image

Aan elf Afghanen is deze week een "saffraandiploma" uitgereikt. De gloednieuwe commandant van de Nederlandse strijdkrachten in Uruzgan nam de honneurs waar. De elf Afghanen gaan op hun beurt weer 125 andere Afghanen leren hoe je saffraan verbouwt.

Van de landbouw in Afghanistan was na vele jaren oorlog niets meer over. Om niet geheel te verhongeren, gingen de Afghanen papaver verbouwen. Van papaver kun je witte poedertjes maken die het op de zwarte markt heel goed doen. Dat vonden wij in het westen niet zo leuk.

We hebben dus deze oplossing gevonden. De Afghanen gaan saffraan verbouwen. Daar betalen we in het westen ook grof geld voor, maar dat geld stroomt in de kassa van de bovenwereld en dat vinden we dus niet erg. Ons probleem is prima opgelost en we kunnen achterover leunen in de wetenschap dat we die arme boeren ginds, die niet beter weten, op het rechte pad hebben gebracht.

Ga maar na: die boeren zijn nu net zo goed af als de Keniaanse boeren die onze peultjes kweken. In plaats van een schijntje te beuren van allerlei geboefte, beuren ze nu een schijntje van allerlei mensen met keurige witte boorden. En wij hebben het verbouwen van een arbeidsintensief en klimaatgevoelig luxegewas weer ergens ondergebracht waardoor we van een goede aanvoer verzekerd zijn.

Ooit deed Coca-Cola op die manier welzijnswerk op de Filippijnen. De daar verbouwde suiker werd door de gigant opgekocht. Coca-Cola was goedkoop uit en de lokale boeren verdienden er naar hun normen goed aan, en een mooi neveneffect was dat ze voor dat geld zelf ook Coca-Cola konden kopen. Op zeker moment begon Coca-Cola echter achteruit te boeren. Dat scheelde de aandeelhouders een paar centen en dat was niet fijn voor ze. Voor de boeren veranderde wel iets meer. De teelt waarop ze hun bedrijven mettertijd geheel hadden afgestemd, was ineens overbodig geworden.

In Afghanistan staat de bevolking er bepaald niet goed voor. Wij gingen er opbouwwerk doen. Je zou denken dat een goede manier om dat te bewerkstelligen is ervoor te zorgen dat lokale boeren gewassen gaan verbouwen om de lokale bevolking te voeden. Desnoods steek je daar in de eerste jaren wat subsidie in—dat valt in het niet bij de kosten van de vredesmissie. Uiteindelijk staat zo'n economie op eigen benen en heb je geïnvesteerd om het zelfbedruipend vermogen van een verwoest land weer op gang te brengen.

Maar dat doen we niet. We geven ze saffraan ter vervanging van de papavers. Dat vindt het westen lekker en het westen heeft geld. Het westen vindt heroïne ook lekker, maar heroïne is stout. En wat de plaatselijke bevolking , die met uitzondering van een paar saffraanboeren geen geld heeft, dan wel moet eten? Ja, sorry hoor, je kunt niet alles hebben. Als ze geen brood hebben, dan eten ze toch taartjes? Saffraantaartjes, wel te verstaan.
Dit artikel afdrukken