Hoewel de bevolkingsgroei wereldwijd aan het dalen is blijft hij in Afrika ten zuiden van de Sahara veel te hoog. De Verenigde Naties verwachten daar de komende 30 jaar een verdubbeling van de bevolking tot ruim 2 miljard. De gevolgen daarvan worden primair gevoeld in Afrika zelf: meer armoede, meer uitputting van natuurlijke hulpbronnen, meer sociale, politieke en etnische spanningen. Ook leidt het hoge aantal zwangerschappen tot onnodige moeder- en kindersterfte.

In Europa leidt de bevolkingsexplosie in Afrika tot veel discussie, vaak ingegeven door de vrees voor massale immigratie. De oplossing wordt daarbij vaak gezocht in meer medische zorg, voorlichting en voorbehoedmiddelen (zodat vrouwen niet méér kinderen krijgen dan ze willen), in meer onderwijs voor meisjes (zodat ze later en zelfbewuster trouwen) en in meer rechten voor vrouwen. Deze maatregelen – vaak bepleit in het kader van women’s empowerment en sexual and reproductive health and rights – zijn inderdaad zeer belangrijk. In Afrika zelf is er nog de nodige weerstand tegen, al is die wel enigszins aan het kenteren.

Indonesië was armer dan Nigeria, maar heeft sinds 1967 een snelle economische groei per inwoner gekend, Nigeria nauwelijks. Dat lukte de regering door hoge prioriteit te geven aan landbouw en aan armoedebestrijding op het platteland
Landbouw en armoedebestrijding op het platteland
Maar er is veel meer nodig dan alleen bevolkingspolitieke maatregelen. Een echte verbetering van de situatie vraagt economische groei per inwoner en een minder ongelijke verdeling daarvan. In bijna alle landen ter wereld gaat welvaartsstijging gepaard met een daling van het kindertal, vooral doordat meisjes dan langer naar school gaan, en doordat dat kinderen dan minder belangrijk worden als oudedagsvoorziening voor hun ouders. Maar blijft die grotere welvaart ongelijk verdeeld, dan blijft de armoede groot en het geboortecijfer hoog.

Hoe kan de welvaart worden verbeterd? Het verrassende antwoord daarop kunnen we halen uit de grote Tracking Development studie van de Universiteit Leiden, waarin de economische ontwikkeling van Afrika sinds 1960 is vergeleken met die van Zuidoost Azië. Indonesië bijvoorbeeld was toen armer dan Nigeria, maar heeft sinds 1967 een snelle economische groei per inwoner gekend, Nigeria nauwelijks. Dat lukte de regering door hoge prioriteit te geven aan landbouw en aan armoedebestrijding op het platteland. Ze stelde als doel dat Indonesië zelfvoorzienend zou worden in rijst, stabiliseerde de rijstprijzen, subsidieerde kunstmest en krediet en investeerde fors in irrigatie, wegen en elektriciteit. Ook olie-inkomsten en ontwikkelingsgelden werden daar voor ingezet. Daarnaast investeerde ze in family planning. Het succes van dat beleid was ongekend: de rijstproductie per hectare groeide veel sneller dan de bevolking, het inkomen per inwoner groeide gestaag, de armoede liep sterk terug en het land werd in 1984 exporteur van rijst. Dat alles effende de weg voor een succesvolle industrialisatie. Jongeren verhuisden massaal naar de stad, waar banen ontstonden in de exportsector.

Olierijkdom leidde af
Het eveneens olierijke Nigeria sloeg een andere weg in. Het investeerde zijn olie-inkomsten vooral in industriële ontwikkeling, slechts weinig in platteland en landbouw, en dan nog alleen in grote landbouwbedrijven. Daardoor bleef de voedselzekerheid laag, de armoede groot en moest het land steeds meer voedsel importeren. Zonder voorbereidende landbouwontwikkeling mislukten ook de pogingen om een staal-, farma- en petrochemische industrie op te zetten. De arbeidskosten waren te hoog en de arbeidsdiscipline en vaardigheden te laag. Aan family planning werd weinig gedaan. Het geboortecijfer bleef hoog en het land bleef steken in een economic-demographic trap: een te lage groei van het inkomen per inwoner en een te hoog percentage kindermonden dat de werkenden moesten zien te voeden.

Volgens de Wereldbank dragen investeringen in de landbouw ruim 2x zo veel bij aan armoedebestrijding als investeringen in andere sectoren
Meer per hectare
Volgens de Wereldbank dragen investeringen in de landbouw ruim 2x zo veel bij aan armoedebestrijding als investeringen in andere sectoren. Het moet daarbij niet gaan om uitbreiding van het landbouwareaal, maar om een hogere productie per hectare. De Afrikaanse landbouwbodems hebben gelukkig nog een fors groeipotentieel. Dat vergt verbetering van de bodemvruchtbaarheid met organische stof en kunstmest. En daarnaast betere zaden, wegen, landbouwonderzoek, landrechten, opslagfaciliteiten en andere voorzieningen. Met hogere opbrengsten kunnen de voedselprijzen dalen en daarmee ook de lonen (die nu niet lager zijn dan die in Vietnam!), wat betere kansen biedt voor industriële ontwikkeling en moderne dienstensectoren.

Wat kunnen wij daar vanuit de EU aan bijdragen? Niet veel, maar wel wat. Concreet: meer steun voor 1) onderwijs, 2) ontwikkeling van de landbouw, 3) wegenbouw op het platteland en 4) family planning. En verder: in de vrijhandelsverdragen die de EU Afrikaanse landen min of meer heeft opgedrongen, deze landen meer ruimte geven om hun boeren met heffingen te beschermen tegen goedkope voedselimporten. De EU hield dat tegen, maar heeft het zelf ook decennialang gedaan. Een breed scala van voordelen komt zo in zicht: een hogere voedselproductie per hectare en per inwoner, minder armoede en meer voedselzekerheid, een sterkere basis voor industrialisatie, meer werkgelegenheid, een lager geboortecijfer, minder noodgedwongen emigratie, en minder druk op regenwouden, biodiversiteit en klimaat. Het komende Nederlandse regeerakkoord kan daar een steentje aan bijdragen.

Dit artikel is voortgekomen uit de Werkgroep Bevolkingsgroei en Voedselzekerheid Afrika.

Wouter van der Weijden is directeur van de Stichting Centrum voor Landbouw en Milieu
Niek Koning is landbouweconoom en auteur van Food security, agricultural policies and economic growth (Routledge 2017)
Dit artikel afdrukken