De snelle bevolkingsgroei in Afrika is onhoudbaar. Verlaging van die groei vraagt niet alleen bevolkingspolitiek, maar ook investeringen in landbouw en platteland. De Europese Unie kan daarbij helpen, onder meer door aanpassing van handelsverdragen.
Hoewel de bevolkingsgroei wereldwijd aan het dalen is blijft hij in Afrika ten zuiden van de Sahara veel te hoog. De Verenigde Naties verwachten daar de komende 30 jaar een verdubbeling van de bevolking tot ruim 2 miljard. De gevolgen daarvan worden primair gevoeld in Afrika zelf: meer armoede, meer uitputting van natuurlijke hulpbronnen, meer sociale, politieke en etnische spanningen. Ook leidt het hoge aantal zwangerschappen tot onnodige moeder- en kindersterfte.
In Europa leidt de bevolkingsexplosie in Afrika tot veel discussie, vaak ingegeven door de vrees voor massale immigratie. De oplossing wordt daarbij vaak gezocht in meer medische zorg, voorlichting en voorbehoedmiddelen (zodat vrouwen niet méér kinderen krijgen dan ze willen), in meer onderwijs voor meisjes (zodat ze later en zelfbewuster trouwen) en in meer rechten voor vrouwen. Deze maatregelen – vaak bepleit in het kader van women’s empowerment en sexual and reproductive health and rights – zijn inderdaad zeer belangrijk. In Afrika zelf is er nog de nodige weerstand tegen, al is die wel enigszins aan het kenteren.
Maar er is veel meer nodig dan alleen bevolkingspolitieke maatregelen. Een echte verbetering van de situatie vraagt economische groei per inwoner en een minder ongelijke verdeling daarvan. In bijna alle landen ter wereld gaat welvaartsstijging gepaard met een daling van het kindertal, vooral doordat meisjes dan langer naar school gaan, en doordat dat kinderen dan minder belangrijk worden als oudedagsvoorziening voor hun ouders. Maar blijft die grotere welvaart ongelijk verdeeld, dan blijft de armoede groot en het geboortecijfer hoog.
Hoe kan de welvaart worden verbeterd? Het verrassende antwoord daarop kunnen we halen uit de grote Tracking Development studie van de Universiteit Leiden, waarin de economische ontwikkeling van Afrika sinds 1960 is vergeleken met die van Zuidoost Azië. Indonesië bijvoorbeeld was toen armer dan Nigeria, maar heeft sinds 1967 een snelle economische groei per inwoner gekend, Nigeria nauwelijks. Dat lukte de regering door hoge prioriteit te geven aan landbouw en aan armoedebestrijding op het platteland. Ze stelde als doel dat Indonesië zelfvoorzienend zou worden in rijst, stabiliseerde de rijstprijzen, subsidieerde kunstmest en krediet en investeerde fors in irrigatie, wegen en elektriciteit. Ook olie-inkomsten en ontwikkelingsgelden werden daar voor ingezet. Daarnaast investeerde ze in family planning. Het succes van dat beleid was ongekend: de rijstproductie per hectare groeide veel sneller dan de bevolking, het inkomen per inwoner groeide gestaag, de armoede liep sterk terug en het land werd in 1984 exporteur van rijst. Dat alles effende de weg voor een succesvolle industrialisatie. Jongeren verhuisden massaal naar de stad, waar banen ontstonden in de exportsector.
Olierijkdom leidde af
Het eveneens olierijke Nigeria sloeg een andere weg in. Het investeerde zijn olie-inkomsten vooral in industriële ontwikkeling, slechts weinig in platteland en landbouw, en dan nog alleen in grote landbouwbedrijven. Daardoor bleef de voedselzekerheid laag, de armoede groot en moest het land steeds meer voedsel importeren. Zonder voorbereidende landbouwontwikkeling mislukten ook de pogingen om een staal-, farma- en petrochemische industrie op te zetten. De arbeidskosten waren te hoog en de arbeidsdiscipline en vaardigheden te laag. Aan family planning werd weinig gedaan. Het geboortecijfer bleef hoog en het land bleef steken in een economic-demographic trap: een te lage groei van het inkomen per inwoner en een te hoog percentage kindermonden dat de werkenden moesten zien te voeden.
Volgens de Wereldbank dragen investeringen in de landbouw ruim 2x zo veel bij aan armoedebestrijding als investeringen in andere sectoren. Het moet daarbij niet gaan om uitbreiding van het landbouwareaal, maar om een hogere productie per hectare. De Afrikaanse landbouwbodems hebben gelukkig nog een fors groeipotentieel. Dat vergt verbetering van de bodemvruchtbaarheid met organische stof en kunstmest. En daarnaast betere zaden, wegen, landbouwonderzoek, landrechten, opslagfaciliteiten en andere voorzieningen. Met hogere opbrengsten kunnen de voedselprijzen dalen en daarmee ook de lonen (die nu niet lager zijn dan die in Vietnam!), wat betere kansen biedt voor industriële ontwikkeling en moderne dienstensectoren.
Wat kunnen wij daar vanuit de EU aan bijdragen? Niet veel, maar wel wat. Concreet: meer steun voor 1) onderwijs, 2) ontwikkeling van de landbouw, 3) wegenbouw op het platteland en 4) family planning. En verder: in de vrijhandelsverdragen die de EU Afrikaanse landen min of meer heeft opgedrongen, deze landen meer ruimte geven om hun boeren met heffingen te beschermen tegen goedkope voedselimporten. De EU hield dat tegen, maar heeft het zelf ook decennialang gedaan. Een breed scala van voordelen komt zo in zicht: een hogere voedselproductie per hectare en per inwoner, minder armoede en meer voedselzekerheid, een sterkere basis voor industrialisatie, meer werkgelegenheid, een lager geboortecijfer, minder noodgedwongen emigratie, en minder druk op regenwouden, biodiversiteit en klimaat. Het komende Nederlandse regeerakkoord kan daar een steentje aan bijdragen.
Dit artikel is voortgekomen uit de Werkgroep Bevolkingsgroei en Voedselzekerheid Afrika.
Wouter van der Weijden is directeur van de Stichting Centrum voor Landbouw en Milieu
Niek Koning is landbouweconoom en auteur van Food security, agricultural policies and economic growth (Routledge 2017)
Dit artikel afdrukken
In Europa leidt de bevolkingsexplosie in Afrika tot veel discussie, vaak ingegeven door de vrees voor massale immigratie. De oplossing wordt daarbij vaak gezocht in meer medische zorg, voorlichting en voorbehoedmiddelen (zodat vrouwen niet méér kinderen krijgen dan ze willen), in meer onderwijs voor meisjes (zodat ze later en zelfbewuster trouwen) en in meer rechten voor vrouwen. Deze maatregelen – vaak bepleit in het kader van women’s empowerment en sexual and reproductive health and rights – zijn inderdaad zeer belangrijk. In Afrika zelf is er nog de nodige weerstand tegen, al is die wel enigszins aan het kenteren.
Indonesië was armer dan Nigeria, maar heeft sinds 1967 een snelle economische groei per inwoner gekend, Nigeria nauwelijks. Dat lukte de regering door hoge prioriteit te geven aan landbouw en aan armoedebestrijding op het plattelandLandbouw en armoedebestrijding op het platteland
Maar er is veel meer nodig dan alleen bevolkingspolitieke maatregelen. Een echte verbetering van de situatie vraagt economische groei per inwoner en een minder ongelijke verdeling daarvan. In bijna alle landen ter wereld gaat welvaartsstijging gepaard met een daling van het kindertal, vooral doordat meisjes dan langer naar school gaan, en doordat dat kinderen dan minder belangrijk worden als oudedagsvoorziening voor hun ouders. Maar blijft die grotere welvaart ongelijk verdeeld, dan blijft de armoede groot en het geboortecijfer hoog.
Hoe kan de welvaart worden verbeterd? Het verrassende antwoord daarop kunnen we halen uit de grote Tracking Development studie van de Universiteit Leiden, waarin de economische ontwikkeling van Afrika sinds 1960 is vergeleken met die van Zuidoost Azië. Indonesië bijvoorbeeld was toen armer dan Nigeria, maar heeft sinds 1967 een snelle economische groei per inwoner gekend, Nigeria nauwelijks. Dat lukte de regering door hoge prioriteit te geven aan landbouw en aan armoedebestrijding op het platteland. Ze stelde als doel dat Indonesië zelfvoorzienend zou worden in rijst, stabiliseerde de rijstprijzen, subsidieerde kunstmest en krediet en investeerde fors in irrigatie, wegen en elektriciteit. Ook olie-inkomsten en ontwikkelingsgelden werden daar voor ingezet. Daarnaast investeerde ze in family planning. Het succes van dat beleid was ongekend: de rijstproductie per hectare groeide veel sneller dan de bevolking, het inkomen per inwoner groeide gestaag, de armoede liep sterk terug en het land werd in 1984 exporteur van rijst. Dat alles effende de weg voor een succesvolle industrialisatie. Jongeren verhuisden massaal naar de stad, waar banen ontstonden in de exportsector.
Olierijkdom leidde af
Het eveneens olierijke Nigeria sloeg een andere weg in. Het investeerde zijn olie-inkomsten vooral in industriële ontwikkeling, slechts weinig in platteland en landbouw, en dan nog alleen in grote landbouwbedrijven. Daardoor bleef de voedselzekerheid laag, de armoede groot en moest het land steeds meer voedsel importeren. Zonder voorbereidende landbouwontwikkeling mislukten ook de pogingen om een staal-, farma- en petrochemische industrie op te zetten. De arbeidskosten waren te hoog en de arbeidsdiscipline en vaardigheden te laag. Aan family planning werd weinig gedaan. Het geboortecijfer bleef hoog en het land bleef steken in een economic-demographic trap: een te lage groei van het inkomen per inwoner en een te hoog percentage kindermonden dat de werkenden moesten zien te voeden.
Volgens de Wereldbank dragen investeringen in de landbouw ruim 2x zo veel bij aan armoedebestrijding als investeringen in andere sectorenMeer per hectare
Volgens de Wereldbank dragen investeringen in de landbouw ruim 2x zo veel bij aan armoedebestrijding als investeringen in andere sectoren. Het moet daarbij niet gaan om uitbreiding van het landbouwareaal, maar om een hogere productie per hectare. De Afrikaanse landbouwbodems hebben gelukkig nog een fors groeipotentieel. Dat vergt verbetering van de bodemvruchtbaarheid met organische stof en kunstmest. En daarnaast betere zaden, wegen, landbouwonderzoek, landrechten, opslagfaciliteiten en andere voorzieningen. Met hogere opbrengsten kunnen de voedselprijzen dalen en daarmee ook de lonen (die nu niet lager zijn dan die in Vietnam!), wat betere kansen biedt voor industriële ontwikkeling en moderne dienstensectoren.
Wat kunnen wij daar vanuit de EU aan bijdragen? Niet veel, maar wel wat. Concreet: meer steun voor 1) onderwijs, 2) ontwikkeling van de landbouw, 3) wegenbouw op het platteland en 4) family planning. En verder: in de vrijhandelsverdragen die de EU Afrikaanse landen min of meer heeft opgedrongen, deze landen meer ruimte geven om hun boeren met heffingen te beschermen tegen goedkope voedselimporten. De EU hield dat tegen, maar heeft het zelf ook decennialang gedaan. Een breed scala van voordelen komt zo in zicht: een hogere voedselproductie per hectare en per inwoner, minder armoede en meer voedselzekerheid, een sterkere basis voor industrialisatie, meer werkgelegenheid, een lager geboortecijfer, minder noodgedwongen emigratie, en minder druk op regenwouden, biodiversiteit en klimaat. Het komende Nederlandse regeerakkoord kan daar een steentje aan bijdragen.
Dit artikel is voortgekomen uit de Werkgroep Bevolkingsgroei en Voedselzekerheid Afrika.
Wouter van der Weijden is directeur van de Stichting Centrum voor Landbouw en Milieu
Niek Koning is landbouweconoom en auteur van Food security, agricultural policies and economic growth (Routledge 2017)
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
Lijkt me na vijftig jaar ontwikkelingssamenwerking de verkeerde volgorde in de oplossingen.
'Deze landen meer ruimte geven om hun boeren met heffingen te beschermen tegen goedkope voedselimporten.' Hoort die niet vooraan te staan?
En bescherming tegen junkfoodselimporten + alcohol en tabak?
En importen van Europees chemisch afval - onder andere verdund door de benzine - en wapens?
You can´t eat the cake
And have it robbed
(by corrupt leaders, Europeans, Americans and Chinese)
Jeroen, dat is wat te makkelijk.
Ja, er is veel corruptie in Afrika, maar die was in Indonesië in 1965 niet minder. Waarom is het daar dan wel gelukt?
David Henley maakt in zijn boek Asia-Africa Development Divergence onderscheid tussen twee soorten corruptie:
- chronische corruptie die min of meer voorspelbaar is;
- grillige corruptie die onvoorspelbaar is.
De tweede soort zou veel schadelijker zijn voor de economie en voor het investeringsklimaat. In Indonesië was vooral sprake van de eerste soort, in Afrika van beide soorten.
Maar volgens hem zit het belangrijkste verschil tussen Indonesië en Afrika in de beleidskeuzes die politici hebben gemaakt: prioriteit voor landbouw/platteland versus voor industrie. En de paradox is dat Indonesië door prioriteit te geven aan landbouw en platteland, het vervolgens ook op industrieel gebied beter deed.
Een paar aanvullingen bij dit mooie verhaal, dat overigens goed aansluit bij een eerdere Foodlog-draad (2018). Bij die gelegenheid, toen we ons ook al afvroegen waarom Azië het beter deed dan Afrika, was het Henk Breman die er terecht op wees dat, naast alle verklaringen die met beleid te maken hebben, er ook het simpele feit ligt dat de bodemvruchtbaarheid in Afrika veel lager is dan in de bestudeerde Aziatische 'tijgers'.
Maar dat maakt de rol van het gevoerde beleid niet minder belangrijk. De vraag laat zich stellen: waaróm was het beleid in Azië anders georiënteerd dan in Afrika? Zijn (landbouw-)ministers in Azië dan zoveel slimmer? Nee. De verklaring las ik 10 jaar geleden in het NRC-artikel waardoor ik kennis maakte met het Tracking Development-onderzoek : de angst van de machthebbers voor het communisme, dat op het platteland steeds meer terrein won. De elites moesten de kleine boeren tegemoet komen om zo de aantrekkingskracht van radicale ideologieën te neutraliseren, omdat er anders revolutie kwam. Die dreiging ervoeren Afrikaanse elites kennelijk veel minder.
De te nemen maatregelen die Wouter en Niek voorstellen lijken me de juiste, en zij hopen dat op de manier vanuit de EU bijgedragen zal worden aan een positieve wending in Afrika. Ik hoop dat ook, maar ben sceptisch. Als de Nederlandse overheid, op wiens initiatief het TD-onderzoek werd opgetuigd, al weinig werk maakt van de bevindingen (waarom, bijvoorbeeld, worden Afrikaanse landen niet veel scherper herinnerd aan de Maputo-afspraken, die grotere aandacht voor landbouwontwikkeling beogen?), wat kunnen we dan van de EU verwachten?
Van Gapminder/Hans Rosling zaliger: Will saving poor children lead to overpopulation?