Henk Breman is bekend van zijn begrip Centripetal concentration. Het duidt de aanvoer aan van de voedingsstoffen die boeren nodig hebben om de afvoer (de oogst) daarvan weer aan te vullen. Wat wij eten verdwijnt immers van de akker en komt er nooit meer terug omdat wij het uitpoepen en -plassen op heel andere plekken. Die aanvoer moet van elders komen.

Wat gebeurt er met Afrika als de eenvoudige Afrikaan biologisch moet gaan boeren?
Hoewel we er bijna nooit over horen, is centripetale concentratie een belangrijk mechanisme om landbouwvraagstukken te kunnen begrijpen. Dat begint bij extensieve landbouw waarvan de productie alleen door lokale natuurlijke hulpbronnen bepaald wordt. Wanneer er geen ruimte meer is voor zwerflandbouw en voor het braak laten liggen van grond, brengen boeren de vruchtbaarheid van akkers op peil door voedingsstoffen uit de omgeving te concentreren op de akker. Dat gebeurt vooral met vee. Dat laten ze overdag op weiden en woeste grond ver van de akkers grazen. Ze laten de dieren de nacht op de akkers of in de stal doorbrengen.
Zo verzamelen boeren van oudsher voedingsstoffen uit hun omgeving die ze in vorm van mest op hun akkers brengen. Dat doen ze daarnaast ook via de aanvoer van zoden, van strooisel en hout voor vuur, waarvan de as weer op de akker terecht komt. Door deze concentratie van voedingsstoffen - de centripetale concentratie - worden omliggende bossen, weiden en woeste gronden uitgeput.

Dit biologische principe heeft grote gevolgen voor alle landbouw die geen gebruik maakt van kunstmest. Uitputting van weiden en graslanden ligt steeds op de loer. Het heeft ook consequenties voor heel intensieve veehouderij, zoals die in Nederland. Het voer wordt vanuit de hele wereld aangesleept en de geproduceerde mest wordt zelfs te veel om in de akkerbouw te gebruiken. Bodems van veevoer exporterende landen worden uitgeput, terwijl Nederland met een mestoverschot zit waardoor de fosfaatrichtlijnen niet meer of moeilijk gerespecteerd kunnen worden.

Ik sprak met de agrobioloog en Afrika-kenner Henk Breman ter voorbereiding van het publiek op zijn lezing komende maandagavond in de Amsterdamse Rode Hoed in de serie It's the Food, my Friend. Het werd een gesprek dat laat zien met welke sociale en politieke consequenties Afrika niet alleen Europa maar alle continenten confronteert, als de wereldgemeenschap de essentie van landbouw weigert te begrijpen.

Aan de hand van drie vragen en een nagesprek liepen we door zijn onderzoek en denkwereld heen om te komen tot de kernvraag: wat gebeurt er met Afrika als de eenvoudige Afrikaan biologisch moet gaan boeren?

Uw begrip “centripetale concentratie” is eigenlijk de kern van het landbouwbedrijf. U legde het prachtig uit in uw les van de Drentse es. Waarom is het begrip niet veel meer ingeburgerd geraakt?
Breman: Misschien geldt ook hier “uit het oog uit het hart.” Mensen die in groene revolutie geloven of als noodzakelijk kwaad accepteren, hoeven het niet echt meer te begrijpen omdat kunstmest hun probleem oplost. Dat klopt helaas niet helemaal, want ook het slepen van voedsel en grondstoffen over de wereld is een vorm van centripetale concentratie. Dat geldt vooral bij aanslepen van veevoer voor intensieve veehouderij als in Nederland. De biomassa die we elders vandaan halen en daar nodig is, komt daar nooit meer terug. Voor het “andere kamp”, mensen die in biologische teelt geloven, geldt mogelijk dat men het niet kan zien omdat men het niet wil zien. Wie wil nou van zijn geloof afgebracht worden?

Wie wil nou van zijn geloof afgebracht worden?
Maar het heeft ook met rationale aspecten te maken. “Centripetale concentratie” is zeer aannemelijk te maken en op lange termijn zeer zichtbaar. Het verschil in vruchtbaarheid van esgronden en hun omgeving is evident, maar het verloop van de vruchtbaarheid over kortere periodes is moeilijk te meten. Ongeveer 10 jaar geleden werd een wetenschappelijk artikel gepubliceerd met meetgegevens uit Burkina Faso. Daaruit zou blijken dat de te verwachten verschillen niet gemeten konden worden. Met anderen reageerde ik er op. Door de denkwijzen achter de conclusies bloot te leggen, konden we aantonen dat de conclusie in ieder geval niet betekent dat het verschijnsel niet al op gang was gekomen.

De materie is goed weergegeven in twee publicaties waar ik aan meewerkte. Toen de eerste uitkwam liet een afdelingshoofd van de Wereldbank zijn personeel de middag voor het kerstreces “doorwerken”. Hij belegde een bijeenkomst waar hij het antwoord op ons gelijk of ongelijk wilde horen. Later volgde nog een tweede.

De “les van de Drentse es” is nooit helemaal verdwenen en bestaat ook los van mij. Iemand als Frans Aarts (WUR) weet er veel meer over dan ik. Hij schreef een mooi, heel kwantitatief boek over de Peel van 150 jaar geleden. Hij is de moeite waard om eens mee te praten, een groot verteller bovendien!


Onder het publiek heeft de gedachte postgevat dat biologische landbouw met zijn idee van duurzame kringlopen de toekomst is. Dat botst met het feit dat landbouw een kwestie van extractie, leegtrekken, is. De “les van de Drentse es” is nou juist dat landbouw de omgeving moet leegroven om zijn bodem en de voedingsstoffen daarin in conditie te houden. Hoe komen we van die kronkel in ons denken af die doet alsof iets dat steeds afneemt, toch op peil blijft?
Ik ben bioloog, bijna “van geboorte”. Aanvankelijk dacht ik heel serieus met de “groenen” mee. Maar ik ben ook storend kwantitatief en ik werkte een tijd - met groot genoegen - onder en met Kees de Wit. “Laat maar zien dat het kan!” zei hij altijd. Onder hem werkte ik aan de draagkracht van de Sahel. Ik herinner me altijd nog dat ik voor het eerst, na een kleine 5 jaar in Mali, weer met Wageningen kennis maakte en een voordracht volgde aan het toenmalige Centrum voor Agrobiologisch Onderzoek. Het ging over de nutriëntenbalans van Gelderland, een provincie met (toen alleen?) een groot overschot. Toen de aanvoer -en afvoercijfers op het bord stonden zei de man van de voordracht dat “bijna alles wat er in komt, er ook weer uitgaat. We snappen de balans, er is maar 75 kg stikstof zoek” (van de 750 kg/ha die in het spel waren, als ik mij goed herinner). Ik vroeg hem: “Realiseert u zich wel dat wat u “maar 75 kg” noemt, zeker 3x zo veel is als de hoeveelheid waarmee een Sahelboer het moet doen?”

Biologische bedrijven hebben nooit een gesloten kringloop en zijn zelfs afhankelijk van de gangbare landbouw. Mijn directe antwoord op de vraag: blijven vertellen dat de werkelijkheid hard is en getalsmatig in elkaar zit
Ik heb niets tegen biologische landbouw als er mensen zijn die daar de benodigde hogere prijzen voor willen betalen. Ik word boos als het als duurzame oplossing voor het wereldvoedselprobleem gepresenteerd wordt. Ik heb nog geen gesloten biologisch bedrijf ontdekt en ik heb er heel wat bezocht. Nog steeds hoop ik stiekem op een wonder, ook al weet ik dat het niet kan bestaan. Biologische akker- en tuinbouw heeft heel veel organische mest nodig om de productiviteit te halen die nodig zijn om rendabel te produceren. Dat komt, als het goed is, van biologische veehouderij. De bedrijven die ik in de loop van de tijd bezocht heb, moeten altijd stro van elders bijhalen en zelfs met voer moeten ze sjoemelen. Dat voer wordt tegenwoordig veel van natuurterreinen verkregen, waar - om mooie bloemrijke vegetaties te handhaven - twee keer per jaar gemaaid wordt. Stro of voer komt van buiten het bedrijf. Biologische bedrijven hebben nooit een gesloten kringloop en zijn zelfs afhankelijk van de gangbare landbouw.

Hoe ik van mijn “groene geloof” ben gevallen, heb ik ooit voor mijn eigen plezier op papier gezet. Iemand van OXFAM-Novib las het en vroeg of het gebruikt mocht worden voor discussies met partnerorganisaties in ontwikkelingslanden. Voor dat doel vertaalde OXFAM-Novib mijn stuk in het Engels.

Mijn directe antwoord op de vraag: blijven vertellen dat de werkelijkheid hard is en getalsmatig in elkaar zit.


Wat betekent het hameren op biologisch als oplossing voor Afrika, het continent dat u zo goed kent? Mensen trekken al in groten getale van het platteland naar de stad in de hoop het daar beter te krijgen. Ook trekken ze al jarenlang onze kant op, al merken we dat pas sinds kort echt in de pers.
Principes die in Nederland en de provincie Drenthe gelden, gelden natuurlijk ook in Afrika. Dat liet ik eens zien op een congres dat werd georganiseerd door Paul Vlek, één van mijn voorgangers als Directeur IFDC-Africa (in Lomé, Togo). De voordracht is gepubliceerd.

Ik toonde daarin aan dat het basisprincipe van de 150 jaar oude ‘les van Drentse es’ ook geldt voor Burkina Faso en Rwanda vandaag. Hoe meer land onder akkerbouwgrond, hoe meer veehouderij zich ontwikkelt. Je zou het omgekeerde verwachten in regio’s die gekenmerkt worden door een eeuwige strijd om land tussen akkerbouwers en veehouders. Maar in handen van akkerbouwers verandert het doel van het vee. Eerst diende het veehouders via eiwitproductie (melk en vlees). Die daalt echter sterk nadat de veehouderij overgaat van mobiele pastorale veehouders naar sedentaire akkerbouwers. Waar eerst het voeden van het gezin via melk en vlees het hoofddoel was, wordt dat later a) “nutriënten transport” (mest aanvoer) vanuit “woeste gronden” (de natuur) naar akkers, en b) tijdelijk wegzetten van opbrengsten uit goede akkerbouwjaren via aankoop van vee. Een kudde is het als het ware het rurale alternatief voor een bank. Slechte tijden kun je weer opvangen via verkoop van dieren.

Ongeveer 5-jaar geleden kwam Olivier de Schutter, toen adviseur voedselveiligheid van Ban Ki-moon, met een VN rapport over voedselveiligheid in Afrika. De agro-biologische landbouw werd sterk gepromoot. Het is een typisch voorbeeld van wat ik hier boven noemde: “dat men het niet kan zien omdat men het niet wil zien. Wie wil van zijn geloof afgebracht worden?” Ik weerlegde veel van zijn argumenten en liet (hopelijk) zien dat De Schutters oplossing echt “de dood in de pot” voor Afrika is.

IIk ben een voorstander van het werken met kunstmest en dus wat bekend staat als de “Groene Revolutie”. Het is een noodzakelijk kwaad. Waarom die aan Afrika voorbij ging en wat te doen om die alsnog te laten gebeuren, beschreef ik - op verzoek - in het artikel Improving African Food Security.

Zonder dat hij het zich lijkt te willen realiseren jaagt Olivier de Schutter, die na zijn VN-rapporteurschap activist bleef voor biologische landbouw in Afrika, volgens Breman Afrikanen nog sneller de stad in en drijft hij hen op richting Europa
Toen het uitkwam klom Norman Borlaug, de Nobelprijswinnaar en vader van de Groene Revolutie, in zijn pen. Hij schreef aan mijn baas, de CEO van IFDC: “Dit is het beste dat ik in meer dan 10 jaar gelezen heb over landbouw in Afrika.”


Van 'puur & eerlijk' naar biologisch: voor arme boeren in rijke landen
Tot slot van het gesprek vroeg ik Henk Breman of het pijn doet dat biologisch als frame voor de landbouw die de wereld moet gaan redden, blijft worden neergezet terwijl hij er steeds weer op heeft gewezen dat het een vorm van achteruit boeren is. En of hij een gevaar ziet in het feit dat bedrijven als Albert Heijn hun ‘puur & eerlijke’ assortiment hebben ingeruild voor biologisch omdat consumenten zijn gaan denken dat het daarheen moet. Dat wijst er immers op dat het gevoel dat biologisch de richting is waar het heen moet, zich diep in het denken van het publiek heeft genesteld.

“Daar ben ik niet zo bang voor”, zegt Breman. Biologisch is iets voor de rijkere bevolking in hoge-inkomenslanden en zorgt wat hem betreft voor iets goeds: een beter inkomen voor de boeren die hen bedienen.

Angst: verdwijnen boerenlandbouw
Op wereldschaal ziet hij een heel andere trend. De landbouw industrialiseert, mechaniseert en massaliseert in zo’n hoog tempo dat we niet bang hoeven te zijn voor de dreiging van een mogelijke ‘biologisering' van de landbouw, die zoveel biomassa vergt dat natuurlijke omgevingen door roofbouw zullen worden verwoest.

Bremans angst is het verdwijnen van de boerenlandbouw. Breman: “Overal in de wereld wordt de landbouw geïnfiltreerd door kapitaal dat op korte termijn moet renderen en grootschalig investeert in land. Dát holt de bodems in Afrika uit tot en met. Hetzelfde gebeurt in Oost-Europa. Wie op korte termijn winsten moet genereren, bekommert zich niet om het terugbrengen van organische stof in de bodem."

We moeten de Afrikanen helpen een vuist te maken tegen de wals waarmee rijke landen en ondernemingen over hen heen gaan. Dat lukt niet met een landbouw die hen veroordeelt tot armoede, maar wel met een florerende landbouw waarmee ze zichzelf kunnen voeden. Lukt het hen niet die op te bouwen, dan wordt Afrika een wingewest voor alle andere continenten en veroorzaken wij een vluchtelingenprobleem van een nog veel grotere dimensie
Deze ontwikkeling zou volgens hem niet optreden als de landbouw in handen van boerenfamiliebedrijven zou blijven. Die verzorgen en koesteren hun bedrijfskapitaal op langere termijn. Mét kunstmest kunnen ze zorgen voor het voeden van gewassen, met het voortdurend terugbrengen van organisch materiaal (mest, compost en stro) en andere bodemverbeteraars als kalk kunnen ze de conditie van hun akkers op peil houden, samen vormt dat geïntegreerd bodemvruchtbaarheidsbeheer. Dat gaat bovendien het beste in zo kort mogelijke ketens. “Die boodschap”, zegt Breman, “zou het publiek moeten verstaan.”

Wingewest en vluchtelingenprobleem
Wat Breman betreft bezorgt het bio-frame dat Afrika zou moeten redden ”volgens mensen als De Schutter, hooguit nog meer ruimte aan die grote industriële landbouw, omdat het de landbouw van de Afrikanen zelf arm houdt."
Dat is een pijnlijke uitspraak. Zonder dat hij het zich lijkt te willen realiseren jaagt Olivier de Schutter, die na zijn VN-rapporteurschap activist bleef voor biologische landbouw in Afrika, volgens Breman Afrikanen nog sneller de stad in en drijft hij hen op richting Europa

Breman: “Het Afrika van de Afrikanen mogen we niet op willen zadelen met een landbouw die niet kan bestaan, hoe graag ook ik het zou willen. Natuurlijk heeft de biologische landbouw wel degelijk gelijk dat er heel veel minder met pesticiden moet worden gewerkt. Maar dat is nogal wiedes en heel wat anders dan een domme agronomische dwaling. We moeten de Afrikanen helpen een vuist te maken tegen de wals waarmee rijke landen en ondernemingen over hen heen gaan. Dat lukt niet met een landbouw die hen veroordeelt tot armoede, maar wel met een florerende landbouw waarmee ze zichzelf kunnen voeden. Lukt het hen niet die op te bouwen, dan wordt Afrika een wingewest voor alle andere continenten en veroorzaken wij een vluchtelingenprobleem van een nog veel grotere dimensie.”

Familielandbouw met kunstmest en weinig chemie
Tot slot wijst Breman op de hardste werkelijkheid. “Ik heb eens nagekeken hoeveel hectares in Afrika inmiddels door landgrabbing in buitenlandse handen zijn gekomen. Die handen zijn vooral Chinees en Amerikaans. En weet u wat ze daar produceren? Geen voedsel voor Afrika maar voor zichzelf, gewassen die worden geteeld voor biofuels en andere handelsgewassen. De oppervlakte is ondertussen groot genoeg om bij 3.000 kg/ha aan graan heel Afrika zichzelf te laten voeden. Bij kunstmestgebruik in de context van geïntegreerd bodemvruchtbaarheid beheer, kan dat zonder de bodems verder uit te putten. Als je daar goed over nadenkt, word je heel verdrietig. Alleen DR Kongo voert nu al meer dan 5 miljoen ton voedsel per jaar in.”

Die trieste werkelijkheid wil Breman op de agenda hebben.

Vergeet biologisch, maak de Afrikaanse familielandbouw onafhankelijk mét kunstmest en minder chemie bij de bestrijding van plantenziektes en plagen. Zoniet, dan wordt Afrika leeggeroofd door rijke ondernemingen en de bevolking verdreven. Dat leerde ik van het gesprek met deze uiterst beminnelijke en sociaal bewogen man.

Fotocredits: Henk Breman, door Wil Kroon
Dit artikel afdrukken