De mestcrisis en niet de stikstofnormen beslissen op de korte termijn over het lot van Nederlandse melkveehouders, voorspelden we vorig jaar al. Nu is het zover omdat nieuwe regels - met name het verval van de derogatie en de aanwijzing van zogeheten nutriënt vervuilde gebieden - boeren administratief opeens met zo'n puist onplaatsbare mest opzadelen dat er volgens berekeningen van het Nederlands Centrum Mestverwaarding (NCM) 600.000 melkkoeien uit moeten. Het gaat om maar liefst 40% van de totale melkveestapel. Dat heeft niet alleen consequenties voor boeren, maar ook voor de verwerkende industrie, die opeens een grote overcapaciteit heeft. Zonder melk moeten de fabrieken krimpen en nee zeggen tegen hun bestaande klanten, tenzij ze op tijd de juiste boeren met de gewenste hoeveelheden en soort melk aan zich weten te binden.

Parlement aan zet
Omdat de regering demissionair is, bemoeit de formatietafel zich alvast met het democratische proces. Heel 'ongebruikelijk', volgens oud-VVD minister Henk Kamp in het Algemeen Dagblad. Door hun invloed werd de Kamerbrief met de maatregelen - tot frustratie van Adema - niet afgelopen donderdag, maar pas vrijdagmiddag openbaar en bovendien in aangepaste vorm. De zich vormende rechtse coalitie regeerde al een beetje mee. Maar uiteraard worden besluiten in Nederland genomen door de Tweede Kamer, zoals oud-Kamervoorzitter Frans Weisglas vorige week op X fijntjes duidelijk maakte. Missionair of demissionair, minister Piet Adema doet een voorstel dat niet meer door de coalitie kon worden dichtgetimmerd, maar via gesprek en besluitvorming in het parlement tot een oplossing voor de prangende mestcrisis moet leiden.

De onbereidwilligheid van de Europese Commissie om de derogatie voort te zetten, komt vermoedelijk voort uit de hoge ammoniakemissie die roostervloerstallen produceren
Derogatie en het gedrag van de Europese Commissie
Eind jaren '80 besloot de Europese Commissie op basis van het voorzorgsbeginsel dat de hoeveelheid dierlijke mest per hectare maximaal de productie van 2 koeien uit die tijd (die minder melk en mest produceerden dan nu) mocht zijn. Destijds was hun mest goed voor tweemaal 85 kilo stikstof in de mest en dus 170 kilo. Het getal was het resultaat van een politieke keuze, destijds zonder uitgebreide wetenschappelijke onderbouwing.

Van die 170 kilo mocht en mag onder voorwaarden afgeweken worden; die afwijking heet derogatie. De Europese richtlijn werd in 1991 van kracht en door Nederland in 1994 ingevoerd. Gedurende 30 jaar gold voor Nederland een derogatie, een periode waarin Nederland meer mest mocht gebruiken en dus meer dieren ging houden. Na 30 jaar te hebben geprofiteerd van die uitzondering, zijn de Nederlandse mestmarkt, akkerbouw en dierhouderij daarop gedimensioneerd. Het intrekken van de derogatie werkt daarom diep door in de melk- en zuivelwereld. De onbereidwilligheid van de Europese Commissie om de derogatie voort te zetten, komt vermoedelijk voort uit de hoge ammoniakemissie die roostervloerstallen produceren. Daarom wil de Commissie dat Nederland minder dieren gaat houden. Dat doet de Commissie door Nederland domweg aan het middelvoorschrift van 170 kilo stikstof per hectare te houden conform de Nitraatrichtlijn.

Het plan van minister Piet Adema (LNV)

Tegen de achtergrond van de ontstane precaire situatie (en het eveneens vastgelopen natuurdossier dat Nederland via stikstof heeft geprobeerd aan te pakken) vecht Nederland het besluit van de Commissie om de derogatie niet meer te verlenen niet langer aan. In plaats daarvan heeft het ministerie van LNV een uit verschillende onderdelen bestaand plan ontwikkeld dat het mestoverschot in Nederland moet oplossen. Het omvat een mix van maatregelen die de productie van mest beperken, de mest breder toepasbaar maken en het ondersteunen van de landbouwsector door deze veranderingen heen. De minister komt met deze plannen omdat hij geen kans ziet om bij de Europese Commissie alsnog een nieuwe of aangepaste derogatie (het recht om meer mest toe te passen dan de EU-normen toestaan) los te krijgen. De Commissie weigert medewerking omdat de algemene waterkwaliteit in Nederland achterblijft bij de gestelde normen. De uitspoeling van meststoffen geldt als een van de oorzaken. Boerenorganisaties vinden dat hij daar toch op moet inzetten en gokken erop dat de vrees voor rechts in Brussel na vele toegevingen aan boeren uit andere lidstaten ook nog even clement is voor hun Nederlandse collega's.

Het plan van Adema omvat in essentie 6 punten.

Brede stoppersregeling: financiële ondersteuning voor boeren
De overheid zet in op een brede stoppersregeling voor boeren die tussen 2025 en 2029 vrijwillig stoppen. Voor deze regeling is in het transitiefonds al €1,8 miljard gereserveerd, met nog eens ruim €4 miljard beschikbaar tot 2030. Dit initiatief richt zich op het verlagen van de stikstofdeken door het aantal gehouden dieren te verlagen om zowel de waterkwaliteit als de klimaatprestaties te verbeteren.

Verhoging afroming rechten: van 10 naar 30%
Een directe actie om de druk op de mestmarkt te verminderen, is het verhogen van het afromingspercentage bij de overdracht van fosfaatrechten buiten familieverband van 10% naar 30%. Dit geldt voor de melkveehouderij en wordt ook voorgesteld voor varkens- en pluimveehouders. Het doel is om overschrijding van het mestproductieplafond in 2025 te voorkomen.

Minder stikstof in mest
De aanpak omvat ook een aanpassing in het veevoer, specifiek het verlagen van het aandeel ruw eiwit. Dit moet leiden tot enkele miljoenen kilo's minder stikstof in de mest. De doelstelling is dat het ruweiwitgehalte in het melkveerantsoen in 2025 sectorgemiddeld op 160 gram per kilo droge stof moet liggen.

Graslandnorm: 0,35 hectare per Grootvee-eenheid in 2032
De invoering van een graslandnorm moet leiden tot een meer grondgebonden melkveehouderij. De norm koppelt de hoeveelheid grasland aan de veebezetting, met een doel van 0,35 hectare per grootvee-eenheid (GVE) in 2032. Om dit te bereiken, worden tussennormen van 0,2 hectare per GVE in 2028 en 0,25 hectare per GVE in 2030 voorgesteld.

Bij die bepaling neemt de minister een 'ontsnappingsclausule' op in de vorm van doelsturing die boeren op de zuidelijke zandgronden eigen ruimte biedt: "Bij de uitwerking van een wetsvoorstel kan worden bezien of er ruimte gelaten kan worden in de wetgeving, nadat de graslandnorm is ingevoerd en de KRW- doelen zijn gehaald, voor alternatieven voor de graslandnorm onder voorwaarde dat die een gelijk effect ressorteren op de waterkwaliteitsdoelen [....] [D]e minister van LNV [is] in gesprek met de sector om te kijken of en op welke wijze doelsturing ingevoerd kan worden. Dit zou op enig moment de mogelijkheid kunnen bieden aan individuele boeren om een systeem van doelsturing in te zetten als alternatief."

Subsidie voor behoud grasland
Vooruitlopend op de graslandnorm ondersteunt het kabinet het behoud van grasland bij derogatiebedrijven financieel. Om te voorkomen dat stoppende melkveehouders hun grasland omzetten in akkerland, biedt het ministerie een subsidie aan. Voor 2024 en 2025 wordt het subsidiebedrag verhoogd naar €50 per 10 kg stikstof uit dierlijke mest per hectare terugval in de mestplaatsingsruimte, met een totaal beschikbaar budget van maximaal €80 miljoen. Deze maatregel neemt het ministerie omdat akkerbouw milieubelastender is dan grasteelt en veehouderij op gras.


Het doel van de maatregelen is een verduurzamende landbouwsector die voldoet aan milieudoelstellingen en bijdraagt aan de verbetering van de waterkwaliteit. Opvallend is echter dat de onder boeren niet als bijster buigzaam bekend staande Commissie Deskundigen Meststofwetgeving (CDM) de aan Nederland tot voor kort verleende derogatie als positief beoordeelt voor waterkwaliteit, klimaat en agrobiodiversiteit (de soortenrijkdom die samenhangt met het in Nederland in vele eeuwen gegroeide weidelandschap). Tot die conclusie kwam de commissie op basis van onderzoek. Wel ziet de CDM net als de Europese Commissie een hoge ammoniakuitstoot.

Minister Adema maakt zich terecht zorgen over de golf van faillissementen onder melkveehouders die in het verschiet ligt
Politiek en publieke opinie
De door CDM niet gevolgde Wageningse onderzoeker Herman de Boer concludeert op basis van privaat door het Mesdagfonds gefinancierd onderzoek dat de derogatie nog beter functioneert als alleen dierlijke mest wordt toegepast, in plaats van zoals nu - en straks al helemaal - in combinatie met kunstmest.

Dat - niet op een consensus gebaseerde - inzicht wordt inmiddels door LTO Nederland omarmd om te bewijzen dat er geen wetenschappelijke gronden zijn om Nederland zijn drie decennia lang verleende derogatie nu opeens te ontnemen. Wie erin slaagt het argument geaccepteerd te krijgen, praat het hele mestprobleem van tafel. Maar zo gemakkelijk gaat dat niet, zelfs niet als het klopt. LTO lijkt te vergeten dat politiek haar eigen dynamiek volgt, al helemaal als daar wetten en regels onderliggen die niet zomaar open te breken vallen. Dat kost allemaal veel tijd en die hebben boeren niet meer omdat ze conform de regels mest of dieren moeten afvoeren. Dat trekt hun bedrijfsmodel niet omdat het hun lasten onevenredig zwaar verhoogt. Minister Adema maakt zich dan ook terecht zorgen over de golf van faillissementen onder melkveehouders die in het verschiet ligt.

Theoretisch zijn er wellicht kansen, schreef ik onlangs, maar in de praktijk zijn die zinloos omdat ze veel tijd gaan kosten en Nederlandse boeren het wel erg ingewikkeld gaan vinden om nog koeien te houden. Zelfs enthousiaste voorlopers stoppen, zoals onlangs de Overijsselse boerin Heleen Lansink duidelijk maakte. Toch zet LTO Nederland daar op in, blijkens de negatieve reactie van de boerenorganisatie op het mestplan van de minister. De boeren storen zich al evenmin aan het risico dat de publieke opinie zich tegen hen kan keren. Met de verrechtsing van Nederland en Europa is de progressieve stroming in de samenleving niet opeens opgedroogd. Boeren die weer overal tegen zijn, creëren bij die groep en de progressieve pers (de zogenoemde kwaliteitskranten) een sterk conservatief imago en zullen venijn oogsten.

Resultaat: koe uit de wei, melkproductie als varkenshouderij
In een verhelderende video laat documentairemaker Huib Schoonhoven de consequenties van de milieuregels en nieuwe mestplannen zien. Schoonhoven werd bekend door reportages over de vergaande extensieve grondgebonden melkveehouderij van boer Kok en zijn zonen in Amersfoort die benadeeld werd door wetgeving die gemaakt is voor de intensieve veehouderij.


Nu slaat de bestaande regelgeving ook de door progressieve partijen zo gewenste 'gewone' grondgebonden weidegang- en niet-kunstmestboer om de oren met regels die precies het omgekeerde bereiken van wat het publiek als goed is gaan zien.
Art Wolleswinkel moet nu kunstmest aanschaffen, mest tegen hoge kosten afzetten en is zo duurder uit voor een slechtere kwaliteit melk. Dat is drie keer zonde
Vermoedelijk wordt ook weidegangmelk minder gunstig, zodat de blije koe op je melkpak meer op stal komt te staan. Haar voer wordt straks met meer kunstmest (omdat echte mest niet meer mag) geteeld, enerzijds in de vorm van gras maar zeker ook in de vorm van krachtvoer dat geteeld wordt op de in akkers omgezette weiden van boeren die hun land aanhouden, maar hun koeien wegdeden. Dat zal gebeuren als de Kamer het mestplan van Adema links laat liggen of zelf geen initiatief neemt.

In de video laat boer Art Wolleswinkel uit Renswoude (bij Veenendaal, Gelderland) met cijfers onderbouwd horen hoe de toekomst er voor hem uitziet: koeien niet of veel minder buiten, mest wegbrengen tegen hoge kosten en kunstmest inkopen, geen gezonde omega-3 melk meer. Als hij zijn koeien voert met eigen gras en in de wei laat, moet hij ruim drie keer zoveel mest afvoeren, als wanneer hij zijn dieren op stal houdt en maximaal met krachtvoer (maïs) voert. Jammer, want hij kon zelfs claimen gezondere melk met meer omega-3 vetzuren te maken, maar dat gaat niet zonder een hoge grasproductie met echte eigen mest. Omdat hij kunstmest aan moet schaffen en mest tegen hoge kosten af moet zetten is hij duurder uit voor een slechtere kwaliteit melk. Dat is drie keer zonde.

Het zijn de gevolgen van een verkeerd gedefinieerd rekenmodel, zegt melkveehouderij-expert Frank Verhoeven in de reportage. Alles wat je volgens progressieve politieke partijen zou moeten willen, is opeens verboden. In de Volkskrant zegt zijn collega Hugo Spruit uit Zegveld in het Groene Hart bij Woerden (Zuid-Holland) precies hetzelfde. Spruyt laat bovendien zien dat het oppervlaktewater bij hem nogal schoon is door zijn mestpraktijk zonder kunstmest.

De Kamer beslist ook over het aanzien van het Hollandse weidelandschap: verdwijnt de koe definitief uit zicht, net als het varken en de kip in de jaren '70 van de vorige eeuw?
Rol boer, minister en parlement
Piet Adema deed wat hij moet doen: een plan maken zodat het parlement zijn rol kan kiezen. De boeren van LTO staan afwijzend tegenover zijn initiatief en noemen het plan ongewenst en onduidelijk en zien de nieuwe coalitie - in de hoop dat die er komt - liever de strijd met Brussel aangaan over tal van regels en inmiddels ingesleten modellen. Ook BBB vindt dat de minister zich nergens mee had moeten bemoeien.

De jonge boeren van NAJK reageren minder afwijzend. Ze zeggen dat het plan geen duidelijkheid biedt, maar zetten onderwijl de deur open naar een grondgebonden veehouderij ('we zijn niet tegen' zeggen ze) en vragen de politiek om een keuze: kies voor selectieve krimp zodat niet iedere boer in stalmelk hoeft te gaan. Als er minder boeren komen, hoeft dat niet maar dan moet de politiek wel durven kiezen tussen wijkers en blijvers (meer grondgebonden boeren met een gemotiveerde opvolger). Boeren onderling kunnen dat niet. Dat zou broedermoord zijn. Voor politici is het al evenmin gemakkelijk omdat ze een soort Sophie's Choice onder hun eigen achterban moeten maken.

Toch is het is nu aan de Kamer: wordt het vechten met Brussel in een full uphill battle en de dood of tijdig de gladiolen (onwaarschijnlijk) of eerst maar eens wat inkrimpen om ruimte te maken voor beleidsvernieuwing op basis van nieuwe wetenschappelijke inzichten? LTO Nederland liet vorig jaar het Landbouwakkoord schieten en gooide bijna €25 miljard in de plomp omdat de boeren die ruimte niet durfden te nemen en vullen met eigen beleid. Het bedrag van €4 miljard is nu kleiner maar kan nog steeds interessant zijn. De Kamer beslist, geadviseerd door de lobbyisten van de verschillende boerenorganisaties. Daarmee beslist de Kamer ook over het aanzien van het Hollandse weidelandschap: verdwijnt de koe definitief uit zicht, net als het varken en de kip in de jaren '70 van de vorige eeuw? Dat zal nu namelijk bijna vanzelf gebeuren door de regels die de politiek zelf heeft gemaakt, nota bene - net als nu weer dreigt te gebeuren - ondersteund door de boerenkoepels.
Dit artikel afdrukken