Er is een nieuwe politieke realiteit te merken in het landbouwdebat. Zo ervoer redacteur Yvonne Hofs van de Volkskrant het eerste debat over de boerenproblemen waar Nederland inmiddels sinds 2019 met grote regelmaat van hoort. Die werden vooral veroorzaakt door het strenge stikstofbeleid dat Rutte IV onder minister Christianne van der Wal heeft ingezet.

Terug naar de 'gouwe ouwe' 1 mol
Hofs zag op 21 december een nieuwe Tweede Kamer die met de vele nieuwe en politiek en juridisch nog onervaren leden van PVV, NSC en BBB een duidelijke verschuiving naar conservatief en rechts beleid vertoont. In het eerste Kamerdebat van de nieuwe Kamer over landbouw toonde een meerderheid van de Kamerleden steun voor landbouwmethoden die zij niet duurzaam noemt. De natuurbelangen zouden weer aan de kant zijn geschoven en het huidige natuurbeleid zou op helling gaan. De nieuwe Kamerleden verzetten zich tegen maatregelen die de veestapel flink laten krimpen, ondanks juridische en ecologische noodzakelijkheden. Hofs signaleert dat de oud-gedienden Thom van Campen (VVD) en Pieter Grinwis (CU) hun nieuwe collega's moesten wijzen op bindende afspraken met de Commissie in Brussel.

De natuurbelangen zouden weer aan de kant zijn geschoven en het huidige natuurbeleid zou op helling gaan
Op donderdagavond voor het Kerstweekend meldde Caroline van der Plas blij dat de Kamer een motie heeft aangenomen die de oude drempelwaarde van 1 mol extra stikstof per hectare (het equivalent van 14 gram) herstelt. Bedrijven met uitbreidings- of verbouwingsplannen die onder die berekende waarde blijven, hebben geen natuurvergunning meer nodig (ze hadden een meldingsplicht tussen de 0,05 mol en 1 mol, zie dit document op p.3). In Duitsland ligt die norm flink hoger op 7 mol (bijna 100 gram per hectare). Wie dat verschil groot vindt, moet bedenken dat de kritische depositiewaarden voor Duitse natuurgebieden veelal lager liggen dan die voor Nederlandse.


De 1 mol-regel is een 'gouwe ouwe'. Het is de herintroductie van een oude regel die gold vóór de rekensystematiek van de Programmatische Aanpak Stikstof werd ingevoerd. Die werd door de Raad van State (RvS) afgeschoten omdat de PAS-methode de effecten van innovaties alvast incalculeerde terwijl ze zich nog niet bewezen hadden. Dat vonden het Hof in Luxemburg en de Nederlandse Raad van State in strijd met de Vogel- en Habitatrichtlijn van de Europese Unie. Die eist dat de robuuste natuurgebieden die lidstaten hebben aangewezen niet mogen verslechteren en, bijgevolg, dat met dat doel geen vermijdbare risico's mogen worden genomen.

Voor individuele vergunningen voor nieuwbouw, uitbreidings- of verbouwingsplannen zijn In Nederland de provincies verantwoordelijk. Boergezinde partijen wilden graag weer een drempelwaarde terug omdat de 0,005 mol/ha grens te straf is om zelfs nog redelijk te kunnen bewegen bij een individuele vergunningsaanvraag. De facto was het een 0-grens die bepaald wordt door de technische grenzen van het Aerius-rekenmodel dat de overheid verplicht heeft gesteld en onder beheer heeft gegeven aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiene (RIVM).

Het model - eigenlijk een verzameling modellen - voert de PAS-systematiek uit die door de PvdA-er Diederik Samsom en de CDA-er Ger Koopmans was bedacht onder Rutte II. Via rekenmodellen kunnen uitbreidingen worden vergund zolang die op papier geen extra stikstofdepositie veroorzaken.

Met die aanpak nam de Nederlandse overheid volgens het Hof in Luxemburg en onze Raad van State een te groot praktijkrisico zonder nadere praktijktoetsing. Maar PAS of geen PAS meer, nog altijd hanteren de provincies sinds de invoering van de PAS de grens van 0,005 mol stikstof per hectare om te bepalen of een passende beoordeling nodig is voor het vergunnen van agrarische bouwprojecten. Minister Van der Wal heeft herhaaldelijk de indruk gewekt dat die grens in de wet staat, maar hij staat slechts in een zogeheten handreiking van de Nederlandse provincies. Als land heeft Nederland zich verplicht om zijn Natura 2000-beleid op te hangen aan stikstof en kritische depositiewaarden. Maar Den Haag hanteert geen drempelwaarde in de wet. Zelfs niet de vrijwel aan 0 gelijke 0,005 uit het handreikingsdocument van de provincies.

Als gevolg van vele door MOB bij de rechter gewonnen zaken is de indruk ontstaan dat de Raad van State vergunningen vernietigt die boven de door de modellen van het RIVM berekende extra impact van 0,005 mol op de depositie van omliggende natuurgebieden uitkomen. Dat is incorrect
Als gevolg van vele door MOB bij de rechter gewonnen zaken, is de indruk ontstaan dat de Raad van State vergunningen vernietigt die boven de door de modellen van het RIVM berekende extra impact van 0,005 mol op de depositie van omliggende natuurgebieden uitkomen. Dat is incorrect. Dat blijkt onder meer uit het oordeel in de door MOB aangespannen zaak tegen het Porthos-project (koolstofopslag onder de Noordzee) voor de haven van Rotterdam. Nadat ik daarover schreef dat de RvS weer wetenschap in plaats van de botte grens van 0,005 mol/ha toelaat, corrigeerden mij desgevraagd twee advocaten die goed thuis zijn in het stikstofdossier. Ik sprak erover met Paul Bodden van Hekkelman (Arnhem) en Simon Olierook van Van der Feltz (Rotterdam). Ook oud-hoogleraar Agrarisch Recht Willem Bruil schaart zich aan hun kant.
Bruil verwoordt het zo: "In de Porthos-uitspraak wordt de betekenis van stikstof en dus ook van de KDW gerelativeerd: het is mogelijk om bij een (kleine, tijdelijke) toename van de stikstofdepositie, op basis van een steekhoudend en overtuigend ecologisch verhaal, een project toch toe te laten. Je kunt dat een goede ontwikkeling vinden: het vestigt de aandacht op waar het om gaat, namelijk de natuurdoelen in Natura 2000 gebieden en niet alleen de verabsoluteerde stikstof. Het heeft ook wel een nadeel: je moet zo’n rapport wel kunnen opleveren, kost geld, en is altijd voor discussie vatbaar, namelijk naast kwantitatief ook kwalitatief van karakter. En het belangrijkste nadeel: het is toch weer een toename, terwijl we juist willen reduceren. Daarom is het Porthos-oordeel moeilijk uitleggen aan PAS-melders."

Het oordeel in de Porthos-zaak is niet uniek, zeggen Bodden en Olierook. Op basis van een aannemelijke natuureffectstudie wees de RvS in meerdere zaken vóór de Porthos-uitspraak al vergunningen toe voor projecten met een grotere nieuwe depositie-impact dan 0,005 mol/ha. Niettemin wijzen ook de twee advocaten op de ongelijkheid die Bruil signaleert. Boeren kunnen minder gemakkelijk de hoge kosten voor zo'n studie door een milieubureau betalen dan industriële bedrijven of overheden met belangen en investeringen die in de vele honderden miljoenen of nog meer lopen. Niettemin heeft iedere boer met een gunstige natuureffect-rapport kans op een vergunning.
Hans Hoekman, een in stikstof gespecialiseerde vergunningverlener in opdracht van provinciale overheden, vertelde me een uitzondering op deze regel. Volgens hem heeft zelfs dat de kolencentrale van Vattenfall geen natuurvergunning nodig bij de geldende regels in Nederland. Dat is mede gebeurd door het gerommel met de regels door Haagse overheid, te weten de nieuwe afkapregel die juridisch bepaalt dat stikstof vanaf 25 kilometer van de emissiebron geen aanwijsbaar effect meer heeft op natuur.

Hoe dat ook zij, nu de drempelwaarde krachtens de motie Holman mogelijk wordt hersteld, kan de provinciale 0,005 mol in de prullenbak op de Provinciehuizen. Daar moesten ambtenaren beslissen welke vergunningen nog haalbaar waren en wie het risico liep te moeten procederen tot aan de RvS om die te krijgen. Denkbaar is dat de nodige PAS-melders nu weer legaal kunnen worden. Zo krijgt Johan Vollenbroeks MOB minder gemakkelijk greep op boeren door met de rechter te zwaaien.

Rabobank: van veroordeling door Greenpeace en XR naar waardering door GroenLinks
Daags voor het eerste landbouwdebat in de nieuwe samenstelling van de Tweede Kamer lichtte Alex Datema, directeur Food & Agri bij Rabobank, de vorige week vrijdag gepresenteerde visie van de bank op de toekomst van de Nederlandse landbouw toe aan de lezers van Boerderij. De bank die al jaren werd verweten niet duurzaam te zijn, gaat nu uit van een duurzaam voedselsysteem dat binnen milieugrenzen blijft, een kleinere veestapel heeft en een verdienmodel dat gebaseerd op de werkelijke waarde (die Rabo 'true value' noemt) van landbouwproducten. De extra kosten voor duurzaamheid moeten worden gedragen door zowel de markt als de overheid. Rabobank benadrukt de noodzaak van systeemverandering en pleit voor een landbouwmodel waar duurzaamheid in de productieprijs is opgenomen. De bank ziet zichzelf als een belangrijke speler in het stimuleren van duurzame praktijken en heeft financieringspakketten geïntroduceerd om boeren te ondersteunen bij verduurzaming.


Op X liet landbouwwoordvoerder Laura Bromet van GL/PvdA weten dat ze blij werd van de herboren Rabobank die ze als een Saulus Paulus zag worden, terwijl de Volkskrant haar zucht bij de politiek van de nieuwe Kamer beschreef: "Kennelijk gaan we weer helemaal overnieuw beginnen".


Tegelijk toont Bromet zich voorzichtig in haar enthousiasme voor Rabobank.

Maar de Kamer, kan die weer helemaal opnieuw beginnen? Het antwoord is een simpel nee. De Kamer kan het wel verknoeien door in zinloze discussies te blijven hangen.

Maar kan de Kamer wel weer helemaal opnieuw beginnen? Het antwoord is nee. De Kamer kan het wel verknoeien door in zinloze discussies te bijven hangen
Retour naar oude politiek geen optie
Wij schreven dat het nieuwe beleid van Rabobank bepalend is voor de toekomst van de boerensector in Nederland. Toch moeten groene politici en journalisten ook beter kijken naar of eens bellen met ABN Amro. Wie die bank haar boerenbeleid hoort uitleggen aan klanten - wat me het afgelopen jaar twee keer overkwam in besloten sessies - hoort een nauwelijks verschillend geluid.

Als de twee grootste agro-financiers een groen financieringsbeleid volgen omdat ze daarin de hoogste zekerheid voor de toekomst van hun uitzettingen zien, dan krijgt een retour naar oude politiek weinig kans. ABN Amro is bovendien de grotere financier van de verwerkende (levensmiddelenproductie) en verkopende (detailhandel) delen van de voedselketen

Net als Rabobank zet ABN Amro in op verduurzaming van de landbouw en een systeemverandering die duurzaamheid centraal zet door die in de keten in plaats van op het boerenerf alleen te realiseren en daar langjarige prijsafspraken over te maken. Die trend is al wat langer aan de gang in de markt. Supermarktorganisatie Albert Heijn loopt daar mee voorop in Nederland. De van oorsprong Duitse discountsupermarktformule Lidl doet dat vooral in de Franse markt waarin het bedrijf ruim 5.000 boeren in zijn keten heeft opgenomen en hen significant veel beter betaalt dan bijvoorbeeld de Franse zuivelcoöperatie Sodiaal.

Banken en aandeelhouders willen een betrouwbare, toekomstbestendige en zekere toeleveringsketen
Unilever startte onder leiding van CEO Paul Polman beleid dat hij duurzaam noemde. De facto was het een vroege vorm van ketenintegratie dat hogere eisen stelde aan zijn veelal buiten-Europese grondstofinkopen (denk aan plantaardige vetten) en in ruil daarvoor gunstige prijsafspraken maakte. Het leeuwendeel van de verwerkende bedrijven moet zo'n aanpak nog starten. Maar die trend zal ook daarin doorzetten omdat banken en zelfs aandeelhouders daar ook zonder bemoeienis van de politiek om vragen of gaan vragen. Banken en aandeelhouders willen namelijk een betrouwbare, toekomstbestendige en zekere toeleveringsketen. Na Covid en de oorlog om de heerschappij in Oekraïne tussen het oude Westen. Na een bonte alliantie van Russisch nationalisme, opportunisme en andere geopolitieke krachten die zich organiseren tegen de VS en de EU. Na de nieuwe situatie in het Midden-Oosten, de verstoring van de scheepvaart op de Rode Zee en de ruimte die China ziet om Taiwan dichter bij het vasteland te trekken. Daarna zien nu zowel financiers als beleggers welke desastreuze gevolgen inflatie door disruptie van grondstoffen- en energiestromen kan hebben. En reken maar dat ze zien dat het systeem kwetsbaar is en daardoor het vullen van de keten belangrijker vinden dat alleen maar geld verdienen. De focus van de keten verschuift van 'alleen maar geld' naar een duurzame relatie van boer tot retail via verwerking en toeleveranciers van de boer.

De keten van verwerker en retail zoekt naar proposities die zekerheid van levering boven goedkoopte laten gaan en neemt daar graag de boer in op. Dat wil niet zeggen dat de politiek geen rol van betekenis speelt
Ik denk dan ook dat veilig kan worden beweerd dat de Tweede Kamer en banken zich in tegenovergestelde richtingen lijken te bewegen voor wat betreft de staande boerenbelangen en -lobby, maar dat de praktijk anders zal blijken. De keten van verwerker en retail zoekt zelf naar proposities die zekerheid van levering boven goedkoopte laten gaan en neemt de boer daarom graag in zijn keten op. Dat wil niet zeggen dat de politiek en overheid geen rol van betekenis spelen.

Opnieuw beginnen kan niet: mest en water
Opnieuw beginnen kan niet vanwege met name bindende afspraken op het gebied van mest. In tweede instantie spelen die op het gebied van waterkwaliteit, waar ook partijen buiten de landbouw aan gehouden zijn.

Nederlandse boeren staan voor een grote uitdaging door een snel groeiend mestoverschot. Dat wordt veroorzaakt door strenge regelgeving. Vanaf januari mogen boeren minder mest op hun land uitrijden. Volgens berekeningen van het Nederlands Centrum voor Mestverwaarding (NCM) voor het Financieele Dagblad zal het mestoverschot in Nederland in drie jaar tijd vermoedelijk ruim vijf keer zo groot worden als nu het geval is.

Het afschaffen van de uitzonderingspositie ('derogatie') die Nederlandse boeren tot nu toe hadden, is de belangrijkste nieuwe boosdoener. Deze uitzondering stond hen toe meer mest uit te rijden dan boeren in de meeste andere Europese landen. Daarnaast zijn er nieuwe bufferzones langs sloten ingesteld waar niet bemest mag worden, en is het gebied waar strengere mestregels gelden uitgebreid van 40% naar 60% van Nederland.

Het mestoverschot in Nederland zal in drie jaar tijd vermoedelijk ruim vijf keer zo groot worden als nu
De nieuwe situatie creëert een acuut probleem. Nederland zit volgens het plastische beeld van directeur Jan Roefs van het NCM in het Financieele Dagblad met een overschot van 300.000 tankwagens mest. Dat zet grote druk op de mestmarkt. De kosten van boeren voor het afvoeren van hun mestoverschot zullen mogelijk verdubbelen van de tot voor kort geldende €20-€25 per ton naar €40-€50 per ton. Bovendien zullen de strengere regels regionale verschuivingen in de mestmarkt veroorzaken. Mest kan bijvoorbeeld uit Friesland verplaatst worden naar andere provincies, wat weer impact heeft op de mestsoorten die daar beschikbaar zijn en mogelijk geëxporteerd moeten worden.

Afgelopen september was al hoog en breed duidelijk dat mest en niet stikstof de veestapel laat krimpen. Inmiddels staat het in alle kranten. Laura Bromet reageerde op dat nieuws met de cynische opmerking dat rechts de chaos nu natuurlijk gaat oplossen. Rechts zal echter wel moeten omdat het geen keuze heeft. Al het gepalaver in de afgelopen vier jaar heeft namelijk afgeleid van de simpele juridische verbintenissen waar Nederland en Nederlandse boeren aan gehouden zijn. Het Nederlandse Natura 2000-beleid was niet nodig als het doel was de veehouderij te laten krimpen. Terwijl juist daar alle aandacht naar uit is gegaan, maakte Rutte IV - dat ziet Bromet correct - een verdere chaos van de rest.



Het onder Rutte IV totaal in de soep gelopen stikstofbeleid kan dan ook voorlopig wel even van de kop van de agenda, omdat het mestdossier al op korte termijn een nieuwe trend op gang brengt in de Nederlandse veehouderij. Binnen afzienbare tijd zal de Nederlandse veestapel significant krimpen.

Het onder Rutte IV totaal in de soep gelopen stikstofbeleid kan voorlopig wel even van de kop van de agenda, omdat het mestdossier al op korte termijn een nieuwe trend op gang brengt in de Nederlandse veehouderij
Bestuurbaarheid stuk gegaan door afschaffen productschappen
De Nederlandse overheid heeft de complexiteit van het mestprobleem weer in het vizier, maar kan op korte termijn geen eenvoudige oplossing bieden. Ze mag boeren niet steunen met een opkoopregeling (dat zou een vorm van ongeoorloofde staatssteun zijn) en verergerde boerenzorgen door beloofde beloningen voor ecoregelingen te moeten verlagen omdat er te weinig Europees geld voor bleek te zijn en Nederland niet zelf mag bijpassen. En door het niet tot stand gekomen Landbouwakkoord zijn miljarden aan steun voor de landbouwsector in rook opgegaan.

In de media zei de inmiddels afgetreden voorzitter Sjaak van der Tak van LTO dat niet hij, maar minister Piet Adema het niet-akkoord heeft opgeblazen. Adema sloeg terug en zei op Omrop Fryslân dat Van der Tak het wel degelijk heeft opgeblazen uit angst voor boze Brabantse boeren waar de krimp het hardst zou aankomen. Daar komt de krimp ook het hardst aan vanuit het mestdossier dat hun lot gaat bepalen. Uitgaande van de waarheid van de woorden van Adema, is LTO een beetje dom geweest omdat er voorlopig geen centen meer zijn om boeren te helpen vergroenen en laten groeien in nieuwe ketenrelaties. Die zullen er vanwege de inmiddels opgelopen rente én te hoge staatsschuld ook binnen afzienbare tijd niet meer komen.

Niettemin roept een ruime meerderheid in de Kamer het kabinet op snel met een plan te komen om de mestcrisis aan te pakken. Hoe dan? Zonder financiële pijn zal het niet gaan. Ook niet onder de nieuwe rechtse wind in de Tweede Kamer.

Hoe komt het toch dat het ooit zo goed en polderend georganiseerde Nederland van de ene naar de andere bestuurlijke crisis glijdt? Op het gebied van landbouw maakte directeur André Hoogendijk, historicus en landbouwkenner, een analyse op X die inmiddels ook als column verschenen. De kern van zijn betoog is dat boeren door hun werk in de open ruimte van ons land waar ze meer dan de helft van bewerken feitelijk gezien onder één grote milieuvergunning werken. Omdat de structuren - de productschappen - waarin boeren en hun directe afnemers (verwerkers) samenwerkten in 2014 zijn afgeschaft onder Rutte II is een (voorspelde) chaos ontstaan. Hoogendijk voert als bewijs voor zijn stelling aan dat tot het verdwijnen van de productschappen de milieuperformance van Nederlandse boeren steeds verbeterde.

Nadien verdween de opgaande trend van de realisatie van milieudoelstellingen.

Een kille constatering volstaat: de boerenkoepels hebben in hun overleg met de overheid de functie van de productschappen niet succesvol kunnen heruitvinden. Minister Piet Adema zette in op een landbouwakkoord en lijkt daarmee een poging te hebben gedaan die functie weer beter te laten werken, maar na zoveel achterstand en opgebouwde conflicten lukte dat niet meer. Daar komt bij dat het akkoord een onderhandelingstafel was in plaats van een overlegtafel om tot gezamenlijke strategie te komen waarin ieder zijn rol kon nemen. Voorzitter Chris Kalden van het mislukte akkoord ziet daar de belangrijkste weeffout in van het brede circus van 'tafels' dat rond het akkoord was opgebouwd. Het verloren gegane geld leek voor LTO een reden te zijn om na de zomer weer te pleiten voor een landbouwakkoord.

De analyse van het probleem door Hoogendijk gaat aanmerkelijk verder: het bestuur van de collectieve milieuvergunning van boeren in Nederland moet weer opnieuw worden vormgegeven. Omdat de productschappen stuk zijn en niet met een knip met de vinger weer tot leven kunnen worden gewekt, ziet hij de collectieve sturing als een opgave voor boerenorganisatie. Dat is geen sinecure, want die zit onder meer met die gijzeling tussen zuidelijke en noordelijke boeren. Het is het allergevoeligste punt waar de hele milieukwestie om draait in het domein van de boerenbelangenbehartiging.

Onder de titel Winter is coming schrijft Hoogendijk de volgende behartenswaardige zinnen:

Landelijke milieuvergunning
Boeren opereren in feite samen onder één grote landelijke milieuvergunning als het gaat om waterkwaliteit, stikstof en klimaat. Overheden werken met normen die niet zijn toegesneden op het individuele bedrijf. De sloot moet schoon zijn, de natuur moet onder de kritische depositiewaarde blijven en de sector mag niet teveel CO2 uitstoten. Het is voor boeren echter niet duidelijk wat ze daar op hun eigen bedrijf voor moeten doen.

Ondertussen worden boeren wel collectief afgerekend op normen die ze samen als sector niet halen. Boeren hebben echter nauwelijks mogelijkheden om als sector samen te sturen op milieudoelen. Hier zit iets fundamenteel fout in het landbouwbeleid van de overheid. Of je normeert en beoordeelt alle bedrijven individueel. Of je geeft de sector instrumenten in handen om collectief doelen te behalen. Nu is het van alles niets.

Doelsturing
Inmiddels is er een oplossing bedacht om van het collectief straffen af te komen. De sector ziet doelsturing als een belangrijke oplossing, waarbij boeren worden afgerekend (of beloond) op metingen dan wel op betrouwbare berekeningen. De gedachte is dat je als boer onder meer de uitstoot van stikstof en de uitspoeling van nitraat meet. Als je dan voldoet aan een bedrijfsspecifieke norm, dan zit je goed.

De overheid is overtuigd van deze werkwijze, maar verbindt aan het niet behalen van doelen ook consequenties. De overheid heeft het dan niet meer over doelsturing, maar over ‘normeren en beprijzen’. Eigenlijk komt het op hetzelfde neer. Het verschil is dat de sector het liefst doelsturing wil zonder verliezers, terwijl de overheid stelt dat er geen gratis oplossingen zijn. Doelsturing zal ook pijn gaan doen.


Hoogendijks laatste zin slaat op de gijzeling die LTO in stand hield door zich uit het Landbouwakkoord terug te trekken. En houdt, door nu toch wel een Landbouwakkoord te willen om 'geld op het erf van de boer te trekken'. Dat gaat alleen niet werken, zegt Hoogendijk. LTO zal moeten kiezen welk soort boeren toekomst hebben en welk niet. En anders beslist de overheid met generieke maatregelen die de hele boerensector verzwakken op basis van nu eenmaal binnen de EU aangegane verplichtingen. Die hebben Nederland veel gebracht, namelijk een enorme exportmarkt voor circa 65% van onze agrarische productie. Dat schept een verplichting.

Hoogendijk heeft een oplossing voor de voorgoed verloren gegane productschappen (de link verwijst naar een tekst op Foodlog die in samenspraak met de vele commentaren van insiders daaronder wees op de gevolgen van afschaffing: eenmaal weg krijg je ze niet meer terug, zelfs niet als je dat wilt). Hij zou het als volgt aanpakken:

Werken aan oplossingen

Nederland werkt als één groot gemengd bedrijf voor grond, voer en mest. Als je akkerbouwers en melkveehouders voor alle milieudoelen individueel gaat afrekenen, dan raak je van een grote puzzel een paar belangrijke puzzelstukjes kwijt.

We kunnen met elkaar in 2024 doorgaan zoals we het afgelopen jaren deden. Dan weten we wat we krijgen: generieke maatregelen van de overheid en individuele bedrijven die op slot worden gezet door de rechter. Ondertussen wijzen mensen steeds vaker naar anderen om hun problemen op te lossen. Maar zoals we weten: als je met één vinger naar een ander wijst, dan wijzen er minstens drie naar jezelf.

We kunnen het ook over een andere boeg gooien. Zorgen dat we als sector zelf doelsturing realiseren, waarbij naast boeren ook andere ketenpartijen hun verantwoordelijkheid nemen. Zelf meten waar we invloed op hebben en met vakmanschap bijsturen op basis van de goede landbouwpraktijk. Maar vooral ook samen doen wat samen kan. Als het buiten koud wordt, dan trek je niet de deur dicht voor een ander. Maar je zorgt ervoor dat iedereen op tijd binnen bij de kachel zit.


'Het is een keer klaar'
In de Telegraaf liet Roy Meijer, voorzitter van de jonge boerenkoepel NAJK voor het laatste Kamerdebat van het oudejaar weten dat "ze in Den Haag wel moeten snappen dat het een keer klaar is". Dat zei hij niet als dreigement om te onderhandelen maar om duidelijk te maken dat jonge boeren hun knopen tellen. "Als er niets gebeurt gaat een groot deel van mijn achterban emigreren”, zei Meijer. In het Dagblad van het Noorden herhaalde hij zijn uitspraken nog eens. Zowel in Nederland als in Europa is de helft van de boeren ouder dan 55 jaar. Het gaat om 27.000 bedrijfshoofden. Van die oudere boeren hebben er maar 11.000 een opvolger. Die van de andere 16.000 zijn al afgehaakt. Verduurzamen willen ze wel, zegt Meijer, maar ze moeten weten dat ze in een duidelijk wettelijk kader terechtkomen waarin ze weten waar ze aan toe zijn.

Een boer kan in Nederland lastig vertrouwen op wetten, regels en regelingen en neemt daarom een flink risico als hij of zij het ouderlijk bedrijf overneemt. De overtekende ecoregeling en opeens doorgevoerde milieumaatregelen zijn voor jonge boeren dan ook een teken van onprofessioneel bestuur.

Precies daarover raakten boerenwoordvoerder Harm Holman (NSC) en minister Piet Adema in de Kamer tijdens het debat voor Kerst op een onbegrijpelijke manier slaags. Ze zeggen nagenoeg hetzelfde en toch niet. Holman legt de minister in feite uit dat hij LTO niet moet vragen wat ze wil, maar duidelijk moet maken binnen welke kaders LTO kan opereren en er zich dan aan houden. De minister blijkt dat niet te kunnen verstaan.

Op Boerderij zegt Meijer in andere woorden precies hetzelfde als Holman: Politiek moet besluiten over bestaansrecht jonge boer. Daarmee leggen beide heren hun lot niet in handen van de overheid, maar geven ze aan dat de politiek moet beslissen over de publieke spelregels, niet zij. Zij zullen vervolgens aangeven of ze daarmee kunnen werken, waarna de politiek eventueel andere keuzen kan maken. Het maken van keuzen is echter aan de overheid. Het er een ondernemersplan en dus verdienmodel van maken is een zaak van boeren en hun afnemers en juist niet van de overheid.



Chris Kalden, voorzitter van het mislukte Landbouwakkoord, zei unverfroren dat het Nederlandse beleid ten aanzien van boer en keten 'naadje' is omdat de Nederlandse overheid privaat initiatief niet weet om te zetten in het realiseren van collectieve doelen
Terugredeneren vanuit Europees voedselsysteem
Meijer pleitte de afgelopen maanden in verschillende media niet alleen voor duidelijkheid in Nederland maar ook voor een Europese voedselvisie die terugvertaald zou moeten worden naar Nederland en de andere lidstaten van de Unie. Dat geluid was onder meer te horen tijdens het jonge boerengala in Antwerpen op 11 december waar jonge Vlaamse en Nederlandse boeren hun jonge collega's uit de hele EU ontvingen tijdens een gala in het Museum aan de Schelde.

Chris Kalden kreeg in Antwerpen het podium en liet unverfroren weten dat het Nederlandse beleid ten aanzien van boer en keten 'naadje' is omdat de Nederlandse overheid de kracht van privaat initiatief niet weet om te zetten in het realiseren van collectieve doelen. Een en ander conform de uitdagingen zoals jonge boerenvoorman Meijer die verwoordt: de politiek moet keuzen maken vanuit een visie op het Europese voedselsysteem omdat de eindklanten van Nederlandse boeren nu eenmaal voor 60-70% in buurlanden wonen. Als die keuzen er niet komen, beslissen jonge - vrijwel allemaal hoogopgeleide - boeren in grote aantallen dat ze iets anders gaan doen of ergens anders op de wereld gaan boeren.

Landbouwminister Jo Brouns van Vlaanderen liet in Antwerpen weten dat Europa voor een eigen en onafhankelijk voedselbeleid zou moeten gaan om niet afhankelijk te worden van de wereldmarkt en daar op zijn minst een onderhandelingspositie te hebben. Een duidelijke strategische keuze geeft helderheid van waaruit andere doelstellingen kunnen worden afgeleid.
Vanuit een visie op Europese voedselzekerheid en een gevulde supply chain zou je terug moeten redeneren naar de randvoorwaarden op het gebied van milieu, klimaat en dierenwelzijn in plaats van omgekeerd. En, zei agro-econoom Krijn Poppe nog net op de valreep van 2023 fijntjes in een column op Boerenbusiness, naar de randvoorwaarden waaronder boeren een serieuze partner kunnen zijn voor de rest van de keten.

Op de boer staat in de keten veel financiële druk door de hoge duurzaamheidseisen die we in de EU stellen, maar boeren zijn volgens Poppe nog altijd te weinig geschoold als ondernemers om daar juist een kans van te maken met hun ketenpartners. Ze kunnen immers samen met partners die aansluiten bij voorbeelden als Lidl in Frankrijk en AH in Nederland hun eigen markten creëren en beschermen door eigen kwaliteitsnormen. Zo doen de sterke merken dat. Anders dan de oudere generatie, lijken hoogopgeleide jonge boeren die kans te snappen. Zij vragen om een doordacht, helder en stabiel kader waarin zij wel voor het private ondernemerschap zullen zorgen. In het ontwikkelen van dat publieke kader en het opruimen van de mestpuinhoop ligt voorlopig de hoofdtaak voor de nieuwe Kamer.

In de Telegraaf van vanmorgen bevestigen drie jonge boeren nog eens wat hierboven al door Roy Meijer is verwoord. Het onduidelijke beleid is een probleem voor ondernemers en hun financiers omdat ze niet weten aan welke milieu-eisen ze moeten voldoen en hoe ze daar in hun business model mee om kunnen gaan. Voorafgaand aan de Tweede Kamer-verkiezingen interviewde Foodlog 15 jonge boeren die vrijwel zonder uitzondering die uitdaging bevestigen.

Dit artikel afdrukken