Niet suiker, maar sojaolie lijkt aan de wieg te staan van de obesitasepidemie die aan het Westerse voedingspatroon kleeft. Met die gedachte moet rekening worden gehouden op basis van de resultaten van een nieuw Amerikaans onderzoek.
In de VS en Europa werd vanaf de jaren '60 aanbevolen verzadigde vetten te vervangen door meervoudig onverzadigde. Dat zou beter zijn voor de hartgezondheid. Dat advies heeft ertoe geleid dat dierlijke vetten (reuzel, boter) moesten wijken voor plantaardige vetten en oliën. Aangezien er in de VS steeds meer soja verbouwd werd, was het logisch om daarvoor sojaolie te gebruiken. Inmiddels is 60% van alle olie in levensmiddelen in de VS sojaolie. De gemiddelde Amerikaan consumeert jaarlijks 11,6 kilo sojaolie.
HFCS
De helft van alle wereldwijd voor menselijke consumptie bedoelde plantaardige olie is sojaolie. Mogelijk vanwege het gezonde imago, is er weinig onderzoek gedaan naar sojaolie als mogelijke dikmaker. Wel veel aandacht kreeg de rol van suiker als dikmaker. In 1977 kreeg de gemiddelde Amerikaan dagelijks 37 gram suiker binnen. In 2004 was de inname gestegen tot 49 gram, veelal in de vorm van de vergaand geraffineerde HFCS (high fructose corn syrup) en met name via suikerhoudende frisdranken.
Ondertussen werden Amerikanen steeds zwaarder. Volgens recente schattingen is 36% van de Amerikanen obees en zal dit aantal nog verder stijgen. De obesitasepidemie brengt in zijn kielzog een scala aan gezondheidsproblemen mee: diabetes, insulineresistentie, NAFLD (nonalcoholic fatty liver disease), hartaandoeningen en hoge bloeddruk. Samen noemen we ze het metabool syndroom.
Drie 'hoofdverdachten' voor obesitasepidemie
Wetenschappers van de University of California, Riverside, vroegen zich af welke factoren uit het moderne Amerikaanse dieet het meest bijgedragen zouden hebben aan de obesitasepidemie. Ze focusten op drie mogelijke hoofdverdachten: verzadigde vetten (in de vorm van kokosolie), onverzadigde vetten (in de vorm van sojaolie) of fructose. De resultaten van hun onderzoek verschenen in PLOS One.
Vier verschillende diëten
De onderzoekers zetten 4 groepen mannelijke muizen 4 verschillende diëten voor. Alle diëten hadden een gelijke calorische waarde en de muizen kregen er nagenoeg evenveel van binnen. Alle diëten bevatten ongeveer 40% vet (high-fat diet, ofwel HFD), vergelijkbaar met het dagelijkse menu van de gemiddelde Amerikaan.
Voor groep 1 en 3 bestond het vetbestanddeel uit kokosolie, voor 2 en 4 uit halfom kokos- en sojaolie. In het dieet voor de groepen 3 en 4 was bovendien 25,9% van de energiewaarde toegevoegd in de vorm van fructose. De koolhydraat- en eiwitgehalten waren verder gelijk voor de 4 groepen.
Door de energiewaarde van de diëten gelijk te houden, konden de onderzoekers vaststellen welke van voedingscomponenten het meest obesogeen is: verzadigd vet (kokosolie), onverzadigde vetten (sojaolie) of fructose.
Sojaolie meest dikmakend, kokosolie minst
Tegen de verwachting in bleken de muizen met het sojaolie-dieet 25% meer in gewicht toe te nemen dan de muizen op het kokosoliedieet. De onverzadigde vetten maken dus dikker
dan de verzadigde. De sojaoliemuizen werden 9% zwaarder dan de fructose-etende muizen. De muizen op de fructosediëten werden 12% zwaarder dan de muizen op het kokosoliedieet. Ook bleken de sojaoliemuizen grotere vetvoorraden aan te leggen in vergelijking met de muizen op een kokosoliedieet. Ze vertoonden bovendien vervette en beschadigde levers en ontwikkelden diabetes en werden insulineresistent.
Effect op stofwisseling
De onderzoekers bekeken ook de genexpressie en metabolieten (stofwisselingsafbraakproducten) in de levers van hun muizen. Hen viel op dat sojaolie een significant effect heeft op een flink aantal genen die een rol spelen bij het afbreken van medicijnen en andere lichaamsvreemde stoffen. Dat kan betekenen dat een sojaolierijk voedingspatroon onze reactie op medicijnen en toxische stoffen beïnvloedt. Daarvoor moet nog wel vastgesteld worden dat de resultaten uit deze muizenstudie ook voor mensen gelden.
Indien het onderzoek gereproduceerd kan worden, heeft het de potentie om een aantal heilige huisjes omver te schoppen. "Het verraste ons nogal dat sojaolie meer obesitas en meer diabetes oplevert dan fructose. Vooral omdat je de bijna dagelijkse krantenkoppen ziet over de mogelijke rol van onze suikerconsumptie in de huidige obesitasepidemie", zegt onderzoeksleider Poonamjot Deol in Medical News Today.
Het onderzoek is verschenen in PLOS One.
Fotocredits: 'Soybean oil', United Soybean Board
Dit artikel afdrukken
HFCS
De helft van alle wereldwijd voor menselijke consumptie bedoelde plantaardige olie is sojaolie. Mogelijk vanwege het gezonde imago, is er weinig onderzoek gedaan naar sojaolie als mogelijke dikmaker. Wel veel aandacht kreeg de rol van suiker als dikmaker. In 1977 kreeg de gemiddelde Amerikaan dagelijks 37 gram suiker binnen. In 2004 was de inname gestegen tot 49 gram, veelal in de vorm van de vergaand geraffineerde HFCS (high fructose corn syrup) en met name via suikerhoudende frisdranken.
Ondertussen werden Amerikanen steeds zwaarder. Volgens recente schattingen is 36% van de Amerikanen obees en zal dit aantal nog verder stijgen. De obesitasepidemie brengt in zijn kielzog een scala aan gezondheidsproblemen mee: diabetes, insulineresistentie, NAFLD (nonalcoholic fatty liver disease), hartaandoeningen en hoge bloeddruk. Samen noemen we ze het metabool syndroom.
Drie 'hoofdverdachten' voor obesitasepidemie
Wetenschappers van de University of California, Riverside, vroegen zich af welke factoren uit het moderne Amerikaanse dieet het meest bijgedragen zouden hebben aan de obesitasepidemie. Ze focusten op drie mogelijke hoofdverdachten: verzadigde vetten (in de vorm van kokosolie), onverzadigde vetten (in de vorm van sojaolie) of fructose. De resultaten van hun onderzoek verschenen in PLOS One.
Vier verschillende diëten
De onderzoekers zetten 4 groepen mannelijke muizen 4 verschillende diëten voor. Alle diëten hadden een gelijke calorische waarde en de muizen kregen er nagenoeg evenveel van binnen. Alle diëten bevatten ongeveer 40% vet (high-fat diet, ofwel HFD), vergelijkbaar met het dagelijkse menu van de gemiddelde Amerikaan.
Voor groep 1 en 3 bestond het vetbestanddeel uit kokosolie, voor 2 en 4 uit halfom kokos- en sojaolie. In het dieet voor de groepen 3 en 4 was bovendien 25,9% van de energiewaarde toegevoegd in de vorm van fructose. De koolhydraat- en eiwitgehalten waren verder gelijk voor de 4 groepen.
Door de energiewaarde van de diëten gelijk te houden, konden de onderzoekers vaststellen welke van voedingscomponenten het meest obesogeen is: verzadigd vet (kokosolie), onverzadigde vetten (sojaolie) of fructose.
Sojaolie meest dikmakend, kokosolie minst
Tegen de verwachting in bleken de muizen met het sojaolie-dieet 25% meer in gewicht toe te nemen dan de muizen op het kokosoliedieet. De onverzadigde vetten maken dus dikker
dan de verzadigde. De sojaoliemuizen werden 9% zwaarder dan de fructose-etende muizen. De muizen op de fructosediëten werden 12% zwaarder dan de muizen op het kokosoliedieet. Ook bleken de sojaoliemuizen grotere vetvoorraden aan te leggen in vergelijking met de muizen op een kokosoliedieet. Ze vertoonden bovendien vervette en beschadigde levers en ontwikkelden diabetes en werden insulineresistent.
Effect op stofwisseling
De onderzoekers bekeken ook de genexpressie en metabolieten (stofwisselingsafbraakproducten) in de levers van hun muizen. Hen viel op dat sojaolie een significant effect heeft op een flink aantal genen die een rol spelen bij het afbreken van medicijnen en andere lichaamsvreemde stoffen. Dat kan betekenen dat een sojaolierijk voedingspatroon onze reactie op medicijnen en toxische stoffen beïnvloedt. Daarvoor moet nog wel vastgesteld worden dat de resultaten uit deze muizenstudie ook voor mensen gelden.
Indien het onderzoek gereproduceerd kan worden, heeft het de potentie om een aantal heilige huisjes omver te schoppen. "Het verraste ons nogal dat sojaolie meer obesitas en meer diabetes oplevert dan fructose. Vooral omdat je de bijna dagelijkse krantenkoppen ziet over de mogelijke rol van onze suikerconsumptie in de huidige obesitasepidemie", zegt onderzoeksleider Poonamjot Deol in Medical News Today.
Het onderzoek is verschenen in PLOS One.
Fotocredits: 'Soybean oil', United Soybean Board
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
Hmm even snel t artikel bekeken en mijn snelle reactie:
1) volgens mij n rare opzet om coconut oil as referentie HFDbte nemen?
2) voedsel inname volledig on betrouwbaar
3) fructose......... Ging toch echt niet over alleen maar fructose toevoegen toch? Bizare uitgangs gedachte
4) fructose in dieet van knaagdieren is minder effectief, gaat om de drinkbare vorm, sucrose aan drinkwater toevoegen, zoals wij frisdrank drinken.
5) ze laten geen enkele waardes zien in het bloed na de diëten? Dat is wat mij betreft verdacht? Daar zit de clue en niet in de orgaan metabolieten en gen expressie die ze wel laten zien.
Dus ik neem het met n zeer grote korrel zout.
Ik ben razend benieuwd naar oordelen van andere wetenschappers. Dank alvast Peter! Wil je ook je oordeel in 2e instantie met ons delen?
@Dick, doe ik.
Heb op verzoek van Dick ook even het artikel doorgespit en onafhankelijk van Peter kwam ik op veel dezelfde dingen:
1) wie schrijft een research artikel met 168 references !! De meeste tijdschriften hanteren een maximum van 50. Inhoudelijk volstrekt irrelevant maar wel een beetje bizar.
2) de laatste auteur ken ik. Ze heeft jarenlang gewerkt aan een nucleaire receptor (HNF4a). De laatste tijd echter niet meer, wat ik begreep vanwege gebrekkige financiering. Ook inhoudelijk volstrekt irrelevant...
3) belangrijkste punt: het gebruik van dieren wordt geaccepteerd in de wetenschap om onderliggende mechanismen op te helderen en om hypothesen te genereren. Wetenschappers moeten echter extreem voorzichtig zijn met het extrapoleren van resultaten naar de mens, vooral wanneer het een type voedingsinterventie is zoals beschreven in dit artikel. De gemakkelijkste manier om muizen vet te mesten is om ze een dieet aan te bieden waar 60% energieprocent vet in zit in de vorm van reuzel of palmolie (standaard recept). De muizen worden binnen 2 maanden echt moddervet. Maar kunnen we daar dan uit concluderen dat palmolie (waarvan consumptie ook omhoog is gegaan) mogelijk verantwoordelijk is voor obesitas epidemia. Nee, dat is volstrekt onverantwoord. Dit is een klassieke fout die schering en inslag is, vooral in de wat mindere tijdschriften. In dit geval zou je op grond van humane interventies sterke aanwijzingen willen hebben dat sojaolie de vetaanwas bevordert. Die aanwijzingen zijn er natuurlijk niet. En geen enkele medisch ethische commissie gaat op grond van deze studie een protocol goedkeuren waarbij je dit in de mens zou willen toesten. Dus het onderzoek blijft hier steken. Eigenlijk heb je er dus helemaal niets aan.
3) Waar vergelijk je soja olie mee. In dit geval coconut oil. Dat is absoluut niet standaard omdat cococut oil sterkt afwijkt qua vetzuursamenstelling. Coconut oil is niet de default. Dan hadden ze beter palmolie of reuzel kunnen nemen.
4) De gen expressie resultaten in de lever kunnen voor een heel groot deel verklaard worden door de vettere lever. De genen die het sterkst omhoog gaan met de sojaolie zijn karakteristiek voor vette lever (in muizen, opgewekt door hoog vet dieet). De vettere lever en de veranderingen in leverstructuur worden verklaard door een hoger lichaamsgewicht en vetmassa. Als dat eenmaal optreedt in je proef dan kun je er gif op innemen dat de lever ook allerlei veranderingen laat zien. Zo niet, dan heb je iets merkwaardigs/interessants te pakken.
5) Fructose geven wij in het drinkwater. Recent in combinatie met veel vet en cholesterol. Met als gevolg dat de muizen moddervet werden en ook een hele vette lever hadden (lever viel bijna uit elkaar).
6) De muizen hadden niet ieder hun eigen kooi maar zaten met 3-4 dieren in een kooi. Voor de muizen is dit prettiger want het zijn sociale dieren. De dier ethische commissie beschouwt het afzonderlijk huisvesten van muizen dan ook als ongerief. Probleem is echter dat je de voerinname nu alleen per kooi kunt meten. Aangezien er 3-4 per kooi zaten en er totaal 12 muizen in een dieetgroep zaten heb je per dieetgroep maar 3-4 metingen ipv. 12. Dat is veel te grof en volstrekt onvoldoende om eventuele verschillen in voedselinname op te sporen. Ander probleem is redelijk technisch maar heeft te maken met het random verdelen van de muizen over de groepen. Dat is wetenschappelijk een vereiste. Je kunt echter niet muizen over de 4 dieetgroepen verdelen en vervolgens 3-4 muizen binnen een dieetgroep bij elkaar in een kooi zetten. Dat geeft namelijk problemen in de vorm van onderling vechten. Bij mannelijke muizen speelt het probleem van dominantie en subordinatie en dat gaat redelijk heftig. Dus ik vraag me af hoe ze dat hier gedaan hebben. Algemene boodschap: muizen individueel huisvesten was veel verstandiger geweest.
7) Nergens zie ik iets staan over wat de oorzaak van het verhoogde lichaamsgewicht en de vetmassa zou kunnen zijn. Volgens de wet van behoud van massa kan dat veroorzaakt worden door: 1) verhoogde energieinname; 2) verminderd energieverlies in de ontlasting (dus meer energieopname in de darm); 3) verminderd energieverbruik. Geen van de drie zijn (fatsoenlijk) gemeten dus eigenlijk hebben we geen flauw idee wat er aan de hand is.
Kortom, geen goed studie. Maar het belangrijkste punt is dat je dit soort resulaten nooit zomaar moet doortrekken naar de mens. Wetenschappers zullen onmiddelijk herkennen dat dit soort studies niet de moeite waard zijn om breed uit te meten. Hopelijk neemt de media dit over.
Sander en Peter,
Dank voor het zeer helder maken van de sterke beperkingen van dit onderzoek. Het is er helaas één van velen. Toch staat in dezelfde editie van PLOS One een dierstudie die m.i. een veel beter voorbeeld is van de zin van dierstudies. Die is dan ook veel meer hypothesevormend neergezet dan concluderend. Het gaat over de gunstige invloed van een verzadigd vetzuur (C17:0) op symptomen van het metaboolsyndroom bij dolfijnen. Het misschien wat off-topic hier, maar aan de andere kant ook weer niet. Hoe het ook zij, ik ben heel benieuwd naar jullie mening over de dolfijnenstudie.