Het recente essay van de hoogleraren Jan-Willem Erisman, Chris Backes en de Wim de Vries geeft een idee van wat de agrarische sector te wachten staat. Om de Nederlandse natuur te behouden en herstellen stellen zij minister Van der Wal forse emissiereducties van ammoniak voor. Niet op een graduele schaal voor bedrijven op kortere of langere afstand van Natura 2000-gebieden, maar als opgave voor grote gebieden of zelfs hele provincies. Zoals Friesland.
De precieze omvang van de door stikstofexperts voorgestelde reductie is niet helemaal duidelijk. De hoogleraren vinden binnen een zone tot 1 kilometer rondom gebieden extra reductiemaatregelen nodig. Hoe precies is nog niet gedefinieerd door de adviseurs van minister Van der Wal.
Een naast de tekst van Erisman (Universiteit van Leiden), Backes (Universiteit van Utrecht) en De Vries (Wageningen UR) verschenen publicatie van Wageningen Universiteit & Research van De Vries met Wageningse collega's laat geen twijfel bestaan over de mate van reductie: de ammoniakemissie in de provincie Friesland moet met 62% worden verlaagd.
Beide publicaties wijzen op het belang van toekomstperspectief voor de agrarische sector. Ze menen dat de kansen voor een rendabele bedrijfsvoering met de reductie niet zullen verdwijnen. Ook zijn ze optimistisch over de mogelijkheid voor individuele agrariërs om zelf te bepalen hoe ze hun emissies kunnen reduceren.
Officiële brongegevens Nederlandse natuurgebieden
Om breder publiek inzicht te geven in de reden waarom de Friese agrariërs, en met hen vele anderen in Nederland hun bedrijf vergaand zullen moeten aanpassen of stoppen, heb ik twee overzichten gemaakt van de Friese Natura 2000-gebieden. Daarin heb ik de officiële staat van instandhouding (SVI) van de volgens de kritische depositiewaarde (KDW) meest stikstofgevoelige habitattypen aangegeven. Zelden duikt iemand in de data van de SVI; dat zijn de officiële brongegevens over de staat van de Nederlandse natuurgebieden en de basis voor de rapportage van ons land daarover aan de Europese Commissie in Brussel.
tabel 1
De bovenstaande tabel heeft betrekking op de habitattypen met de meest gevoelige KDW, van 426 tot 714 mol/ha.jr. De datum onder de gebiedsnaam geeft aan wanneer de laatste update aan de EU is gedaan van het standaard dataformulier (SDF) door het ministerie van LNV. De letters A, B en C zijn de EU-codering voor de SVI, waarbij de betekenis is A: uitstekend, B: goed en C: matig-slecht. Onder de EU-code is het oppervlak van het type in het gebied aangegeven.
De SVI van habitattypen met een groot oppervlak blijkt duidelijk beter dan van die met een klein oppervlak. In totaal verkeert meer dan 1400 hectare in een goede of uitstekende SVI. Slechts 10,3 hectare (0,7% van totale oppervlak) heeft een SVI matig-slecht.
tabel 2
De tweede tabel voor habitattypen met een KDW van 786 tot 1071 mol/ha.jr (met een kleine toegift naar 15 kg/ha.jr) laat hetzelfde beeld zien. In totaal bevat deze groep 103 hectare (9,8%) met een SVI matig-slecht. De score met een goede of uitstekende SVI omvat hier 90,2% (952 hectare). Net zoals in de eerste groep wordt dit in belangrijke mate bepaald door de twee gebieden op de grens met de provincie Drenthe, het Drentsch-Friese Wold en het Fochteloër Veen.
KDW geen onzin, berekening speculatief
De KDW is een op onafhankelijke wijze bepaalde maat voor de stikstofgevoeligheid van habitattypen. Daar is best kritiek op mogelijk omdat het eerder een bereik dan een vaste waarde zou moeten aangeven. Maar KDW's zijn geen onzin. Dit in tegenstelling tot de Nederlandse manier die met grotendeels speculatieve modellen de depositie berekent en daar beleid en vergunningen op baseert.
Hoe gek het ook mag klinken, volgens de eigen gegevens van de Nederlandse overheid over de natuurkwaliteit is voor 2358,2 hectare (dik 98%) officieel geen emissiereductie nodig. Van de 113,3 hectare met een SVI matig-slecht blijkt voor 86,1 hectare in de Aanwijzingsbesluiten van de gebieden geen verbeterdoelstelling geformuleerd (roze vakken in de tabellen). Dat wekt bevreemding.
Uiteindelijk blijven er 29,2 hectares over (1,24% van het totale oppervlak aan meest stikstofgevoelige habitattypen) die de stikstofprofessoren willen redden met een emissiereductie van 62% voor de gehele provincie Friesland.
Dat er in verband met eisen aan lucht, bodem en water belangrijke veranderingen in de Nederlandse landbouwpraktijk doorgevoerd zullen moeten worden, staat buiten kijf. Dat wordt ook door de agrarische sector onderkend. Tegelijk moet geconstateerd worden dat de voorstellen voor emissiereductie die er nu liggen weinig garantie geven voor verbetering van de toestand van de Nederlandse natuur. Zelfs niet als het Kabinet er €25 miljard voor over heeft. Met alleen geld en een speculatief berekende overschrijding van de KDW herstel je geen natuur; daar zijn de juiste maatregelen in de context van gebieden voor nodig. De essays bevatten verschillende kritische prestatie indicatoren maar zwijgen helaas over de maatregelen die tot een betere uitslag op dat dashboard moeten leiden.
Dit artikel afdrukken
Een naast de tekst van Erisman (Universiteit van Leiden), Backes (Universiteit van Utrecht) en De Vries (Wageningen UR) verschenen publicatie van Wageningen Universiteit & Research van De Vries met Wageningse collega's laat geen twijfel bestaan over de mate van reductie: de ammoniakemissie in de provincie Friesland moet met 62% worden verlaagd.
Beide publicaties wijzen op het belang van toekomstperspectief voor de agrarische sector. Ze menen dat de kansen voor een rendabele bedrijfsvoering met de reductie niet zullen verdwijnen. Ook zijn ze optimistisch over de mogelijkheid voor individuele agrariërs om zelf te bepalen hoe ze hun emissies kunnen reduceren.
Officiële brongegevens Nederlandse natuurgebieden
Om breder publiek inzicht te geven in de reden waarom de Friese agrariërs, en met hen vele anderen in Nederland hun bedrijf vergaand zullen moeten aanpassen of stoppen, heb ik twee overzichten gemaakt van de Friese Natura 2000-gebieden. Daarin heb ik de officiële staat van instandhouding (SVI) van de volgens de kritische depositiewaarde (KDW) meest stikstofgevoelige habitattypen aangegeven. Zelden duikt iemand in de data van de SVI; dat zijn de officiële brongegevens over de staat van de Nederlandse natuurgebieden en de basis voor de rapportage van ons land daarover aan de Europese Commissie in Brussel.
De bovenstaande tabel heeft betrekking op de habitattypen met de meest gevoelige KDW, van 426 tot 714 mol/ha.jr. De datum onder de gebiedsnaam geeft aan wanneer de laatste update aan de EU is gedaan van het standaard dataformulier (SDF) door het ministerie van LNV. De letters A, B en C zijn de EU-codering voor de SVI, waarbij de betekenis is A: uitstekend, B: goed en C: matig-slecht. Onder de EU-code is het oppervlak van het type in het gebied aangegeven.
De SVI van habitattypen met een groot oppervlak blijkt duidelijk beter dan van die met een klein oppervlak. In totaal verkeert meer dan 1400 hectare in een goede of uitstekende SVI. Slechts 10,3 hectare (0,7% van totale oppervlak) heeft een SVI matig-slecht.
De tweede tabel voor habitattypen met een KDW van 786 tot 1071 mol/ha.jr (met een kleine toegift naar 15 kg/ha.jr) laat hetzelfde beeld zien. In totaal bevat deze groep 103 hectare (9,8%) met een SVI matig-slecht. De score met een goede of uitstekende SVI omvat hier 90,2% (952 hectare). Net zoals in de eerste groep wordt dit in belangrijke mate bepaald door de twee gebieden op de grens met de provincie Drenthe, het Drentsch-Friese Wold en het Fochteloër Veen.
Hoe gek het ook mag klinken, volgens de eigen gegevens van de Nederlandse overheid over de natuurkwaliteit is voor 2358,2 hectare officieel geen emissiereductie nodigOpgeteld voor beide tabellen is er 507 hectare met SVI uitstekend en 1850 hectare met SVI goed. Omdat die twee SVI beoordelingen vaak naast elkaar voorkomen in precies hetzelfde gebied is het niet correct om te concluderen dat het verschil tussen goed en uitstekend door stikstofdepositie alleen wordt veroorzaakt.
KDW geen onzin, berekening speculatief
De KDW is een op onafhankelijke wijze bepaalde maat voor de stikstofgevoeligheid van habitattypen. Daar is best kritiek op mogelijk omdat het eerder een bereik dan een vaste waarde zou moeten aangeven. Maar KDW's zijn geen onzin. Dit in tegenstelling tot de Nederlandse manier die met grotendeels speculatieve modellen de depositie berekent en daar beleid en vergunningen op baseert.
Hoe gek het ook mag klinken, volgens de eigen gegevens van de Nederlandse overheid over de natuurkwaliteit is voor 2358,2 hectare (dik 98%) officieel geen emissiereductie nodig. Van de 113,3 hectare met een SVI matig-slecht blijkt voor 86,1 hectare in de Aanwijzingsbesluiten van de gebieden geen verbeterdoelstelling geformuleerd (roze vakken in de tabellen). Dat wekt bevreemding.
Uiteindelijk blijven er 29,2 hectares over (1,24% van het totale oppervlak aan meest stikstofgevoelige habitattypen) die de stikstofprofessoren willen redden met een emissiereductie van 62% voor de gehele provincie Friesland.
Dat er in verband met eisen aan lucht, bodem en water belangrijke veranderingen in de Nederlandse landbouwpraktijk doorgevoerd zullen moeten worden, staat buiten kijf. Dat wordt ook door de agrarische sector onderkend. Tegelijk moet geconstateerd worden dat de voorstellen voor emissiereductie die er nu liggen weinig garantie geven voor verbetering van de toestand van de Nederlandse natuur. Zelfs niet als het Kabinet er €25 miljard voor over heeft. Met alleen geld en een speculatief berekende overschrijding van de KDW herstel je geen natuur; daar zijn de juiste maatregelen in de context van gebieden voor nodig. De essays bevatten verschillende kritische prestatie indicatoren maar zwijgen helaas over de maatregelen die tot een betere uitslag op dat dashboard moeten leiden.
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 4 juni krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 4 juni krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
Goed geanalyseerd Nico maar de politiek en de stikstofprofessoren gaan er niets mee doen en ze zwemmen gewoon verder in de stikstoffuik.
Dit is nl te makkelijk, ze verbrassen liever 25 miljard zonder dat ze enig idee hebben welk probleem ze oplossen.
Ik schreef het vanmorgen al elders op Foodlog:
- kennelijk is er een wonderlijke cijferbrij gemaakt om stikstofbeleid te legitimeren
- ga je daarin roeren, dan vind je wonderlijke verbanden die niet kunnen sporen
- terwijl ook evident is: te veel reactief stikstof is foute boel, die moet je gewoon reduceren door uitstoot te beperken of plafonds aan activiteiten te stellen.
En hoofdschuddend lees ik dan Sieta van Keimpema die vanmorgen laat zien wat Jan Cees Vogelaar 1 vorige week naar boven haalde: allemaal gedoe op zo'n ministerie om binnen de cijferbrij die wet is geworden, toch beleid te maken dat klopt met de regels die gemaakt zijn.
Ze heeft natuurlijk gelijk: de papieren werkelijkheid is met ons op de loop gegaan.
Tegelijk: zo gaat het dagelijks overal op ministeries, in bedrijven en zelfs in gezinnen.
We leven in de wereld die we zelf denken. Wat het zo lastig maakt is dat niemand zich afvraagt in heel erg schurende gevallen: zullen we het even hebben over waar we het nu eigenlijk over hebben? Dat werkt louterend, maar gebeurt niet. Al 4 jaar niet rond dit dossier.
Nico, dank voor deze heldere uitleg dit kan gebruikt worden om het provinciale beleid een halt toe te roepen.
De huisecoloog echter wil hier niks van weten, al sinds 2021 probeer ik dit uit te leggen aan Gabriël Vriens.
De virtuele waanzin (lees Aerius) voert ook hier de boventoon en ook deze ecoloog kan met geen enkele onderbouwing (dan Aerius) aangeven wat er mis gaat door de berekende droge depositie.
Even een stukje tekst uit de mails (24-03-2021) met deze ecoloog, ook wel ecofantast genaamd;
• De virtuele berekende schade door stikstofdepositie is in geen enkel gebied met bodemonderzoek onderbouwd, het beleid verder bouwen op deze virtuele werkelijkheid is het meest schadelijk voor de natuur zelf.
Antwoord:
Aerius en de berekeningen zijn in de afgelopen jaren landelijk uitgebreid bediscussieerd en beoordeeld door deskundigen. Er zijn verbeteringen mogelijk, maar Aerius wordt door deskundigen en ook in de jurisprudentie nog steeds gezien als een gevalideerd en bruikbaar systeem om het stikstofprobleem in Nederland te kwantificeren. De Aerius-systematiek is een landelijke verantwoordelijkheid van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit. Daar gaan wij niet over als provincie, maar we werken er wel mee.
• Stikstofdepositie is géén standplaatsfactor.
Antwoord:
Algemeen wordt aanvaard dat de stikstofdepositie een verrijkende en verzurende werking heeft en nadelig is voor de kwaliteit van de habitattypen. Dit is ook de basis van de onlangs aangenomen Wet Stikstofreductie en Natuurverbetering.
Bij natuurgebieden is er gemiddeld ongeveer 21 kg stikstof depositie. Een derde daarvan komt uit het buitenland. Dat is 7 kg buitenlandse stikstof en is er 14 kg depositie van Nederlandse stikstof. Van die 14 kg Nederlandse stikstof komt ongeveer de helft uit de landbouw. Dat is 7 kg. Wanneer je door opkoop van boerenbedrijf daarvan (maximaal) de helft reduceert, heb je een reductie van 3,5 kg stikstof op een totaal van 21 kg. Dat is ongeveer 16% reductie. Zet dat zoden aan de dijk voor "stikstofgevoeligheid" van natuurgebieden?
Wanneer in de toekomst andere activiteiten in Nederland toenemen (zonder plafonds) en er ook meer stikstof uit het buitenland gaat komen, zodat de stikstofdepositie op natuurgebieden weer met 3.5 kg gaat toenemen, dan is de stikstofreductie van de landbouw (halvering veestapel) er alleen maar voor de Schone Schijn en is er geen stro brede verbetering voor de natuur.
Hoe meer je in detail treedt hoe belachelijker het stikstofdossier wordt.