Vorige week maakte de Europese Vereniging voor Cardiologen bekend dat ze het gebruik van frisdrank op scholen en in sportkanties officieel willen afraden. Dennis Zeilstra is niet pro-frisdrank maar ontdekt dat de cardiologen het advies opvallend zwak onderbouwen.
Afgelopen week berichtte BNR over het voornemen van de Europese vereniging van Cardiologen (ESC) om de EU te adviseren om frisdrank op scholen en in sportkantines te verbieden. De woordvoerder van ESC, Joep Perk, hoogleraar aan de Zweedse Linnaeus University, zei dat het negatieve effect van frisdranken absoluut vast stond.
Vergroot risico
Volgens Perk hebben mannen die één blikje frisdrank per dag drinken 20% meer kans op hart- en vaatziekten dan mannen die dat minder dan één keer per maand doen, terwijl het risico bij vrouwen zelfs een 35% hoger is. Volgens Perk lieten ook resultaten uit een grootschalige Japanse onderzoek zien dat er een verband is tussen frisdrankconsumptie en hartstilstand.
Japans onderzoek gaf doorslag
Ook Radio 1 besteedde er in afgelopen vrijdag in Dit is de Dag aandacht aan. Perk nuanceerde daarin het bericht en stelde dat het standpunt van de ESC niet nieuw was en dat de vereniging al jarenlang dezelfde visie hierover heeft. Volgens Radio 1 was het het nieuwe Japanse onderzoek dat een nieuwe impuls had gegeven.
Volgens Perk is het de hoeveelheid suikers in de drankjes die verantwoordelijk is voor het verhoogde risico. De door Radio 1 geraadpleegde Jaap Seidell noemde dit “vloeibaar snoep” en vond het jammer dat de ECS hun advies beperkt tot frisdranken, omdat vruchtensappen net zoveel suikers bevatten.
Vreemde gang van zaken
Hoewel ik helemaal niet wil beweren dat suikerhoudende dranken gezond zijn, vind ik het wel een vreemde gang van zaken. Het roept het bij mij een aantal vragen op:
1. Is het acceptabel dat wetenschappers dit soort bochtjes afsnijden om hun standpunt te onderbouwen?
2. Als een overtuiging zo sterk is, zou je dan niet mogen verwachten dat er ook sterke aanwijzingen (evidence) zijn?
3. En als die sterke evidence er is, zou het dan niet logischer zijn om de sterkste te noemen i.p.v. de recentste?
4. En als die evidence nou niet zo sterk is, maar er andere redenen zijn om toch tot dit standpunt te komen, zou het dan niet beter zijn om dát te benoemen (en dus te komen met een full disclosure)?
Fotocredits: blikjes prik, frankieleon
Dit artikel afdrukken
Vergroot risico
Volgens Perk hebben mannen die één blikje frisdrank per dag drinken 20% meer kans op hart- en vaatziekten dan mannen die dat minder dan één keer per maand doen, terwijl het risico bij vrouwen zelfs een 35% hoger is. Volgens Perk lieten ook resultaten uit een grootschalige Japanse onderzoek zien dat er een verband is tussen frisdrankconsumptie en hartstilstand.
Japans onderzoek gaf doorslag
Ook Radio 1 besteedde er in afgelopen vrijdag in Dit is de Dag aandacht aan. Perk nuanceerde daarin het bericht en stelde dat het standpunt van de ESC niet nieuw was en dat de vereniging al jarenlang dezelfde visie hierover heeft. Volgens Radio 1 was het het nieuwe Japanse onderzoek dat een nieuwe impuls had gegeven.
Volgens Perk is het de hoeveelheid suikers in de drankjes die verantwoordelijk is voor het verhoogde risico. De door Radio 1 geraadpleegde Jaap Seidell noemde dit “vloeibaar snoep” en vond het jammer dat de ECS hun advies beperkt tot frisdranken, omdat vruchtensappen net zoveel suikers bevatten.
Het Japanse onderzoek is dus op zijn best een heel zwakke ondersteuning voor het standpunt van de ESC. Daarom is het merkwaardig dat juist dit onderzoek wordt aangehaald als dé extra impuls.Maar er is iets vreemds aan de hand. Het genoemde Japanse onderzoek keek naar koolzuurhoudende dranken (volledige presentatie hier beschikbaar na registratie). Dat gaat dus helemaal niet over suikerhoudende frisdranken; ook Spa rood valt onder deze categorie. Bovendien vonden de onderzoekers geen correlatie tussen hartstilstand en vruchtensappen. Tot slot mag niet onvermeld blijven dat het onderzoek niet alleen slechts een associatie betreft, maar ook nog eens slecht is uitgevoerd. Er is simpelweg gekeken naar de associatie tussen hartstilstand en de hoeveelheid drank die mensen kochten, zonder dat er gecompenseerd is voor confounders zoals roken, ziekte of leefstijlfactoren. Het Japanse onderzoek is dus op zijn best een heel zwakke ondersteuning voor het standpunt van de ESC. Daarom is het merkwaardig dat juist dit onderzoek wordt aangehaald als dé extra impuls.
Vreemde gang van zaken
Hoewel ik helemaal niet wil beweren dat suikerhoudende dranken gezond zijn, vind ik het wel een vreemde gang van zaken. Het roept het bij mij een aantal vragen op:
1. Is het acceptabel dat wetenschappers dit soort bochtjes afsnijden om hun standpunt te onderbouwen?
2. Als een overtuiging zo sterk is, zou je dan niet mogen verwachten dat er ook sterke aanwijzingen (evidence) zijn?
3. En als die sterke evidence er is, zou het dan niet logischer zijn om de sterkste te noemen i.p.v. de recentste?
4. En als die evidence nou niet zo sterk is, maar er andere redenen zijn om toch tot dit standpunt te komen, zou het dan niet beter zijn om dát te benoemen (en dus te komen met een full disclosure)?
Fotocredits: blikjes prik, frankieleon
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
@Dick #43,
In #41 schrijf je over "...wat ze feitelijk weten, wat ze erbij redeneren..." en vervolgens "voedingswetenschap is een taalspel waarin discoursen de overhand hebben. Daar heeft de natuurkunde niet al teveel last van omdat het een krachtige interne logica heeft die wiskunde heet."
Ik ben bang dat je daarmee net het punt overslaat dat ik een paar maal noemde: vooronderstellingen. Die worden niet "erbij geredeneerd", nee, die zijn er al als de onderzoeksopzet bedacht wordt. En ook in de natuurkunde zijn ze er, je benoemd er zelf al één: de vooronderstelling dat de wiskunde de fysica goed beschrijft. Alhoewel fysici met wiskundige modellen bijzonder nauwkeurige voorspellingen kunnen doen, is er geen enkele manier om te bewijzen dat de natuur zich volgens wiskundige beschrijving gedraagd. De enige optie is om aan te nemen dat dit het geval is.
Je laatste twee alinea's komen heel dicht bij wat ik bedoel: door alle aspecten die onderliggend zijn aan wetenschappelijke conclusies te beschrijven, valt er op een redelijke manier te praten over verschillen van inzicht. Je hebt overigens volkomen gelijk dat het helemaal niet makkelijk is om al die vooronderstellingen boven water te krijgen. Maar ach, kijk eens wat voor een briljante en complexe onderzoeken wetenschappers voor elkaar weten te krijgen! Je tweede drempel (gevestigde namen) en Martijns punt (gebrek aan training) zijn m.i. veel belangrijkere drempels.
@Jaap #44,
De geldigheid van zelfgerapporteerde voedingsinname was maar een voorbeeld. Maar gegarandeerd heb ook jij bepaalde vooronderstellingen. Je kiest immers niet voor een onderzoeksopzet als je de verwachting hebt dat het geen relevante en geldige resultaten oplevert. Ofwel, ook jij hebt zekere uitgangspunten die ervoor zorgen dat je denkt met een onderzoeksopzet tot nieuwe inzichten te kunnen komen.
Volgens mij sla je de spijker op de kop met het punt dat ook de generalisaties onzeker zijn. In feite heb je het dan over de vooronderstelde randvoorwaarden bij de inductieve logica. Aan welke randvoorwaarden moet worden voldaan om met een hoge waarschijnlijk een juiste conclusie te kunnen trekken. In mijn ogen gaat het exact bij die aannames nogal vaak mis.
@Martijn #46,
Ook de spijker op de kop. Een andere spijker. Inderdaad paradigma's bestaan nou juist uit een impliciete set vooronderstellingen die binnen een bepaalde groep geaccepteerd is als zijnde geldig. Dat heeft zeker een doel.
Telkens proberen elke vooronderstelling expliciet te maken is onhaalbaar, maar zoals ik eerder al schreef kan daarin best een praktische balans gevonden worden. Als wetenschappers zich allereerst al bewust zouden zijn van het feit dat ze, net als ieder mens, bepaalde uitgangspunten hebben, dan is al een grote stap gemaakt. Dat opent de deur om te zien dat anderen het misschien niet eens zijn met sommige van die vooronderstellingen. Zou het dan geen goed gebruik en praktische oplossing zijn om die vooronderstellingen expliciet te noemen waarvan duidelijk is dat er vrij grote meningsverschillen over bestaan?
Overigens is er nog iets aan de hand met paradigma's, want juist door het verschil in uitgangspunten zijn ze onderling niet te vergelijken. Er bestaat namelijk geen enkele manier om te bewijzen dat de ene set vooronderstellingen beter of slechter aansluit bij de werkelijkheid dan de andere, daarom zijn het nou juist vooronderstellingen.
@Frank #49,
Je voorbeeld illustreert prachtig dat er ook zonder directe evidence conclusies te trekken zijn. In die conclusies spelen de andere twee aspecten dus de hoofdrol: vooronderstellingen en vooral logica (in dit geval m.n. deductie).
Frank, dat is inderdaad een klassieker. Dank! Ik heb ook begrepen dat nog nooit is onderzocht of het blussen van branden met water wel effectief is, en toch doen we het nog steeds.
Maar er is natuurlijk een andere vraag aan de orde: kunnen we kennis niet beter laten groeien dan door de rangordegevechten van apen in het circus en zelfbenoemde politiemannen die de orde betrachten om te bepalen wie de paradigmavernieuwingen tegenhouden?
Hoe kijk jij daar tegenaan?
hoeveel bewijs wil je hebben?
Parachute use to prevent death and major trauma related to gravitational challenge: systematic review of randomised controlled trials
BMJ 2003; 327 doi: http://dx.doi.org/10.1136/bmj.327.7429.1459 (Published 18 December 2003)
Cite this as: BMJ 2003;327:1459
Martijn, ik denk dat je gewoon de spelregels steeds zuiver moet toepassen en voortdurend de resultaten niet te serieus nemen, maar je wel afvragen wat je bijvoorbeeld je eigen kind of beste vrienden zou willen aandoen door je adviezen, cq. de adviezen die op basis van jouw werk als wetenschapper worden gevormd.
@Dick, #45. Ik zou je pleidooi willen steunen met een aanpassing; het probleem is niet de rol van wiskunde, maar het combineren van (in jouw woorden) vrolijke en strenge fases.
Wetenschappelijke vooruitgang heeft twee aspecten, die allebei nodig zijn: De ene fase is de 'vrolijke fase'; of liever de koffieautomatenfase waar vrijzwevend wordt gefilosofeerd en gespeculeerd; Larry Niven deed dit briljant in zijn oudste SF-romans (zoals Neutronster en All the myriad ways). De 'strenge fase' is de fase waarin juist rigide en zorgvuldig wordt geëxperimenteerd en geanalyseerd.
Een goede wetenschapper zorgt ervoor, dat iig die laatste fase goed beschreven is in zijn artikelen, zodat een andere wetenschapper kan kijken of de conclusies en nieuwe speculaties wel uit de data volgen.
Een overeenkomst tussen Galilei en de moderne voedingswetenschap, is de vervuiling door ideologie, wensdenken, of culturele normen. Dit zie je sterk als het gaat om vermeende voordelen van vegetarisme; vaak worden hier persoonlijke gezondheid en milieu/duurzaamheidsaspecten verward. Dan wordt er gezegd dat vegetarisch eten 'goed is voor het milieu', waarna de vraga of vegetarisme eigenlijk wel gezond is buiten beeld verdwijnt. Een ander voorbeeld is het verdedigen van de wenselijkheid van melk- of broodconsumptie, die soms meer te maken heeft met gewoontes en 'wat de boer niet kent' dan met werkelijke voordelen van deze twee producten.