Rob Dortland heeft zich begin negentiger jaren ingezet voor halvering van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in Nederland. Een nieuwe ronde gaat in. Dortland licht toe waarom het tijd is voor de herformulering van de toetsingskaders voor biologische bestrijdingsmiddelen.
“Eind vorige eeuw werkte ik als projectleider Meerjarenplan Gewasbescherming voor het Ministerie van Landbouw", vertelt voormalig topambtenaar Rob Dortland die werkte voor verschillende ministeries en de Nederlandse Warenautoriteit (nu NVWA geheten). "We hebben in 2000 een vermindering van 46% ten opzichte van 1984 gerealiseerd. Dat zat hem in allerlei soorten bestrijdingsmiddelen en met name in grondontsmettingsmiddelen. Via wet- en regelgeving is het gebruik van die laatste groep sterk aan banden gelegd.”
Een tweede ronde
Die halvering van pesticidengebruik is vrijwel gelukt. Waarom is het nu tijd voor de tweede ronde? Dortland: “De politiek en NGO's zijn geschrokken van het Duitse onderzoek dat laat zien dat de biomassa aan insecten gehalveerd is. Onze huidige landbouwpraktijken en het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen spelen daarin waarschijnlijk een belangrijke rol. Ondertussen hebben de ontwikkelingen niet stilgestaan. Op universitair niveau bijvoorbeeld is veel ontwikkeld. Ik heb het vermoeden dat het concreet toepassen daarvan nog een duwtje in de rug nodig heeft.” Tijd voor een tweede Meerjarenplan Gewasbescherming? “Ik zou weer voor halvering willen gaan”, zegt Dortland.
Je houdt je nu bezig met de dossiers om groene middelen geaccepteerd te krijgen door instanties als EFSA en Ctgb. Waarom zijn die procedures zo ingewikkeld dat ontwikkelaars dreigen af te haken? “Tegenwoordig help ik vanuit een adviserende rol bedrijven die dit soort groene middelen op de markt willen brengen”, zegt Dortland. “Ik weet niet of ontwikkelaars daardoor nu al afhaken. Wel merk ik dat ze tegen het hele huidige proces van toelating aanhikken. Het is een proces van enorm kostbare dossiers en trage afwikkeling. Ik denk dat dit met name komt door onervarenheid van EFSA en Ctgb met biologische middelen. Het hele toelatingsregime is daar geënt op chemische middelen. En nu krijgen ze te maken met andere stoffen, zoals gemodificeerde virussen, roofmijten, plantenextracten en bacteriële middelen. Dat is anders en vraagt om andere invalshoeken en toetsings-beoordelingsmethodieken.”
Andersoortige risico’s
Ik kan me wel voorstellen dat de autoriteiten angst hebben voor deze andere middelen. Is die angst misplaatst en waarom? Dortland: “Ik denk persoonlijk dat aan biologische middelen minder, maar ook andersoortige risico’s kleven dan aan chemische. Daar moet dan per middel goed naar gekeken worden.” Dortland gelooft niet dat het om angst gaat: “Autoriteiten moeten heel kritisch kijken: Zijn er risico’s? Kunnen wij die beoordelen? En hoe? Geen angst, maar kijken met een open mind. Dat is best lastig toe te passen bij biologische middelen, omdat het huidige toetsingskader niet altijd geschikt is.”
Bij de beoordeling van middelen, kijkt het Ctgb naar vier aspecten: de werkzaamheid, het risico voor de toepasser, het risico voor de consument en de risico’s voor het milieu. Het toetsingscollege gebruikt hiervoor gestandaardiseerde methodieken en ook de aanvraagdossiers worden via grotendeels gestandaardiseerde protocollen opgebouwd. “De vraag is of dat hele scala met alle daaraan verbonden kosten ook toegepast moet worden op allerlei soorten groene middelen”, zegt Dortland. “Bovendien is de terugverdientijd van de ontwikkelingskosten van biologische middelen langer, omdat de markt voor biologische middelen kleiner is. Dit zou best een reden kunnen zijn voor ontwikkelaars om het rustig aan te doen. De kat uit de boom te kijken. En daar mag best wat aan gedaan worden.”
Wat moet er dan gebeuren om die procedures te vergemakkelijken? “Die vier testonderdelen op een andere manier tegen het licht houden. Iedere keer checken of ze een rol spelen bij biologische middelen. Kijken naar het doel van de toets, niet de methodiek van de toets.” Dortland ziet hierbij een rol voor het Ctgb. “Zij zijn al eerder tot de conclusie gekomen dat ze op een aantal punten niet over goede methodieken beschikken. Zij kunnen aangeven waar nu de problemen zitten. Het Ctgb wil eigenlijk wel naar andere beoordelingsmethodieken.” Rechtvaardiging voor een ander testdossier voor biologisch moet goed uitgedacht worden, vindt Dortland: “Denk bijvoorbeeld vooraf na over eventuele bezwaren vanuit de hoek van producenten van chemische bestrijdingsmiddelen. Die zullen geen 'bevoordeling' willen van biologische middelen. Een goede argumentatie is nodig om biologische middelen anders te behandelen.”
“Realiseer je dat al vanaf het begin van de jaren zeventig in de vorige eeuw geïnvesteerd werd in de ontwikkeling van een toetsingskader voor chemische bestrijdingsmiddelen toen duidelijk werd dat aan het gebruik ervan risico’s voor mens en milieu zitten. Het heeft decennia geduurd voor het huidige kader stond. We staan nu aan het begin van een soortgelijk traject voor biologische middelen.” Dortland verwacht dat de ontwikkeling van kaders voor biologische middelen korter zal duren, “omdat we al een maatlat hebben. Op basis daarvan kan je sneller tot toetsingskaders voor biologische middelen komen. Uiteindelijk moet dit op Europees niveau besproken en geregeld worden. Met al onze kennis en kunde is het goed de discussie over een ander dossier in Nederland te beginnen.”
Nederland kan een nieuwe agenda zetten voor groenere bestrijdingsmiddelen. Hoe? Op 28 maart aanstaande delen vele prominenten hun inzichten tijdens het congres Landbouw zonder chemie - hoe dan? Leden van Foodlog ontvangen €50 korting op de toegangsprijs. De dag is verbonden met de avond ervoor in de Rode Hoed waar het eveneens gaat over landbouw met minder chemie.
Dit artikel afdrukken
Een tweede ronde
Die halvering van pesticidengebruik is vrijwel gelukt. Waarom is het nu tijd voor de tweede ronde? Dortland: “De politiek en NGO's zijn geschrokken van het Duitse onderzoek dat laat zien dat de biomassa aan insecten gehalveerd is. Onze huidige landbouwpraktijken en het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen spelen daarin waarschijnlijk een belangrijke rol. Ondertussen hebben de ontwikkelingen niet stilgestaan. Op universitair niveau bijvoorbeeld is veel ontwikkeld. Ik heb het vermoeden dat het concreet toepassen daarvan nog een duwtje in de rug nodig heeft.” Tijd voor een tweede Meerjarenplan Gewasbescherming? “Ik zou weer voor halvering willen gaan”, zegt Dortland.
Ik denk dat dit met name komt door onervarenheid van EFSA en Ctgb met biologische middelen. Hun toelatingsregime is geënt op chemische middelen. Dat is anders en vraagt om andere invalshoeken en toetsings-beoordelingsmethodiekenAanhikken tegen de toelating
Je houdt je nu bezig met de dossiers om groene middelen geaccepteerd te krijgen door instanties als EFSA en Ctgb. Waarom zijn die procedures zo ingewikkeld dat ontwikkelaars dreigen af te haken? “Tegenwoordig help ik vanuit een adviserende rol bedrijven die dit soort groene middelen op de markt willen brengen”, zegt Dortland. “Ik weet niet of ontwikkelaars daardoor nu al afhaken. Wel merk ik dat ze tegen het hele huidige proces van toelating aanhikken. Het is een proces van enorm kostbare dossiers en trage afwikkeling. Ik denk dat dit met name komt door onervarenheid van EFSA en Ctgb met biologische middelen. Het hele toelatingsregime is daar geënt op chemische middelen. En nu krijgen ze te maken met andere stoffen, zoals gemodificeerde virussen, roofmijten, plantenextracten en bacteriële middelen. Dat is anders en vraagt om andere invalshoeken en toetsings-beoordelingsmethodieken.”
Andersoortige risico’s
Ik kan me wel voorstellen dat de autoriteiten angst hebben voor deze andere middelen. Is die angst misplaatst en waarom? Dortland: “Ik denk persoonlijk dat aan biologische middelen minder, maar ook andersoortige risico’s kleven dan aan chemische. Daar moet dan per middel goed naar gekeken worden.” Dortland gelooft niet dat het om angst gaat: “Autoriteiten moeten heel kritisch kijken: Zijn er risico’s? Kunnen wij die beoordelen? En hoe? Geen angst, maar kijken met een open mind. Dat is best lastig toe te passen bij biologische middelen, omdat het huidige toetsingskader niet altijd geschikt is.”
Bij de beoordeling van middelen, kijkt het Ctgb naar vier aspecten: de werkzaamheid, het risico voor de toepasser, het risico voor de consument en de risico’s voor het milieu. Het toetsingscollege gebruikt hiervoor gestandaardiseerde methodieken en ook de aanvraagdossiers worden via grotendeels gestandaardiseerde protocollen opgebouwd. “De vraag is of dat hele scala met alle daaraan verbonden kosten ook toegepast moet worden op allerlei soorten groene middelen”, zegt Dortland. “Bovendien is de terugverdientijd van de ontwikkelingskosten van biologische middelen langer, omdat de markt voor biologische middelen kleiner is. Dit zou best een reden kunnen zijn voor ontwikkelaars om het rustig aan te doen. De kat uit de boom te kijken. En daar mag best wat aan gedaan worden.”
Met al onze kennis en kunde is het goed de discussie over een ander dossier in Nederland te beginnenDoel toetsing is bepalend
Wat moet er dan gebeuren om die procedures te vergemakkelijken? “Die vier testonderdelen op een andere manier tegen het licht houden. Iedere keer checken of ze een rol spelen bij biologische middelen. Kijken naar het doel van de toets, niet de methodiek van de toets.” Dortland ziet hierbij een rol voor het Ctgb. “Zij zijn al eerder tot de conclusie gekomen dat ze op een aantal punten niet over goede methodieken beschikken. Zij kunnen aangeven waar nu de problemen zitten. Het Ctgb wil eigenlijk wel naar andere beoordelingsmethodieken.” Rechtvaardiging voor een ander testdossier voor biologisch moet goed uitgedacht worden, vindt Dortland: “Denk bijvoorbeeld vooraf na over eventuele bezwaren vanuit de hoek van producenten van chemische bestrijdingsmiddelen. Die zullen geen 'bevoordeling' willen van biologische middelen. Een goede argumentatie is nodig om biologische middelen anders te behandelen.”
“Realiseer je dat al vanaf het begin van de jaren zeventig in de vorige eeuw geïnvesteerd werd in de ontwikkeling van een toetsingskader voor chemische bestrijdingsmiddelen toen duidelijk werd dat aan het gebruik ervan risico’s voor mens en milieu zitten. Het heeft decennia geduurd voor het huidige kader stond. We staan nu aan het begin van een soortgelijk traject voor biologische middelen.” Dortland verwacht dat de ontwikkeling van kaders voor biologische middelen korter zal duren, “omdat we al een maatlat hebben. Op basis daarvan kan je sneller tot toetsingskaders voor biologische middelen komen. Uiteindelijk moet dit op Europees niveau besproken en geregeld worden. Met al onze kennis en kunde is het goed de discussie over een ander dossier in Nederland te beginnen.”
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
Het bevorderen, wettelijke kaders vaststellen en controleren, en ontwikkelen van deze middelen zou moeten gebeuren vanuit de maatschappelijke wens. Drempels niet onnodig verhogen maar wegnemen. Wie kon bedenken dat deze drempels opgeworpen moesten worden? Of heeft dat met de lobby van de chemische industrie te maken? Gauw weg ermee, of althans kosten verlagen, stimuleren.
#1 Arnold, vergeet niet dat biologische middelen een grotere impact op het milieu kunnen hebben dan de huidige chemie. Biologische middelen leven, en verspreiden zich in omgeving. Chemie pas je zeer lokaal toe. Onderzoek dient net zo strikt te zijn als de chemische anders keert het tegen ons.
fabrikanten als HAK lopen al tegen de problemen op.
De chemische industrie kan de biologische bestrijding slecht beschermen, alleen het productie proces is patenteren. Daarom is het een lastig verdien model en is men behouden in investeren.
Biologische producten zijn een goede kans voor familie bedrijven die stoffen/ insecten etc kunnen produceren.
Martinus, wat doen die biologische middelen volgens jou met de omgeving? Zijn er voorbeelden bekend?
Kun je ook aangeven hoe lokaal chemie is? De anti-glyfosaatmensen tonen steeds aan dat het overal in het milieu te vinden is.
#3 Ik gebruik al jaren Botanigard, tegen de slawortel border, Biologisch middel toegestaan door SKAL. Is ook nuttig tegen witte vlieg en wat emelten. Dit middel bestaat uit de sporen van insecten parasitaire schimmel Beauveria bassiana stam GHA. Deze schimmel spuit ik met mijn reguliere machine in de regen.
Deze schimmel is nu constant aanwezig in mijn grond, leeft op allerlei soorten larven. Ik vind in naastliggende wei door deze schimmel aangetaste emelten. Dit middel is daar nooit toegepast.
Kan het zijn dat dit middel ook nuttige insectenlarven aantast? Vervuil ik de omliggende natuur door kunstmatig hoge doseringen insecten parasitaire antrax te verspreiden? Heeft dit een sterke invloed op onze insecten populatie? Geen larven geen weidevogels?
Je kan een bacterie, schimmel of insect niet in een specifiek gebied houden, dit verspreid in (vervuild) de natuur om ons heen. We moeten weten wat hier de impact van is willen wij deze middelen verantwoord toepassen. En daar achterkomen vraagt weliswaar andere benaderingen, maar minstens zo zwaar als de huidige geldende onderzoeksmethoden voor chemie.
Ik zou voorstellen verhoog de budgetten voor de universiteiten en onderzoek stations om deze handschoen op te pakken. En laat nieuwe bedrijfjes deze opensource protocollen gebruiken om etiket goedkeuring te krijgen en deze producten te introduceren op de markt.
#3 Water is ook overal in het milieu te vinden. En bij te veel is dat ook 'giftig'. Ik heb het idee dat heel veel mensen het principe van giftigheid niet snappen. Ook zijn die beslissingsbevoegdheid hebben. Dat er glyfosaat overal aanwezig is, zegt me als feitelijk gegeven niks.
Het gaat er om wat stoffen bij bepaalde concentraties zijn en doen. Dat geldt voor alle stoffen. Ook de neonics, die volgens Henk Tennekens anders in elkaar zitten en blijkbaar zich niet gedragen volgens het principe van Paraselsus. Als dat zo is zijn er 2 categorien qua beoordeling. 1; Stoffen die zich houden aan het Paraselsus-principe dat de dosis de giftigheid bepaalt en 2; stoffen die hier niet aan voldoen.
Het maakt dus dan volgens Paraselsus niet uit of stoffen chemisch dan wel van natuurlijke aard zijn.
Als ik Dortland zo lees, is er in een eerdere fase een 50% reductie van een hoeveelheid bereikt. En nog steeds zegt me dat niks. Het kan best zo zijn dat die 50% chemie meer minder giftig was.
#4 Martinus snapt het. Maar dat wist ik al.