Laat ik beginnen met de sterke punten van Thomas Oudmans Uit de shit. De auteur heeft een duidelijke visie. Wat mij aanspreekt is dat hij denkt vanuit het ecosysteem. De landbouw is daarop gebaseerd, is er onderdeel van en moet het onderhouden. Dat laatste zou volgens Oudman zelfs de primaire taak van de landbouw zijn. Dat lijkt me niet terecht, maar hij heeft gelijk: landbouw is óók natuur en kan er niet van worden gescheiden.

Oudman is geen veganist en erkent de meerwaarde van vee en mest voor de bodemkwaliteit
Voorop daarbij staat een gezonde bodem met een rijk bodemleven dat belangrijke functies vervult. Wormen graven tunnels waardoor zij plantenresten omlaag slepen en maken zo ook luchtgaten voor het gewas; bacteriën binden stikstof, schimmels halen mineralen op om ze in ruil voor suikers af te leveren in plantenwortels, en organische stof houdt mineralen en water vast. Een biodivers grasland staat meer in contact met het grondwater omdat sommige soorten dieper wortelen en is daardoor beter bestand tegen droogte.

Oudman is geen veganist en erkent de meerwaarde van vee en mest voor de bodemkwaliteit. De melkveehouderij is weliswaar de grootste veroorzaker van het stikstofprobleem, maar heeft daarmee volgens hem ook de oplossing in handen.

Hij ziet ook scherp dat het stikstofprobleem in Nederland primair voortkomt uit de enorme import van krachtvoer en kunstmest, naast de binnenlandse productie van kunstmest. Dat zijn dan ook de twee kranen waaraan we moeten draaien als we het stikstofprobleem willen oplossen. Doen we dat niet, dan dweilen we met de kraan open. Het beleid is al heel lang eenzijdig gericht op technologische oplossingen en sinds kort ook op het uitkopen van bedrijven.
Terecht signaleert Oudman een tegenstelling in het agrocomplex
Beide zijn duur. En de handel in stikstofrechten met verplichte afroming verminderde de emissies niet omdat ook ongebruikte rechten werden opgekocht, waardoor er juist méér ammoniak kwam.

Terecht signaleert Oudman een tegenstelling in het agrocomplex. Banken en industrieën (veevoer, kunstmest, bestrijdingsmiddelen, vlees en zuivel) hebben er belang bij het productievolume overeind te houden, boeren hebben vooral belang bij een goed inkomen, ook als ze dat kunnen verdienen met minder en betere productie. Vandaar dat sommige agro-industrieën de campagne van Caroline van der Plas hebben gesponsord. (Terzijde: ook de acties van Farmers Defence Force.) Boeren hebben volgens Oudman geen verdienmodel maar zijn een verdienmodel.

Hij stelt dat het natuurbeleid te zeer gericht is geweest op scheiding van landbouw en natuur. Daar kan ik zelf over meepraten. De scheiding begon al met het creëren van reservaten in de ruilverkavelingen in de jaren 60, en werd enigszins afgezwakt met de Relatienota in 1975, toen op een beperkt areaal ook combinaties van landbouw en natuur voor vergoedingen in aanmerking kwamen. In het Natuurbeleidsplan van 1989 stond natuurontwikkeling zonder landbouw voorop, maar daarna kreeg ook agrarisch natuurbeheer in beperkte gebieden weer meer aandacht. Die archipel had steeds als onuitgesproken nevendoel om de landbouw op het grootste deel van het landbouwareaal vrij baan te geven.

Dat is volgens Oudman nu ook het doel van het uitkopen van piekbelasters rond N2000 gebieden. Hij vindt de miljarden die zijn gereserveerd voor het uitkopen van bedrijven weggegooid geld, dat veel doelmatiger kan worden besteed aan de broodnodige transitie van de landbouw. Ook waarschuwt hij voor jarenlang voor slepende rechtszaken over gedwongen onteigening.

Een laatste sterk punt: het boek bevat tal van interessante weetjes, zoals dat mestinjectie meer lachgas (een broeikasgas) genereert en dat veehouders met kippen- en varkensstallen vaker longproblemen hebben. Het grote aantal eindnoten is leerzaam.

So far so good; over naar de kritische punten. De vier belangrijkste: een scheef beeld van de geschiedenis, een irreëel stikstofbeleid, economische dagdromen en de illusie van méér boeren. De kleinere punten heb ik in de tekstbox onderaan de pagina vermeld.

Het agro-ecosysteem was voor ca. 1850 allesbehalve robuust, want niet circulair maar lineair
Scheef beeld van de geschiedenis
Om te beginnen schetst Oudman een romantisch beeld van het verleden. Dat de landbouwnatuur tot ver in de 19e eeuw rijk en divers klopt. Maar was het ecosysteem ook zo robuust dat plagen meestal geen kans kregen? Wat dan bijvoorbeeld te denken van veldmuizen, die al heel lang een zware, terugkerende plaag zijn? En de runderpest die in de 18e eeuw in Europa 3 miljoen runderen heeft uitgeroeid? En van de schimmel moederkoren die eeuwenlang heeft huisgehouden in granen?

Nog belangrijker: het agro-ecosysteem was vóór ca. 1850 allesbehalve robuust, want niet circulair maar lineair. Op de hogere zandgronden raakte de bodem in de 19e eeuw verregaand uitgeput. Dat kwam doordat grazende schapen eeuwenlang vanaf de heidevelden mineralen opnamen om die via hun mest af te leveren in de potstal, waarna deze mest werd gebruikt om de esgronden vruchtbaar te houden. Ook het afplaggen van heide werd voor deze concentratie van mineralen gebruikt. Gevolg: uitputting van de heidevelden. Medio 19e eeuw kon de voedselproductie voor de groeiende bevolking slechts worden gered door aanvoer van fosfaat en stikstof uit Zuid-Amerika in de vorm van guano (vogelmest) en chilisalpeter (een delfstof) en later ook fosfaat (Thomasslakkenmeel) uit de Europese staalindustrie. Kunstmest redde de landbouw. Maar dat staat haaks op de visie van Oudman, die kunstmest vooral ziet als een bodemverpester. Kunstmest heeft de landbouw volgens hem losgetrokken uit de natuurlijke kringloop van mineralen. Maar die kringloop was er helemaal niet.

Nog zo’n historische uitglijder: de hongerwinter zou het gevolg zijn geweest van Duitse treinblokkades. Maar de primaire oorzaak was een spoorwegstaking die was bedoeld om Duitse wapentransporten naar het westen van Nederland te verhinderen. Ook stelt Oudman dat voedsel aan het eind van de Tweede wereldoorlog schaars was doordat veel landbouwgrond was vernield. Maar een veel belangrijker oorzaak was dat kunstmest tijdens de oorlog zeer schaars was geworden. Er was vooral gebrek aan fosfaat en kali, minder aan stikstof, dat deels was vervangen door meer vlinderbloemige gewassen te telen.

Ook van het heden maakt Oudman soms een karikatuur. Zo stelt hij twee keer dat koeien vandaag niet meer in de wei komen. Dat klopt niet. De weidegang is wel teruggelopen, maar op meer dan 80% van de melkveebedrijven komen koeien nog altijd in de wei, mede als gevolg van premies die de zuivelindustrie en supermarkten veehouders daarvoor betalen.

De toekomst kan volgens Oudman net zo rooskleurig worden als het verleden. Minder koeien, die zonder kunstmest en amper krachtvoer genoeg melk produceren voor de Nederlandse consument. Niet minder maar meer boeren. Verder een “waanzinnig natuur-cultuurlandschap dat niet onderdoet voor natuurlijke rijkdom in de rest van de wereld.” En “zoemende bijen, kleurrijke vlinders en ontelbare andere insecten. En misschien wel miljoenen kwetterende vogels”. Ook dicht bij huis zal er veel meer natuur zijn. Bovendien zal deze landbouw beter bestand zijn tegen klimaatverandering.

Het kan niet op! Alles kan straks overal. En Oudman verzekert de lezer dat het geen utopie is.

Lidstaten mogen niet op eigen houtje Invoerheffingen en -quota opleggen
Hoog tijd om verder in te zoomen op andere zwakke punten in Oudman’s betoog.

Irreëel stikstofbeleid
Hoe wil Oudman het doel van extensieve landbouw met meer natuur én meer boeren bereiken?
In de eerste plaats door de twee hoofdkranen van stikstof in Nederland dicht te draaien: de invoer van krachtvoer en de import en de binnenlandse productie van kunstmest. Voor zo’n aanpak bij de bron zou inderdaad veel te zeggen zijn, maar is helaas niet toegestaan in de gemeenschappelijke markt. Daarin mogen lidstaten niet op eigen houtje invoerheffingen en -quota opleggen. Aan de buitengrenzen van de EU zijn wel heffingen en quota mogelijk, maar daarvoor bestaat vooralsnog geen draagvlak.

Wat Nederland zelfstandig kan doen is de invoer van stikstof op bedrijfsniveau aan banden leggen. Dat is in de periode 1998-2006 al gedaan met het Minas-systeem. Daarin moesten boeren een heffing betalen voor het verschil tussen aan- en afgevoerde stikstof boven een toelaatbaar geacht niveau per hectare. Hoewel zeer effectief, is dat systeem door de Europese Commissie niet erkend als volwaardige nitraatbeleid. (Terzijde: dat was mede te wijten aan een lobby van de Stichting Natuur en Milieu, die meer zag in staarten tellen – een veel grovere methode). Dat systeem verdient herinvoering en daarvoor bestaat ook draagvlak in de melkveesector.

Maar Oudman wil de stikstofkraan helemaal dichtdraaien. Dan zou er alleen nog stikstof komen uit biologische stikstofbinding door klavers en andere vlinderbloemigen. Dat kan inderdaad, maar zou wel gepaard gaan met een daling van de melkproductie per hectare met ca. 20%. Daarnaast zouden we minder zuivel en vlees moeten consumeren. Ook dat kan in principe, maar dan zal ook het areaal grasland teruglopen, dat Oudman nou juist ecologisch wil laten opbloeien.

Hogere prijzen krijgen de bio boeren in een nichemarkt. Maar die prijzen zullen snel instorten als de productie sneller groeit dan de vraag
Economische dromen
Vervolgens rijst de vraag: kan dit economisch uit? Volgens Oudman wel. Sterker: er kunnen méér boeren komen!
Wat daaraan kan bijdragen is dat de overheid boeren gaat betalen voor al hun ecosysteemdiensten, zoals water filteren, CO2 opslaan in bodem, onderhoud natuurlijke rijkdommen, grond gezond houden, organisch afval recyclen en landschap vormgeven. Daar verwacht hij – terecht - meer van dan van vrijwillige meerprijzen voor de consument. Maar ook hier geldt: de EU zal Nederland geen hoge betalingen toestaan boven op de reeds bestaande toeslagen uit het gemeenschappelijk landbouwbeleid.

Oudman verwijst ook naar de bioboeren, die gemiddeld meer verdienen dan hun gangbare collega’s omdat ze lagere kosten en hogere opbrengstprijzen hebben. Lagere kosten van kunstmest, krachtvoer, dierenartsen en machines, maar dat laatste betwijfel ik, want ook in de biolandbouw is schaalvergroting gaande. De hogere prijzen krijgen de bioboeren in een nichemarkt. Maar die prijzen zullen snel instorten als de productie sneller groeit dan de vraag. En die vraag valt moeilijk te beïnvloeden.

Dat risico ziet Oudman ook en hij draagt enkele oplossingen aan. Ten eerste een verplichte duurzaamheidsstandaard voor alle supermarkten. Die zullen de meerkosten daarvan compenseren door boeren minder te betalen, maar dat zal niet de bedoeling zijn. Of ze berekenen de kosten door aan consumenten. Maar die kunnen dan gaan shoppen buiten de supers en over de grens. De hogere prijzen zullen ook de vraag afremmen, maar dat laatste vindt Oudman nou juist wenselijk, althans voor de dierlijke producten. Als tweede optie noemt hij een verplichte duurzaamheidsbijdrage. Die zal dezelfde effecten hebben, maar de overheid kan de opbrengst van de bijdrage inzetten om de transitie van de veehouderij te ondersteunen en om de sociale minima te compenseren voor de verhoogde prijzen.
Dat lijkt me in principe een goede weg, maar alleen als de bijdrage niet te hoog wordt, want anders komen grote groepen consumenten in verzet. Oudman vindt het juist een goed moment om de prijzen te verhogen, want voedsel wordt in de toekomst sowieso duurder vanwege het klimaat en de geopolitiek. En dan kun je de prijzen beter nu maar vast verhogen met een duurzaamheidsbijdrage om daarmee geld op te halen om de landbouw robuuster te maken.
Dat laatste is broodnodig, maar kan dat niet beter zonder prijsverhoging, althans als we gele hesjes en populisme willen vermijden?

Méér boeren?
Tenslotte: hoe komt Oudman aan méér boeren? Hij schrijft dat bedrijven kleiner kunnen worden. Maar zijn ze dan economisch sterker zodat ze minder snel omvallen? Ook kunnen veehouders omschakelen naar “mensenvoedsel”, akker- en tuinbouw dus, hoewel hij eerder (ten onrechte) had gezegd dat alleen het uiterste zuidoosten van ons land daar geschikt voor is. Ook die producten moeten dan biologisch zijn en zullen dus eveneens duurder worden. Maar is daar een markt voor in Nederland en op de exportmarkt? Of zullen Nederlandse consumenten eerder kiezen voor het goedkopere importproduct?

Het boek geeft een scheef beeld van de agrarische geschiedenis en schetst mede daarom een sprookjesachtig, maar ecologisch, economisch en Europeesrechtelijk irreëel toekomstperspectief
Een andere optie van Oudman is grondaankoop voor groene landbouw, zoals al wordt gedaan door initiatieven als Land van Ons, Herenboeren en Aardpeer (niet wij.land zoals Oudman schrijft). Prima ontwikkeling, maar erg groot zal het areaal niet worden, want grond is peperduur. Bovendien is de aanpak afhankelijk van burgers die bereid zijn om mee te werken op het bedrijf en/of garant staan voor de opkoop van de producten. Deze vrijwilligers kun je moeilijk boeren noemen. Intussen zal ook de schaalvergroting in de landbouw nog wel even doorgaan. Onder de streep méér boeren? Dat lijkt me een illusie.

Dus?
'Uit de Shit' is een pakkend geschreven boek met een heldere visie en enkele waardevolle inzichten. Maar het is niet eenvoudig om als bioloog in je eentje een multidisciplinair boek te schrijven en Oudman heeft er zich enigszins aan vertild. Het boek staat vol kleine (zie box) plus enkele fundamentele fouten. Het geeft een scheef beeld van de agrarische geschiedenis en schetst mede daarom een sprookjesachtig, maar ecologisch, economisch en Europeesrechtelijk irreëel toekomstperspectief. Het biedt dus geen redelijke basis voor het komende stikstof- en mestbeleid. Laat staan dat Nederland daarmee, zoals Oudman hoopt, net als in de tijd van Mansholt de Europese toon kan gaan zetten.

Wouter van der Weijden is milieubioloog werkzaam bij de Stichting Centrum voor Landbouw en Milieu. Hij bedankt Frits van der Schans en Hendrik Kaput voor commentaar.

Kleinere fouten en andere minpunten in “Uit de Shit”

Stikstof
  • De stikstof uit de veehouderij komt in natuurgebieden terecht (p. 11). Dat klopt, maar de meeste stikstof slaat neer op landbouwgrond.

  • Stikstof maakt de bodem zuur, waardoor veenmos verdwijnt (p. 67). Nee, veenmos werkt zélf al verzurend.

Kunstmest
  • Industrialisering van de landbouw begon “eind 19e eeuw” met de toepassing van kunstmest (p. 31). Maar al medio 19e eeuw werden guano en chilisalpeter uit Zuid-Amerika ingevoerd.

  • Kalium komt uit nog altijd uit mijnen buiten Europa (p. 34). Ja, maar ook uit Duitsland.

  • Snijmaïs verdraagt een enorme dosis kunstmest (p. 43). Kan zijn, maar snijmaïs was juist geliefd bij intensieve veehouders omdat het veel drijfmest verdraagt.

  • Nederland heeft de slechtste waterkwaliteit van de EU door stikstof, fosfaat en bestrijdingsmiddelen uit de landbouw (p. 69). Dat klopt, maar die stoffen komen niet alleen uit de landbouw, ook uit riooloverstorten, zuiveringsinstallaties, industrie en recreatie. Bovendien tasten ook geneesmiddelen en de pil de waterkwaliteit aan.

  • Het onderzoek suggereert dat biologisch beheerde graslanden én biologische akkerbouw na verloop van tijd even productief kunnen worden als gangbaar beheerde percelen (p. 153). Een veelbelovende zin met helaas slechts 1 bronvermelding.

Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB)
  • De import van maïs en granen bleef in het plan-Mansholt vrij van heffingen (p. 35). Nee, dat gold alleen voor graanvervangers zoals tapioca en maïsgluten.

  • Nederland is de grootste importeur van soja (p. 45). Dat klopt, maar het grootste deel wordt doorgevoerd, vooral naar Duitsland.

Klimaat
  • Veel problematischer voor het klimaat dan kunstmest is methaan uit de pens van herkauwers (p. 61). Dat is de vraag. De koolstof in methaan die is uitgestoten door herkauwers (en ander “biogeen” methaan) komt van gras en voedergewassen die eerst een ander broeikasgas (CO2) uit de atmosfeer hebben gehaald.

Milieubeleid
  • Regels die bepalen wanneer boeren mogen maaien en bemesten (p. 96). Wat betreft maaien bestaan zulke regels alleen voor reservaten en voor boerenland met agrarisch natuurbeheer, maar dat is vrijwillig.

  • Kunstmest zal vooralsnog zelden nodig zijn, want het “overgrote deel” van de bodem zit zo tjokvol mineralen dat we sowieso “decennia” voort kunnen (p. 111). Bij deze boude bewering ontbreekt een bronvermelding.

  • Ook menselijke ontlasting moet terug naar het land (p. 112). Helemaal mee eens, maar het staat op gespannen voet met bovenstaande bewering.

  • Watervervuiling door fosfaat is in de periode 1990-2020 min of meer gelijk gebleven (p. 81). Maar in de bron die hij noemt, het Compendium voor de Leefomgeving, vond ik juist een forse daling, met ongeveer twee derde.

  • Door het einde van de melkquotering in 2015 werd de milieuwinst die in de jaren ervoor was geboekt tenietgedaan. Daardoor is er nog steeds een mestoverschot (p. 81). Dat klopt, behalve het woord “daardoor”: zelfs als de melkquotering was gebleven zou er een enorm mestoverschot zijn geweest, want een groot deel van dat overschot kwam van de enorme aantallen varkens en kippen.

  • BBB is mordicus tegen de uitkoop van boeren (p. 89). Nee, alleen tegen gedwongen uitkoop.

Perspectief
  • Elke euro die in de Europa in het ecosysteem wordt geïnvesteerd betaalt zichzelf 8 tot 38x terug (p. 130). Dat klinkt veelbelovend. Oudman verwijst naar een Impact Assessment van de Natuurherstelwet door de Europese Commissie, maar maakt niet duidelijk om wat voor investeringen en baten het gaat.

  • Trekvogels vanuit de hele wereld komen straks naar ons toe omdat het hier zo goed toeven is (p. 139). Dat is overdreven, want zal niet gelden voor vogels uit het Zuidelijk Halfrond en Zuid-Oost Azië, en amper voor vogels uit Noord-Amerika. Evenmin zal het gelden voor alle trekvogels. Ganzen bijvoorbeeld zullen hier ’s winters veel minder mals gras vinden als er geen kunstmest en veel minder dierlijke mest op het land komt. Maar inderdaad: als er weer meer insecten komen wordt Nederland weer aantrekkelijker voor insectivore zangvogels uit Afrika en Zuid-Europa.

  • Tenslotte: Darwin is de grondlegger van de moderne natuurwetenschappen (p. 53). Dat is te veel eer, wél wordt hij beschouwd als grondlegger van de moderne biologie.
Dit artikel afdrukken