook een eigen biologisch merk, maar dat is altijd klein en onbekend gebleven en heeft daarom geen sterke merkwaarde gekregen waar consumenten meer voor willen betalen.

Robert Greiderer
Tekenend is de overstap naar gangbaar van biologische melkveehouder Robert Greiderer uit Kössen in het district Kitzbühel in Tirol. Hij is een biologische boer van het eerste uur, maar na bijna 30 jaar keert hij bio de rug toe schrijft de Tiroler Tageszeitung. Als voornaamste redenen noemt hij de macht van grote retailers om de prijs in de markt te zetten. Daardoor moet zijn kostenniveau omlaag, maar dat lukt hem niet als gevolg van de prijsdruk die het groeiende aanbod van biologische producten uit het buitenland veroorzaken. Ook het toenemende aantal richtlijnen zou het biologische boeren moeilijker maken om rendabel te blijven werken.

Nieuwe waarde verzinnen, daar draait economisch succesvol boeren ook in het land van biologische wonder weer om
Niet alleen voor Greiderer zijn de vette jaren voorbij. Ook de Oostenrijkse belangenorganisatie van biologische controle-instanties (IG) ziet gevaar in de 1.450 biologische uitstappers. De afname kan volgens IG zeker niet alleen verklaard worden door natuurlijk verloop door pensionering en stopzetting van het bedrijf. De belangenorganisatie noemt de verhoogde eisen in het weidebeheer, de strengere nieuwe documentatie-eisen voor kleine bedrijven en de relatief kleinere prijsverschillen tussen biologisch en gangbaar in de agrarische sector de belangrijkste redenen voor stoppers.

Nu biologisch zijn meerwaarde verliest, proberen de niet-stoppers nieuwe waarde te creëren met hun producten. In tegenstelling tot bijvoorbeeld wijn is het voor tamelijk identiteitsloze producten als melk en eieren lastiger om de verkoop helemaal in eigen hand te nemen en een sterk merk of concept te creëren zoals bijvoorbeeld aan silovrije kaas uit het Salzburgerland. Nieuwe waarde verzinnen, daar draait economisch succesvol boeren ook in het land van het biologische wonder weer om.
Dit artikel afdrukken