Dus met buitenkoeien verdient een boer toch meer:
Melkveehouders die hun koeien in de wei laten lopen, houden jaarlijks 5000 euro meer besteedbaar gezinsinkomen over dan boeren die hun vee altijd op stal laten staan.
Daarnaast is het inkomen hoger naarmate de invloed van de boerin op de boerderij groter is.
Dat meldde bedrijfskundig adviseur voor de melkveehouderij Gerrit Bossink van accoutantskantoor Gibo Groep vrijdag, mede op basis van een vergelijking tussen 450 melkveehouders.
Groei
De boeren die niet weiden zijn volgens Bossink een ander type ondernemer. "Zij zijn meer gericht op groei en niet zozeer op meer inkomen voor het gezin. Zo'n boer heeft meer koeien, maar leent ook meer bij de bank'', aldus de adviseur. Koeien die altijd binnenstaan leveren meer melk, maar de kosten door onder meer de bouw van stallen zijn ook hoger. Bovendien levert weidemelk meer geld op.
Vrouwelijke invloed
Ook is de rol van de vrouw op het besteedbaar inkomen groot. "Bij de groep boeren die wel weidt, heeft de huisvrouw meer invloed. Zij houden beter de balans tussen werk en gezinsinkomen in de gaten'', vertelt Bossink.
Volgens de adviseur hebben boeren die minder onder vrouwelijke invloed staan, meer last van haantjesgedrag. "Die willen groter worden ten koste van het inkomen, die groep kickt daar meer op.''
bron: ANP
Op 30 november krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Er zijn uitzonderingen. Gelukkig maar. Ze zijn waarschijnlijk niet voor niks vertrokken.
In de VS zijn boerderijen met 3000-5000 koeien en meer, bijvoorbeeld Van der Geest dairy (small (!) business award of the year 2004). met 70 werknemers. Ik denk dat het gezin Van der Geest meer in de huishoudportemonne heeft dan een Hollandse melkveehouder. Het kan dus best, ook voor een familiebedrijf.
Gary Joe Van der Geest is wel jong en plotseling gestorven, wat te denken geeft.
Dank Joep. Ik denk dat het inderdaad heel ergens anders zit: een boer is een boer en geen industrieel. Dat is er maar weinigen gegeven. Vermeer was verregaand op weg, maar ziet de grenzen en stuurt nu bij.
Daar waar ervaringslozen, vaak in te dure pakken, het erf betreden en de laarzen afpakken van de kunstenaar en ervaringswetenschapper ofwel de boer, die probeert te ondernemen en dat al generaties lang, kan het raar gaan lopen. De boer heeft op termijn geen enkele inbreng meer. Het leert ze wel tot nadenken. Vele pakken de handschoen op of hangen die juist in de wilgen.
De boer tussen vier sloten.
Van traditionele boerenbedrijven is steeds minder sprake en spreken we liever over een technologische industrie die dan ook een andere aanpak vergt. Daar is geen rol weggelegd voor een gewone eenvoudige boer. Het ergste wat een boer kan overkomen is dat deze gedegradeerd wordt en zijn vrijheid verliest. Het verdienen van geld is voor de boer zelfs ondergeschikt aan zijn vrijheid. (Dat geldt hopelijk ook voor ons allemaal) Grote bedrijven zijn gewoon te complex voor de gemiddelde boer. Dat is niet erg! Het is een feit. Beter af is als de boer alleen dat gaat doen waar die goed in is: boeren op een overzichtelijk terrein waar die boer zijn ervaring en kennis vol overgave kan benutten, kan ondernemen.
En dan komen we zo op het slotbetoog van Dick: "Ik gok op het laatste en vermoed dat een kleiner bedrijf net wat overzichtelijker, financieel (iets) minder risicovol en daardoor minder complex is".
Het is meer dan weidegang alleen.
Op het eerste gezicht lijkt dit nieuws in de categorie 'het zal wel meer per koe zijn, maar veel van weinig blijft weinig.' Weidende boeren zijn immers vaker kleiner.
Als je naar de cijfers kijkt, blijkt dat echter niet het geval. De kosten voor intensieve teelt wegen niet op tegen de meeropbrengsten. Zo mag je het alleen vlgs Bossink niet interpreteren, ook al is het cijfermatig waar.
Weidende boeren verdienen meer per boer.
Het lijkt erop dat Bossink een cijferbommetje in de stal heeft gegooid: feiten, maar wat betekenen ze nou precies?
Hij geeft een hint: 'opstallers' zijn gericht op groei, maar verdienen nooit in op hun voor de baat uitgroeiende kosten. Als dat zo is, zijn er grenzen aan de economische zinvolheid van groei. Er is nl. sprake van voortdurend toenemende kosten die onvoldoende opwegen tegen de meeropbrengsten die zij zouden moeten produceren. Economen noemen dat 'een negatieve schaarbeweging': de meerbaten halen de meerkosten nooit in.
Hij geeft nog een hint: het ligt aan de ondernemersbeslissingen. Dat betekent iets heel anders: boeren is zo complex geworden dat je niet alleen een goeie boer moet zijn, maar ook een uitstekend ondernemer om nog geld te kunnen verdienen.
Ik gok op het laatste en vermoed dat een kleiner bedrijf net wat overzichtelijker, financieel (iets) minder risicovol en daardoor minder complex is. De woorden van ZLTO-voorzitter Vermeer dat de dagen van het almaar groter wordende bedrijf voorbij zijn, komen weer op: daar hebben we eenvoudigweg de boeren niet voor, tenzij we het boerenbedrijf in handen geven van louter financieel georienteerde supermarktondernemers. En dat wil hij, wijselijk, liever niet.