Ik probeer het geheel samen te vatten in één impressie van de respectievelijke bijdragen aan duurzame wereldvoedselvoorziening van 4 extreme typen van eiwitproductie en consumptie. Ook probeer ik het belang van de beperkende factoren voor ieder van die typen aan te geven.

Nederland en de Sahel staan voor de twee extremen wat eiwitproductie betreft; de rest van de wereld ligt daar tussenin. Het vegetarisch-biologisch en de dierloze alternatieven voor vleesproductie staan voor een stijl van leven.

Nederland gebruikt akkers voor vee
Het Nederlandse productiesysteem bedreigt de duurzaamheid door het extreme accent op de dierlijke productie. Waar wereldwijd maximaal een derde van de landbouwgrond voor akkerbouw geschikt is, is dat in Nederland meer dan de helft. Maar wij gebruiken akkerland met name voor de veehouderij, en gebruiken daarvoor ook nog veel land elders in de wereld.

Het staatje valt dan ook negatief uit voor Nederland. En in plaats van de oorzaak van stik- en koolstofemissie aan te pakken, gaan we door met symptoombestrijding. De kosten van de eiwitproductie stapelen zich op, terwijl de baten fluctueren en boeren er steeds minder grip op hebben.

Daarentegen is de enige regel waar de Sahel geen minnetje krijgt die met betrekking tot land; er staat een vraagteken. Er is nog wel landbouwland beschikbaar, maar door gebrek aan stikstof en fosfaat, aan kunstmest, is het akkerareaal veel te klein en wordt het uitputtend gebruikt. Daardoor zijn enorme oppervlakten weidegrond niet meer bruikbaar voor één van de productiefste veehouderijsystemen van de semi-aride wereld. Onderwijl verdwijnen de resterende bossen en andere natuurterreinen door ontginning snel.

Wat in het Nederlandse systeem het teveel is, kan in de Sahel nou juist een positief keerpunt betekenen.

Laat biologisch weg en accepteer veeteelt
Veel te veel land
Voor de vegetarisch-biologische leefwijze is veel te veel land nodig om een leefwijze van enige betekenis te worden. Het zou de voedselveiligheid ook in gevaar brengen. Laat biologisch weg, en accepteer voor veeteelt a) gebruik van landbouwland dat niet voor akkerbouw geschikt is en b) akkerbouwbijproducten en voedselafval, en het plaatje wordt totaal anders. Zo wordt het opeens een manier van leven die het grootste aantal mensen duurzaam kan voeden.

Met die laatste zin overdrijf ik vermoedelijk. Bij de huidige alternatieven voor eiwitproductie via vee is er tenminste één die het aantal mensen dat duurzaam gevoed kan worden nog iets vergroot: het gebruik van akkerbouwbijproducten en voedselafval om er via micro-organismen eiwit mee te produceren1. Micro-organismen zijn onze nieuwe schillenboer.

Micro-organismen zijn de nieuwe schillenboer
In vleesvervangers heb ik minder vertrouwen. Naast genoemde sterke bewerking - 'highly processed' - van het plantaardige bronmateriaal en alle toevoegingen zou de energiebehoefte een beperking kunnen zijn, wanneer fossiele energie echt in de ban wordt gedaan. Eet bonen, peulen en noten eten om de eiwitten uit graan en dergelijke te completeren!



Zoals de tekst en tabel laten zien ben ik van mening dat het areaal aan akkerland de meest beperkende factor voor de eiwitvoorziening zijn zolang fosfaat en stikstof de productiviteit ervan hoog kunnen houden en fossiele energie het functioneren van de hele keten mogelijk maakt.

Dat areaal wordt een nog groter bottleneck wanneer fossiele energie wordt uitgebannen. Directe en indirecte zonne-energie is ongetwijfeld het verreweg meest voorkomende alternatief; het staat dan ook aan de basis van de fossiele brandstoffen.

De meest effectieve plant om zonne-energie vast te leggen is de oliepalm
Oliepalm onterecht in de ban
We moeten wel bedenken dat zonnepanelen direct concurreren met planten om de ruimte die nodig is om die energie beschikbaar te maken. De meest effectieve plant om zonne-energie vast te leggen is de oliepalm. Dankzij het grootste bladoppervlak per eenheid landoppervlak2, produceren oliepalmplantages tot 4 t/ha olie. Voor onze meest gebruikte olie gewassen, koolzaad, zonnebloem en soja is dat respectievelijk 1,1, 1 en 0,5 t/ha. Niettemin hebben we nou juist de oliepalm in de ban gedaan.

Meer productie maar minder duurzaam
Achter land, energie en kapitaal gaat ook de boer schuil. Kapitaal maakt de rol van de boer steeds ondergeschikter. In dat proces wordt de kleine boer vervangen door de industriële boer, die uiteindelijk door het grootkapitaal vervangen wordt.

Dat mag de productie ten goede komen, maar het gaat ten koste van duurzaamheid. De mensen met de leefwijzen van de laatste twee kolommen proberen dit proces te keren, maar in plaats van het kapitaal aan te pakken jagen ze de boer tegen zich in het harnas.

Om het beperkte landareaal zo effectief mogelijk te benutten, moet de eiwitproductie per hectare zo hoog mogelijk zijn. Dat kan op via vlinderbloemigen plus fosfaat of via andere gewassen plus kunstmeststikstof, wat fosfaat en andere elementen.

Zoals gezegd, is de laatste optie financieel vaak het gunstigst. Dat komt met name omdat stikstofkunstmest met fossiel aardgas wordt gemaakt, terwijl de eindigheid van het al even fossiele fosfaat de prijs omhoog stuwt. Daarbij komt dat de overgang van aardgas naar hernieuwbare energie voor de productie van stikstofkunstmest al op gang is gekomen. Technologieën zijn bekend en betaalbare prijzen komen een zicht. Voor fosfaat bestaat geen alternatief. Zo efficiënt mogelijk aanwenden en zo lang mogelijk in roulatie houden van het gemijnde product is wat we moeten doen.

We verbranden hout, mest en plantaardig en dierlijk afval en maken onszelf wijs dat het een alternatief is voor gebruik van fossiele energie. Duurzame voedselproductie is niet onze sterkste kant
Ons overgebruik van stikstof en fosfaat gaat samen met verliezen. Die zijn een bedreiging voor een duurzame wereldvoedselvoorziening door onze eiwitproductie. Een andere bedreiging wordt gevormd door onze doelgroep; het zijn de rijken die dierlijk eiwit kunnen bekostigen.

Door armoede is kunstmest onbetaalbaar voor Sahelboeren. Wij gebruiken te veel, zij gebruiken nauwelijks iets. Daardoor heeft hun veehouderij zijn effectiviteit verloren en zijn hun akkers snel uitgeput. Doorgaande ontginning en bosverlies zijn het gevolg.

De bosaanplant in rijke landen als Nederland compenseert het verlies elders niet; het bosareaal neemt wereldwijd af. Zo breken we onze beste compagnon in de strijd tegen klimaatverandering langzaam maar gestaag af. En de beperkte compensatie, vastleggen en vasthouden van koolstof in landbouwgrond negeren we. We verbranden hout, mest en plantaardig en dierlijk afval en maken onszelf wijs dat het een alternatief is voor gebruik van fossiele energie. Duurzame voedselproductie is niet onze sterkste kant.

Uitgangspunten voor verantwoorde eiwitproductie
Een meer dan inspirerend document over een duurzame wereldvoedselvoorziening is voor mij de publicatie “Uitdagingen voor het verduurzamen van het mondiale voedselsysteem” van Olivier Honnay3. Optimaal gebruik van kunstmest, verminderen voedselverliezen en verminderen eten van vlees zijn kernpunten. Ook het sparen en regenereren van bos en natuur krijgt de aandacht die het verdient. De materie in kwestie kan niet genoeg aandacht krijgen; ik neem het mee in de onderstaande aanbevelingen voor de landbouw van de toekomst.
  1. Vermijd het transport van voedsel en voeders over grote afstanden, met name waar het transport van relatief arme naar relatief rijke gebieden betreft;

  2. Benut de meest beperkende elementen voor plant en dierproductie van eiwit, stikstof en fosfaat, zo efficiënt mogelijk en houd ze zo lang mogelijk in roulatie;

  3. Praktiseer akker- en tuinbouw zoveel mogelijk op de beste gronden; gebruik akkerland niet voor veeteelt, ook niet indirect via de productie van veevoer;

  4. Beperk veeteelt tot a) de weidegronden ongeschikt voor akkerbouw; b) tot gemengde bedrijven met bijproducten van akker- en tuinbouw als hoofd voederbron; en c) tot valorisatie van bijproducten van de voedselindustrie en van voedselafval. Houd de hoeveelheid voedselafval zo klein mogelijk, en focus onderzoek naar eiwitproductie als alternatief voor veeteelt in de eerste plaats op het niet te voorkomen afval. Herkauwers lijken het meest geschikt voor de eerste twee voederbronnen, varkens en pluimvee zijn misschien te vervangen door alternatieve eiwitproductie;

  5. Verminder het eten van dierlijk eiwit met minstens 30%, de vermindering waar Olivier Honnay (zie boven) mee rekent;

  6. Verbeter en onderhoud de vruchtbaarheid en kwaliteit van akkers met gebalanceerd4 en optimaal gebruik van kunstmest in combinatie met bodemverbeteraars als mest, compost en kalk. De aanwezigheid van bomen kan de behoefte aan bodemverbeteraars sterk verminderen, maar is geen alternatief voor kunstmest5
  7. Beperk het risico van ziekten en plagen en de kosten om ze te bestrijden via a) genetische gereedschappen, b) door gemengde rijen-akkerbouw en slimme wisselteelt, en c) door het beperken van hoge dierconcentraties;

  8. Bevoordeel acceptabele bedrijfsgrootte. Het zijn middelgrootte boeren die durf en mogelijkheden hebben om te investeren in noodzakelijke aanpassingen en veranderingen. Daarbij moeten problemen bij de basis worden aangepakt; symptoombestrijding moet vermeden worden.

  9. Verbeter de beschikbaarheid en toegankelijkheid van kunstmest en voedsel; draag zorg voor een homogener verdeling wereldwijd. Voorkom zo sociale en politieke instabiliteit, zowel als verdere ontginning van bos en andere natuurgebieden.

  10. Stop zo ontginning, geef zelfs land terug aan de natuur en promoot herbebossing, ‘rewilding’ en natuurbescherming, evenals verhoging van het organisch stofgehalte van landbouwgrond. Vermijd concurrentie tussen gewasgroei en het vastleggen van zonne-energie als alternatief voor fossiele energie. Dit alles voor een maximale opslag van CO2 voor het onder controle brengen van klimaatverandering.

  11. Verminder de eiwitproductie in rijke landen en stel arme gebieden in staat meer eiwit op minder land te produceren.
Helaas zullen deze uitgangspunten voor een duurzamere eiwit- en voedselproductie voedsel duurder maken. Dat zal zelfs in rijk Nederland voor veel mensen een groot probleem worden. Ooit volgde ik een training in Frankrijk. In het instituut in kwestie was het restaurant rond de keuken gesitueerd: het restaurant was verdeeld in 3 gelijke parten. Je functie, en dus je salaris bepaalde in welk part je tijdens de middag mocht komen eten. Het eten was gelijk, de prijs steeg met het salaris!

Noten

1. Sergiy Smetana et al., 2023. Meat substitutes: Resource demands and environmental footprints. Resources, Conservation & Recycling 190 (2023) 106831.
2. LAI van 10; 10 m2 blad per m2 door de grond bedekt kroonoppervlak.
3. Uitdagingen voor het verduurzamen van het mondiale voedselsysteem. Wetenschap in een veranderende wereld, p. 185 – 208. Universitaire Pers Leuven, 2020
4. De benodigde elementen in de juiste hoeveelheid en zoveel mogelijk op de juiste momenten toegediend. Vermijdt overdosering; accepteer niet dat de wet van verminderde meeropbrengst gaat gelden.
5. Breman, H., 2018. Trees to avoid or trees to support the use of fertilizers on crops? Proceedings of the 4th European Agroforestry Conference Agroforestry as Sustainable Land Use. Published by the European Agroforestry Federation and the University of Santiago de Compostela, Spain. p. 17 – 20.
Dit artikel afdrukken