Hóe mis het ging, bleek deze zomer. In de boerenvakpers, op sociale media en in de algemene pers verschenen berichten over appelboomgaarden waar oogsten geen zin meer had. Foto's van verdroogde appelbloesems met nog één eenzame appel. Allemaal het gevolg van de oprukkende appelbloesemkever. Een beestje met een fraaie naam, maar minder fraaie economische gevolgen.

20, 50 en 70% schade
"Voor 1940 was de appelbloemkever de belangrijkste plaag in de appelteelt, en als we zo doorgaan zijn we daar weer bij terug," zegt Jan Peeters van Proeftuin Randwijk. Want nu Raptol ook niet meer gebruikt mag worden, staan de fruittelers met lege handen. "Dit jaar hebben wel zo'n 50 à 60 professionele telers problemen gemeld." Onder wie Mark Vernooij, die in het AD zegt dit jaar zo'n 20% productieverlies te lijden, om daar meteen aan toe te voegen: "Maar het kan erger. Ik ken ook bedrijven waar de schade 50 tot 70 procent bedraagt. We zijn naast fruittelers ook ondernemers. Schade als deze kunnen we ons niet jaar op jaar permitteren.”

Zonder Raptol zet je onze hele appelteelt op het spel
Geïntegreerde en biologische fruitteelt
Tot dit voorjaar mochten appeltelers Raptol spuiten, een door het Duitse bedrijf Neudorff geproduceerd biologisch middel met koolzaadolie en het plantenextract pyrethrine. "Raptol is best een 'zacht' middel, dat maar kort in de boomgaard blijft", zegt Peeters. "In Italië is het middel toegelaten voor tot 5 keer bespuiten, in de dubbele dosering van bij ons, ook in biologische teelten en waterrijke gebieden." In Nederland is Raptol nog altijd toegestaan voor particulier gebruik - en ook gewoon te koop onder diverse merknamen - en voor professioneel gebruik in de sierteelt. Maar aan de situatie van de afgelopen jaren, waarin jaarlijks een nieuwe vrijstelling werd afgegeven voor kortdurend gebruik (maximaal 120 dagen) in de geïntegreerde en biologische fruitteelt, kwam dit voorjaar een einde. "Dan zet je onze hele appelteelt op het spel," aldus Peeters, want Raptol is het enige middel dat fruittelers nog bescherming biedt tegen de appelbloesemkever, die, de naam zegt het al, uitsluitend op appelbomen leeft.

De appelbloesemkever (Anthonomus pomorum) is een 3,5 tot 6 millimeter groot grijsbruin kevertje met een langwerpige, naar beneden gebogen snuit. Het insect leeft uitsluitend in de bloemen van de appelboom, een andere waardplant heeft het niet. In het voorjaar, midden maart, zodra de knoppen van de vroege appelrassen beginnen te 'schuiven', verschijnen de kevers die zich overal schuil kunnen houden, niet per se in de appelboomgaard.
De bloesem gaat niet open maar verdroogt tot een zogenoemd 'kappertje'
Vrouwelijke kevers zuigen de sappen uit de knoppen, waardoor hun eierstokken rijpen en de kevers geslachtsrijp worden. Al na een paar dagen is het zo ver, wordt er gepaard en worden de eerste eitjes afgezet, één eitje per bloemknop. Na ongeveer 8 dagen komt de larve uit het ei en vreet aan de stampers, meeldraden en de bloemblaadjes, waardoor de bloesem (de bloem die zich na bestuiving ontwikkeld tot een appel) niet opengaat maar verdroogt tot een zogenoemd 'kappertje'. Na 3 à 4 weken verpopt de larve en weer een week later knaagt de nieuwe kever zich naar buiten. Daar vreet de kever de onderkant van bladeren en hier en daar ook aan een pril vruchtje, met 'kurkstippen' tot gevolg.
'Kappertjes', foto: Matty Polfliet

Pilots
Uiteraard zit de sector niet stil. Op de Proeftuin Randwijk lopen verschillende pilots van de NFO om uit te proberen hoe de sector om kan gaan met het in de nabije toekomst verdwijnen van verschillende middelen - Nederland en Europa werken immers aan het terugdringen van het gewasbeschermingsmiddelengebruik - en waar beter alternatieven uitproberen dan in de Proeftuin? Helaas heeft het onderzoek van de laatste jaren wel geresulteerd in een stevige opbouw van de bloesemkeverpopulatie op Proeftuin Randwijk, met 90% oogstreductie op het biologische perceel en 30% oogstreductie bij het conventionele perceel tot gevolg.

Experimenten met niet-chemische oplossingen bieden niet genoeg soelaas
Er blijkt tegen de appelbloesemkever geen kruid gewassen. Experimenten met niet-chemische oplossingen bieden niet genoeg soelaas. Eén kever legt tot wel 40 eitjes, dus als je niet mag ingrijpen is het probleem volgend jaar exponentieel groter. Er wordt geëxperimenteerd met het wegvangen van de beestjes door kunstmatig winterschuilplaatsen te creëren. Waar geen of weinig natuurlijke schuilplaatsen zijn, kunnen telers zo tot 80% wegvangen. Op de Proeftuin experimenteert de WUR met 'bindbuisvalletjes', plastic buisjes waar de kevers in wegkruipen en die je dan in één keer weg kunt halen. Bij bosschages, geschubde stammetjes, is er "helaas niet tegen aan te werken", zegt Peeters. Ook de bamboesystemen die in de boomgaard worden gebruikt, blijken een schuilplaats. Peeters: "We hebben helaas inmiddels vastgesteld dat de kevers ook massaal in de holtes van de bamboestokken gaan zitten waar de bomen mee vastgezet zijn. Uit wanhoop gaan we alle bomen maar weer los maken van hun constructie en de bamboestokken vervangen door hardhouten exemplaren. We hopen daarmee mogelijke schuilplaatsen te verwijderen, maar vooral ook een flink deel van de keverpopulatie weg te halen."

Het gaat er niet om bij het verdwijnen van het ene middel op zoek te gaan naar een ander middel, maar om een nieuwe systeemaanpak
Ongelijk speelveld
De appelbloesemkever is één van de moeilijkste plagen, omdat het beestje onvoldoende te beheersen is door natuurlijke vijanden. Waar Peeters zich echter vooral druk over maakt, is het ongelijke speelveld in toelatingen dat ontstaat. Hoe kan het dat in Nederland een middel niet gebruikt mag worden, terwijl dat in andere landen gewoon toegelaten is? Peeters vindt Ron Mulders, voorzitter van de NFO, aan zijn zijde. "De echte wedstrijd is natuurlijk 'kunnen we met minder middelen toe door te investeren in een mix van maatregelen', zoals bijvoorbeeld investeren in verbeteren van de bodem, verstevigen van de functionele biodiversiteit en overige preventieve maatregelen" zegt Mulders aan de telefoon. Het gaat er niet om bij het verdwijnen van het ene middel op zoek te gaan naar een ander middel, maar om een nieuwe systeemaanpak. "Hoe kunnen we op langere termijn onze teelten zo inrichten dat deze toekomstbestendig zijn en rendabel blijven", vooral ook in verhouding tot andere Europese landen waar de toelating minder strikt geregeld is.

Daar zit 'm namelijk de kneep. In Nederland gebeuren de toelatingsbeoordelingen (zie kader) met een grote mate van zorgvuldigheid. Dat betekent dat een registratiehouder - de fabrikant van een middel - in de toelatingsprocedure met extra vragen geconfronteerd kan worden, bijvoorbeeld voor een lagere dosering, geavanceerde bespuitingsapparatuur (driftreductie) of een specifieke toepassing. Het beantwoorden van dat soort vragen kan betekenen dat de fabrikant dan nog extra, vaak kostbare en/of tijdrovende onderzoeken moet uitvoeren.

Toelatingsprocedure van gewasbeschermingsmiddelen
Als een producent een middel op de markt wil brengen, buigt eerst de EFSA, het Europese voedselagentschap zich over de veiligheid van de werkzame stoffen in het middel. Geeft de EFSA groen licht, dan moet de producent naar de lidstaten. Om de toelatingsprocedure te stroomlijnen, is Europa verdeeld in 3 zones. Nederland maakt met Duitsland, België, Luxemburg, Ierland, Polen, Oostenrijk, Tsjechië, Roemenië, Slowakije en Hongarije deel uit van de centrale zone. In de centrale zone doen Nederland en Duitsland bovengemiddeld veel werk. In ons land is het Ctgb belast met de toelatingsbeoordeling.
In de centrale zone doen Nederland en Duitsland bovengemiddeld veel werk
Omdat het aanvragen van toelating een langdurige en kostbare zaak kan zijn, kiezen de meeste producenten ervoor in een beperkt aantal landen toelating aan te vragen, en soms voor een beperkt aantal toepassingen. Is in één land toelating verkregen, dan kan in de omliggende landen een toelating worden aangevraagd, met een beroep op de zogeheten 'wederzijdse erkenning'. Ook voor het aanvragen van zo'n toelating is de registratiehouder (de producent) verantwoordelijk. De sectororganisaties kunnen bij teeltbedreigende situaties een tijdelijke vrijstelling voor het gebruik van een gewasbeschermingsmiddel aanvragen. Dan moet de betreffende sector dus aantonen dat er een noodzaak is voor de vrijstelling.

Met dank aan Jaco van Bruchem van de NFO
.

Zo ook in het geval van Raptol, een middel van het Duitse bedrijf Neudorff. In Duitsland had dit middel een toelating voor fruit. De NFO heeft in overleg met de eigenaar van Raptol de afgelopen jaren jaarlijks een vrijstelling aangevraagd. Maar enkele jaren geleden verviel de Duitse toelating voor fruit, en daarmee ook de mogelijkheid voor wederzijdse erkenning. Neudorff zette alle ballen op een hernieuwde toelating voor fruit in Duitsland, en kreeg die in 2022 weer terug. Maar omdat ook de Europese herbeoordeling van de werkzame stoffen op stapel stond, en er daarna sowieso in alle lidstaten opnieuw registratie en herbeoordeling plaats moet vinden, diende Neudorff in Nederland geen nieuwe toelatingsaanvraag in. De fruitsector leverde voor de vrijstelling in 2023, eind 2022 gewoon dezelfde aanvraag in als de jaren daarvoor.

Maar daar kon het Ctgb niet langer mee uit de voeten. Toelating en vrijstellingen liggen in Nederland onder een vergrootglas en hebben de aandacht van de Tweede Kamer (en van het publiek). De minister van LNV heeft moeten beloven dat vrijstellingen alleen afgegeven worden als ze voldoen aan de laatste stand van het beoordelingskader. En ja, dat betekende dat het Ctgb niet anders kon dan constateren dat er onvoldoende informatie was aangeleverd voor de risicobeoordeling. Vandaar dat geen advies gegeven kon worden dit voorjaar. Of er komend jaar wel weer een vrijstelling komt, is de vraag. De NFO heeft inmiddels opnieuw voor het voor de biologische teelt geschikte Raptol een vrijstelling aangevraagd.

Framing en gifangst
In de gesprekken met de fruittelers komt nog een pijnpunt naar voren. De 'framing' van gewasbeschermingsmiddelen. "Mensen worden bang gemaakt voor het eten van groente en fruit terwijl dat de basis is van gezond eten," zegt Peeters naar aanleiding van recente tv-uitzendingen zoals die van Zembla over de toename van het aantal gevallen van Parkinson en het risico van gewasbeschermingsmiddelen voor de volksgezondheid. "De Italianen en Spanjaarden eten veel groenten en fruit en die staan lager dan Nederland op de parkinsonladder. Het eten van groenten en fruit is veilig!"

De 'gifangst' is ver doorgedrongen in de publieke opinie, blijkt bij de in september gelanceerde petitie 'Red de Nederlandse appel'. Daarin vraagt de fruitsector om 'realistisch beleid van onze overheid en een gelijk speelveld binnen Europa'. De petitie is inmiddels ruim 6.600 keer getekend. Maar op de sociale media is het commentaar over 'gif' niet van de lucht. "We moeten uit het dossier van angstzaaierij en objectief kijken naar welke plagen en ziekten te voorkomen zijn met welke middelen," verzucht Peeters.

Terwijl in Nederland Raptol niet meer is vrijgesteld voor gebruik zonder toelating, mogen biologische appeltelers in niet alleen Duitsland maar bijvoorbeeld ook in België het middel als vanouds toepassen.

Ctgb: klem tussen 'a rock and a hard place'

Recent verklaarde het Pesticide Action Network Netherlands (PAN-NL) appels ongeschikt voor kleine kinderen. De suggestie dat ze überhaupt niet gezond zijn, lag er dik bovenop hoewel de organisatie dat niet hardop claimde. PAN onderzocht 31 appelmonsters gekocht bij verschillende verkooppunten in 3 steden op resten van bestrijdingsmiddelen. De appels waren afkomstig van Nederlandse en buitenlandse telers. Alle Nederlandse gangbare appels waren besmet met 'resten van de meest gevaarlijke pesticiden', aldus PAN-NL. Per monster werden gemiddeld 3,3 verschillende stoffen gevonden. De appels uit het onderzoek hadden tussen de 0 en 7 residuen in en op zich.

Babyvoeding mag niet meer dan 0,01 mg/kg residuen van pesticiden bevatten. Van de 30 onderzochte gangbare monsters voldeden 2 monsters aan deze norm. Volgens PAN-NL betekent dit dat 93% van de onderzochte gangbare appels niet geschikt is voor baby’s en peuters.

PAN-NL adviseert biologische voeding voor baby’s, peuters, kinderen, zwangere vrouwen en andere kwetsbare groepen. Ook spoort de actiegroep supermarkten aan om in te zetten op steeds meer producten van biologische oorsprong. Nu in navolging van Frankrijk kaarten gemaakt worden van de hotspots van parkinsonisme, viel recent hét fruitgebied van Nederland - de Betuwe - op als geografisch zwaartepunt voor de hersenziekte. Dergelijke berichten laten het onderscheid tussen voedsel voor kinderen en volwassenen gemakkelijk vervagen.

Het is goed denkbaar dat het voor de biologische sector geschikte middel Raptol in Nederland het slachtoffer is geworden van de gevoeligheid van het Ctgb door de druk die op de organisatie staat vanuit de gevoelens onder het publiek die zich vertalen in de standpunten van politieke partijen en NGO's. Inmiddels heeft zelfs klimaat-NGO Urgenda haar activiteiten uitgebreid tot het gebruik van pesticiden.

De toelatingsautoriteit vermijdt zoveel mogelijk het risico om verwijten te krijgen bij de beoordeling van vrijstellingsverzoeken. Dat is begrijpelijk want ze moet er alles aan doen om haar autoriteit te behouden en dat valt niet mee. Op basis van een zeer stricte interpretatie van het voorzorgsbeginsel, werd het Ctgb onlangs zelfs door het Europese Hof verweten onzorgvuldig te zijn. In Trouw zei Ctgb-directeur Ingrid Beckxs onlangs ‘We begrijpen heel goed dat er zorgen zijn over pesticiden, maar: de dosis bepaalt het gif’. NGO's wijzen op zorgen over de 'cocktails' van verschillende giftige stoffen. Daarover valt vooral te zeggen dat we er nog onvoldoende van weten en dat het in ieder geval verstandig is individuele middelen en stoffen op hun risico's te beoordelen en te handelen naar het best mogelijke oordeel. De in Ede gevestigde toelatingsautoriteit bevindt zich in een kwetsbare positie waarin ze het nooit iedereen naar de zin kan maken en moet zich staande zien te houden tussen 'a rock and a hard place'.
Dit artikel afdrukken