De bestaande Europese wetgeving schiet tekort in het ondersteunen van bedrijven bij het nastreven van duurzame doelen omdat kiezers, parlementen en overheden geen eenheid weten te scheppen. Populistische politiek drijft het streven naar een coherent georganiseerde samenleving uiteen. Volgens eerste voorspellingen zal rechts ook groeien bij de aanstaande verkiezingen voor het Europees Parlement. Dat jaagt de saamhorigheid uiteen.

De Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) en de voorgestelde Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD) vormen de kern van de Europese wetgeving die bedoeld is om bedrijven tot transparantie over hun duurzaamheidsinspanningen te dwingen. Die regelgeving heeft tot doel greenwashing tegen te gaan en moet een groenere en eerlijkere wereld bevorderen.

Daar kleven helaas aanzienlijke tekortkomingen aan die het systeem van de samenleving kunnen ondermijnen.

Onzekerheid
Ondernemers maken zich zorgen, noteerde het Financieele Dagblad afgelopen weekend op de voorpagina. Ze maken zich onvermijdelijk zorgen over de onduidelijkheid ten aanzien van de reikwijdte van de verantwoordelijkheden van bedrijven, met name als lokale overheden beleidsbeslissingen nemen die in strijd zijn met ESG-principes. Die onzekerheid kan bedrijven ertoe aanzetten defensief te handelen uit angst voor juridische gevolgen. Dat belemmert innovatie en vooruitgang in duurzaamheidsinspanningen, schreven onlangs Marjan de Bock en Leontien Hasselman voor de landbouw, levensmiddelenindustrie en -handel; de twee auteurs zijn oprichters van Impact Buying, een bedrijf dat duurzaamheid administreert voor de laatste twee van de genoemde sectoren.

Bedrijven moeten laveren tussen de eisen van milieuactivisten en de druk van heel conservatieve anti-ESG-krachten. Onderwijl beginnen ze zich af te vragen waarom ze duurzaamheid nog serieus zouden nemen
Verjuridisering van duurzaamheid
Daar komt nog eens bij dat de huidige regelgeving juridische gevechten stimuleert. NGO's en andere actiegroepen klagen bedrijven aan voor vermeende tekortkomingen in hun ESG-beleid; denk aan de zaken van Extinction Rebellion, Greenpeace en Milieudefensie tegen Rabobank, Shell, ING en Albert Heijn. Alle vier de bedrijven zeggen te verduurzamen, maar de drie NGO's demoniseren hen.

Zo'n verjuridisering van duurzaamheid creëert een vijandige omgeving waarin bedrijven geld moeten reserveren voor juridische verdediging. Die bedragen kunnen ze niet meer aan hun duurzaamheidsinitiatieven uitgeven. Dat demotiveert.

Het gebrek aan duidelijke richtlijnen voor de rapportage en beoordeling van ESG-gerelateerde data vergroot de frictie die daardoor ontstaat. Onderwijl beginnen bedrijven zich af te vragen waarom ze duurzaamheid nog serieus zouden nemen.


Tussen activisme en conservatisme
In de Verenigde Staten komt de anti-ESG-beweging op. Die vindt ook in Europa weerklank. Kritische politici en activisten, vooral uit rechtse hoek, betwisten de legitimiteit van ESG-doelstellingen. Omdat die uiteindelijk stuk voor stuk politiek zijn in plaats van wetenschappelijk, roepen ze op tot een terugkeer naar een puur kapitalistisch model waarin winstmaximalisatie voorrang heeft. Tegelijk tekent zich een scheuring af tussen financiële systemen die zich uit in het houdingsverschil tussen de Amerikaanse FED en de Europese Centrale Bank (ECB). Terwijl de ECB kiest voor duurzame politiek, blijft de FED neutraal; de Amerikaanse centrale bank houdt het bij financieel beleid gebaseerd op stabiliteit.

Dat ogenschijnlijk kleine verschil tussen twee professionele systeemorganisaties heeft ongemerkt grote consequenties. Als de systeembanken der systeembanken andere posities kiezen, heeft dat grote gevolgen voor welke bedrijven waar financierbaar zijn en wat hun producten en diensten gaan kosten. De parallelle werkelijkheden die daardoor ontstaan, stellen bedrijven voor lastige keuzen.

De 'science based' illusie
Onvermijdelijk moeten bedrijven laveren tussen de eisen van milieuactivisten en de druk van heel conservatieve anti-ESG-krachten. De winst van rechtse partijen laat bedrijven vrezen dat een verschuiving naar rechts in het Europees Parlement de steun voor ESG-initiatieven ondermijnt zodat hun inspanningen om te vergroenen en te voldoen aan de EU-wetgeving zinloos worden. Daarom vinden ze het cruciaal dat de politieke dialoog rond ESG normaliseert. En wel zodanig dat duurzaamheid niet alleen wordt gezien als een ethische of milieuoverweging, maar als een belangrijke verbindende factor voor lange termijn stabiele ontwikkeling in de economie.

We lijden vrij algemeen aan de illusie dat er science is die de politiek kan vervangen
Om van het politieke geharrewar tussen overtuigd groenen, oprechte sceptici en politieke rattenvangers af te komen, richten bedrijven organisaties op die op wetenschappelijke basis het pleit proberen te slechten. Eén van de inmiddels vele voorbeelden is het Science Based Targets initiative (SBTi). Wat we ons als samenleving niet meer lijken te realiseren is dat wetenschap zelf slechts onderzoek is dat steeds onze kennishorizon verlegt. Met de toepassing van robuuste gebleken kennis maken we de wereld. Dat geldt ook voor de duurzame wereld die we nu willen omdat we ervaren dat er grenzen zijn.

De toepassing van wetenschap is echter altijd een keuze. Neem bijvoorbeeld gas, dat we in Nederland niet duurzaam vinden, maar in Duitsland wel omdat het minder koolstof de lucht in jaagt dan kolen. Of denk aan het gebruik van biomassa als energiebron dat natuur kost, maar in de EU geldt als duurzaam omdat het in de zogenaamde korte kringloop zit en niet fossiel is. Sience based initiatieven kunnen de situatie niet oplossen. Dat kan alleen maar politiek; het conflict is op te lossen door het als zodanig te erkennen en op te lossen vanuit de vraag wat voor samenleving we willen. Als we daar een antwoord op hebben, is wetenschap weer prima toepasbaar. Tussen dat antwoord en de dan pas zinvolle toepassing van wetenschap, zit echter de vrij algemeen geldende illusie dat er science is die de politiek kan vervangen.
Dit artikel afdrukken