Door de toenemende vergrijzing zal de groep van 3,5 miljoen 65-plussers in Nederland al binnen twee jaar tijd uitgroeien tot 4,6 miljoen, een stijging van meer dan 30%. Dat vraagt om nieuwe oplossingen op het gebied van onder andere welzijn en zorg, vindt het SCP.

Het rapport is gebaseerd op onderzoek dat 5.000 ouderen 30 jaar lang heeft gevolgd. Driekwart van deze groep blijkt vitaal, ondernemend en volop mee te doen in de samenleving.

Het CBS toonde eerder al aan dat minder ouderen beperkt zijn in hun dagelijkse handelingen dan 20 jaar geleden. Vitale ouderen zijn actief betrokken bij diverse activiteiten van cultuur- en sportverenigingen of vrijwilligerswerk waarbij ze bewegen, creatief bezig zijn en contacten leggen. SCP-onderzoeker Crétien van Campen zegt: “Deze groep wordt in het beleid nu vaak vergeten. De aandacht gaat altijd uit naar de ouderen die zorg nodig hebben. Terwijl juist in de levensfase daarvoor veel winst valt te behalen.”

De levensfase waarin ouderen zich bevinden zou leidend moeten zijn in het ontwikkelen van beleid, niet leeftijd. De eerste levensfase omvat de jeugd, gevolgd door de tweede fase waarin mensen actief zijn op de arbeidsmarkt. De derde levensfase betreft ouderen die niet meer werken maar nog vitaal en actief zijn. De vierde fase begint wanneer zij afhankelijk worden van zorg. De focus op die vierde levensfase noemt Van Campen eenzijdig. Het is van belang dat beleidsmakers niet alleen focussen op de vierde fase, maar ook investeren in de derde fase.

Het rapport benadrukt dat vitale ouderen meer aandacht verdienen. De drijfveer voor de overheid om te investeren in vitale ouderen is dat ze niet alleen actief bijdragen aan de samenleving, maar ook dat er flink bespaard kan worden op de gezondheidszorg. Fitte senioren zijn minder hulpbehoevend en belanden minder vaak in het ziekenhuis. Het stimuleren van een langere actieve derde levensfase kan de druk op de zorg verlichten.

Het SCP introduceert het Welbevinden Participatie Hulpbronnen-model (WPH) om beleidsmakers de effecten van beleidsmaatregelen te helpen begrijpen. Tevens moet het model hen helpen snappen hoe ze ouderen actief kunnen betrekken. Het model rekent af met de gedachte dat ouderen een homogene groep zijn. Door te investeren in sociale, culturele en sportieve activiteiten kunnen beleidsmakers het welzijn van ouderen vergroten en hun participatie in de samenleving stimuleren.
Dit artikel afdrukken