Meer mensen die allemaal betaalbaar willen eten veranderden de voedselproductie ingrijpend in de afgelopen decennia. Het Nederlandse platteland kreeg een industrieel aanzien. Er verrezen kassen en grote schuren voor zowel dierlijke als plantaardige productie. Dat is een logische ontwikkeling, legt De Jonge uit. De productie schaalde op rond de bodems waar het voedsel oorspronkelijk werd gemaakt. Daarom werd de benodigde infrastructuur, zoals wegen, energie en warmte daarheen gebracht. Het vergde aanpassingen aan het elektriciteitsnet. De bedrijvigheid leidde uiteindelijk in onze eeuw tot protesten van burgers die juist rust zochten op het boerenland.

Hoe meer de boel opschaalt, hoe meer we ontdekken dat grote gebouwen of zelfs hele complexen niet meer passen op het platteland. Grote vrachtwagens met zware vrachten gaan over smalle wegen heen en terug naar die gebouwen. Ze halen er grondstoffen op en brengen die naar een fabriek. Daar wordt ze verwerkt tot een halffabricaat. Dat gaat weer in een vrachtwagen naar een andere plek in Nederland of ons Europese achterland.
Hoe meer de boel opschaalt, hoe meer we ontdekken dat grote gebouwen of zelfs hele complexen niet meer passen op het platteland
Daar wordt het verwerkt tot een eindproduct, bijvoorbeeld brood, bier, pasta, een blik of stazak bonen, vleeswaar of een vleesvervanger die weer wordt uitgereden naar het distributiecentrum van een supermarkt en vervolgens naar winkels.

Als het aan de makers van gefermenteerde eiwitten ligt, eten we straks geen dieren meer maar lekkere eiwitproducten. Deze producten, met een hoge voedingswaarde en smakend naar koe of zalm, komen uit een roestvrijstalen reactorvat in een grote fabriek. Daar zie je hetzelfde proces. In bijvoorbeeld Zeeuws-Vlaanderen worden grondstoffen gemaakt die ergens in Overijssel of Friesland worden verwerkt tot het product dat wij bij Lidl, Albert Heijn of PLUS kopen. Daar komt nog eens bij dat die halffabricatenfabriek beleverd moet worden met restafval van productieprocessen elders om bacteriën hun fermenterende werk te kunnen laten doen.

In Flevoland staat de fabriek van aardappelverwerker McCain die onze handige zakken aardappelschijfjes voor in de diepvries produceert tussen de aardappelvelden. Dat scheelt een heleboel aanvoer-ritten. Toch moeten de nodige vrachtwagens nog steeds door de polder blijven rijden. In het moderne Flevolandse landschap kan dat wellicht; op het Brabantse platteland zou het een probleem zijn. De restproducten - die onder meer tot veevoer worden verwerkt voor varkens in Brabant en Duitsland - moeten worden opgehaald om er elders veevoer van te maken en dat weer uit te rijden naar boeren met grote stallen aan smalle wegen. Ook al vestigt de fabriek zich dicht bij de bodem waar zijn grondstoffen uit komen, er blijven nadelen aan zitten.

Waar verduurzaming gepaard gaat met technologie verandert de manier waarop voedsel tot ons komt
Veevoer, bouwmaterialen en kleding
Waar verduurzaming gepaard gaat met technologie verandert de manier waarop voedsel tot ons komt. Om productie betaalbaar te houden en minder belastend voor het milieu en klimaat te maken, schaalt de productie op met precisie-technieken voor bemesting, plaagbestrijding en bewatering. Parallel daaraan ontwikkelen zich in hoog tempo fabrieksmatige processen waarmee resterende biomassa wordt opgewerkt tot nuttige producten.

Opwaardering beperkt zich niet tot het maken van de inmiddels al gebruikelijke industrieel gedreven kringlopen in het voedselsysteem. Er ontstaan nieuwe industrieën naast de verwerking van stoomschillen van de patatindustrie tot varkensvoer, of oud brood, gebroken koekjes en mislukte winegums tot voer voor Kipster-kippen. Denk aan de verwerking van de resten van tomatenplanten om er insecten op te laten groeien voor de productie van de eiwitcomponenten van kippenvoer of zelfs als groeimedium voor fermenterende bacteriën die van tomatenresten naar biefstuk smakende eiwitproducten kunnen maken. Diezelfde plantenresten kunnen ook buiten de voedselkringloop worden verwerkt. Bijvoorbeeld tot bouwmaterialen, kleding en zelfs de behuizing van apparaten die later weer biologisch kunnen worden afgebroken om als mest te dienen.

Naarmate het economisch interessanter wordt om reststromen op te waarderen, zal minder biomassa beschikbaar zijn voor de groene-energiewinning en diervoeders die nu voor de verwerking zorgen. Al die opwaardering heeft de potentie om een bedrijfstak op zichzelf te worden die zich zal ontwikkelen in een continue stroom van vernieuwing. Daarin zullen de nodige start-ups komen en ook weer gaan. Zij jagen het veld aan waarin de overlevers ruimtelijk de toon zullen zetten.

We hebben dringend een visie nodig voor de gebouwgebonden kant van de voedselproductie, in samenhang met andere sectoren die onderdeel zijn van de biobased productieketens
Van wilde ontwikkeling naar bewuste sturing
“In Nederland is terecht veel aandacht voor bodemgebonden landbouw”, zegt Rijksadviseur voor de Fysieke Leefomgeving Jannemarie de Jonge. Binnen het College van Rijksadviseurs adviseert ze de Nederlandse overheid op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling (RO). Ze heeft de vrijheid om te agenderen wat ze nodig vindt. “De schaalvergroting in de landbouw lijkt nog altijd door te gaan en in een circulaire economie is veel meer ruimte nodig voor de verwerking en opwaardering van grondstoffen”, signaleert ze. “We hebben dringend een visie nodig voor de gebouwgebonden kant van de voedselproductie, in samenhang met andere sectoren die onderdeel zijn van biobased productieketens.”

"Een circulaire economie is heel anders georganiseerd dan de huidige lineaire processen. Daarom staat ons land voor een nieuw soort uitdaging." Met die uitspraak zet De Jonge haar toon. Het is geen kwestie van - zoals planologen in vaktaal zeggen - de boel ‘ruimtelijk inpassen’, “maar van het bepalen van de logische principes voor zo’n ruimtelijke ontwikkeling", zegt ze. "Als overheden geen idee hebben welke ketens kansrijk zijn en hoe ze die processen ruimtelijk willen sturen, kunnen wilde ontwikkelingen ontstaan. Het kan ook leiden tot het risico van versnippering. Als dat gebeurt, verdwijnen wellicht voor Nederland belangrijke bedrijfstakken en daarmee alle daarin opgebouwde ervaring en innovatiekracht.”

In circulaire hubs zijn functie, klimaat en circulariteit drivers en ligt de focus op het goed benutten van de stromen van water, energie en grondstoffen
Vergeten ruimtelijke ordening harder nodig dan ooit
Ruimtelijke ordening is na de jaren ’90 van de vorige eeuw in de koelkast beland. Politiek en overheid dachten dat Nederland wel zo’n beetje af was. Het land blijkt echter juist voor grote ruimtelijke opgaven te staan. We willen een miljoen extra woningen bouwen. Overal verschijnen distributiecentra om spullen sneller en op nieuwe manieren, zoals thuisbezorging, bij consumenten te krijgen. De bodem moet water beter vasthouden om het land niet te laten uitdrogen en geen zeewater te laten infiltreren. We vinden de biodiversiteit onder de maat. Het oppervlaktewater moet schoner worden en bedrijven en burgers mogen minder kool- en stikstof de lucht inblazen. Die eisen stellen Nederland voor enorme uitdagingen. We zijn een land dooraderd met bewoning, beweging, industriële en agronomische activiteiten en hebben een lange en sterke traditie in de ontwikkeling en toepassing van steeds weer nieuwe technische oplossingen.

Geen voedselparken maar circulaire hubs
De ontwikkeling van de agrarische sector heeft sturing nodig vanuit een brede, ook ruimtelijke visie op het landbouw- en voedselsysteem, schrijft De Jonge in haar meest recente rapport De 22e eeuw begint nu, zestien adviezen voor een waardevolle leefomgeving. Daarin zijn ook de volgende zinnen te lezen: Essentieel voor de ruimtelijke ontwikkeling is het onderscheid tussen bodemgebonden landbouw en grootschalige voedselproductie in gebouwen (zoals glastuinbouw, intensieve veehouderij en tal van verwerkende activiteiten). Vruchtbare landbouwbodems verdienen planologische bescherming, niet alleen tegen verstedelijking, maar ook tegen voedselproductie ‘los van de grond’. Waar bodemgebonden sectoren hun toekomst zullen moeten afstemmen op bodem, water, natuur en klimaatomstandigheden, vergt grootschalige voedselproductie in gebouwen een locatiebeleid zoals andere industrieën. Een beleid dat is afgestemd op de beschikbare infrastructuur en in synergie met andere bedrijven op het gebied van bijvoorbeeld energie, warmte en reststromen.

De nieuwe biobased en circulaire economie stijgt boven de voedseleconomie uit. “De benodigde omgevingsvisie moet dan ook niet gaan over voedselparken, maar over circulaire hubs”, vindt De Jonge. “In circulaire hubs zijn functie, klimaat en circulariteit drivers en ligt de focus op het goed benutten van de stromen van water, energie en grondstoffen. Een mestvergister en rioolwaterzuiveringsinstallatie waar slib wordt gedroogd lijken qua functie op elkaar. Daar is synergie mogelijk.” In De Telegraaf zei De Jonge al dat een kippenstal bij de stad hoort. De resten van humane voeding zijn de grondstof voor kippenvoer. De kippenmest houdt de lokale tuinbouw aan de gang. “Maar er zijn verschillende crossovers tussen sectoren denkbaar die nu vanuit RO-beleid niet mogelijk zijn", weet De Jonge. "Een tomatenkweker mag bijvoorbeeld niet zomaar maden kweken op zijn tuinbouwafval." Zonder aanpassingen in beleidsdenken en regelgeving blijven circulaire kansen onbenut.

We hebben wellicht niet overal ruimte voor. We moeten kiezen in welke takken van sport we in Nederland willen excelleren
Waarin willen we excelleren?
“Het ontbreekt in Nederland aan een visie op een nieuw volhoudbaar voedsel- en biobased systeem”, zegt De Jonge. In het licht van kringlooplandbouw en circulaire economie, moeten de ruimtelijke voorwaarden voor schone en efficiënte productielocaties op de agenda komen, meent ze. “Laat het niet vrij groeien, zoals al te lang gedaan is. De circulaire economie heeft heel veel ruimte nodig. Nu is het moment om beter na te denken over geschikte locaties. Het nieuwe systeem moet niet meer draaien om zoveel mogelijk output tegen zo laag mogelijke kosten. Dat leidt tot veel negatieve omgevingseffecten en inefficiënt energiegebruik. In plaats daarvan moet het die negatieve effecten juist vermijden en toch genoeg maken om de consumptie betaalbaar te houden. Het verschil tussen oud en nieuw is het verschil tussen maximale en optimale productie”, zegt De Jonge. “We moeten ook anders denken over ons land”, vervolgt ze. “De Nederlandse grens is een juridisch gegeven. Maar qua duurzaamheid gaat het er meer om wat de straal is waarbinnen dat benodigde optimum gevonden kan worden.” De Jonge verwacht dat 500 kilometer een straal is waarbinnen biobased processen gezamenlijk redelijk te optimaliseren zijn. Dat betekent dat Duitsland, België en zelfs Noord-Frankrijk in ons ruimtelijke denken een rol zouden moeten spelen.

Aanzet tot actief saneren
“Ik wil provincies en gemeenten ertoe aanzetten actief te saneren waar bedrijven qua aard en schaal niet meer passen, zoals we dat in het verleden ook met de glastuinbouw hebben gedaan. Reserveer tegelijk passende ruimte voor duurzame industriële producenten in de langetermijntransitie van ons voedselsysteem binnen de draagkracht van de aarde. Je kan dan denken aan circulaire hubs”, oppert De Jonge. Het opstellen van de toekomstvisie vraagt ook om keuzes, waarschuwt ze. “We hebben wellicht niet overal ruimte voor. We moeten kiezen in welke takken van sport we in Nederland willen excelleren en van welke het eind van hun houdbaarheidsdatum in Nederland overschreden is. Nu we aan de vooravond staan van een grote verandering van de Nederlandse voedselproductie en -verwerking is het tijd om die dialoog te voeren.”

Het College van Rijksadviseurs (CRa) wil komen tot een gespreksagenda over ruimtelijke sturing en de rol van gebouwgebonden voedselproductie en - verwerking in een duurzaam voedselproductiesysteem. In november 2022 organiseerde het College samen met Foodlog een Rondetafelgesprek over dit thema. (Lees hier het gespreksverslag.)

Aan de hand van een serie van vijf artikelen wil het College van Rijksadviseurs met de lezers van Foodlog in dialoog over welke mogelijkheden ontstaan dankzij de circulaire en biobased voedseleconomie van de toekomst in Nederland. Welke ruimtelijke principes zijn gewenst om huidige productielocaties in het landelijk gebied waar nodig te saneren en de ontwikkeling van de nieuwe circulaire (voedsel)economie ruimte te bieden die efficiënt, duurzaam en passend is? Dit is het eerste artikel in de serie.

Hoewel deze serie op zichzelf staat, taggen we die toch met ons project Wat is een Nederlands landschap? omdat de dialoog die het Cra wil starten onder meer óók gaat over de vraag 'in wat voor land(-schap) willen we wonen?'
Dit artikel afdrukken