Onlangs heeft Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zogenoemde prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie in Luxemburg, inzake de juridische houdbaarheid van het Programma Aanpak Stikstof (PAS) in het licht van de Europese Habitatrichtlijn. De kans op een positief oordeel van het Hof is naar mijn oordeel gering, vooral gezien het “arrest Orleans ” van 21 juli 2016 in een zaak die betrekking had op uitbreiding van de Antwerpse haven die het nabijgelegen Natura 2000-gebied zou aantasten. Daarbij oordeelde het Hof dat het vooruitlopen op een eventueel positief effect van de beoogde natuurcompensatie – waarvan nog niet verzekerd is dat dit effect ook daadwerkelijk zal optreden - niet is toegestaan. Indien we deze lijn doortrekken naar het PAS kan het niet anders dan dat de uitgegeven ontwikkelingsruimte in strijd is met de Habitatrichtlijn. De in het PAS gemodelleerde daling van de achtergronddepositie, waar deze ontwikkelingsruimte op is gebaseerd, moet immers nog aangetoond worden; alle metingen van ammoniakconcentraties boven Natura 2000-gebieden van de afgelopen jaren wijzen vooralsnog op een stabilisatie of zelfs stijging van de concentraties. Het zou wel heel wonderlijk zijn wanneer ondanks stijgende concentraties de ammoniakdepositie zou dalen. De fors gegroeide melkveestapel sinds het afschaffen van de melkquotering kan ook niet anders leiden dan tot een dergelijke stijging. De op voorhand door het PAS ingeboekte depositiedaling wordt verder niet gehaald omdat door de sector grootschalig wordt gefraudeerd met maatregelen als luchtwassers (bron: RIVM (2012): “Naleeftekorten bij luchtwassers in de intensieve veehouderij” ) en mestboekhouding. Zo schatte het Planbureau voor de Leefomgeving onlangs dat circa dertig tot veertig procent van de mest wordt weggewerkt in het ‘zwarte circuit’. De gevolgen van teveel uitgereden mest voor de ammoniakdepositie binnen Natura 2000-gebieden laten zich raden. Hetzelfde geldt naar mijn bescheiden mening voor het oordeel van het Europese Hof over dit hele PAS-kaartenhuis.

De veehouderij zou immers een onmisbare financiële pijler zijn onder onze economie. In onderstaand betoog wil ik deze hardnekkige mythe doorprikken op basis van vooral financiële, voor iedereen verifieerbare feiten en cijfers
Tijd voor het onvermijdelijke plan B dus; een forse inkrimping van de veestapel. Een dergelijke sanering wordt al decennia tegengehouden op basis van met name economische argumenten. De veehouderij zou immers een onmisbare financiële pijler zijn onder onze economie. In onderstaand betoog wil ik deze hardnekkige mythe doorprikken op basis van vooral financiële, voor iedereen verifieerbare feiten en cijfers.

Bij de bron aanpakken
Laten we beginnen met de grote financiële middelen die vrijkomen bij het instorten van het PAS-kaartenhuis. De kosten van het PAS bedragen 96 mln. euro per jaar (bron: LEI-nota 12-070). Het merendeel van deze kosten (69 mln. euro/jaar) hangt samen met maatregelen in de stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden (herstel-strategieën, hydrologisch herstel en herinrichting en andere maatregelen waarvan de effectiviteit nog moet worden bewezen). Het PAS kijkt vooruit tot 2030; nog 13 jaar te gaan dus en in die periode zal zo’n 1,25 miljard euro worden uitgegeven aan het hele PAS-circus zonder dat het probleem bij de bron (de veel te hoge veedichtheid) wordt aangepakt.

Als we voor dat bedrag nu eens de knuppel in het hoenderhok gooien; we gaan 1,25 miljard euro gericht inzetten voor het saneren van de veehouderij rond de 124 stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden. Per gebied is er dan 10 miljoen euro beschikbaar. Laten we als gedachtenexperiment dat bedrag eens besteden rondom een stikstofgevoelig Natura 2000-gebied van gemiddelde omvang in de zuidelijke zandgebieden, waar dit hele stikstofdossier het meest pijn doet. Het Natura 2000-gebied Loonse en Drunense Duinen en Leemkuilen is zo’n gebied.

Verwerven agrarische gronden
Stalemissies vormen de grootste bron van stikstofdepositie zo laat AERIUS Monitor/depositieopbouw per gebied zien. Een ruwe berekening in de provincie Overijssel, de provincie met de hoogste dichtheid aan stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden, wees al eens uit dat voor het saneren van de piekbelasters ongeveer € 100 miljoen nodig was. Met een dergelijk bedrag moet het dus waarschijnlijk ook in de andere provincies lukken. Voor de provincies Groningen, Flevoland en Zeeland is bovendien veel minder budget nodig (weinig tot geen stikstofgevoelige Natura 2000) dus dan is er voor elk van de overige 9 provincies zo’n 130 miljoen beschikbaar, uitgaande van de nog resterende 1,25 miljard euro uit het PAS-budget. Het vertalen van een geldbedrag in afname van stalemissies en deposities is echter lastig; per staltype en diersoort kan dit namelijk aanmerkelijk verschillen. Het saneren van de piekbelasters is weliswaar een hele stap in de goede richting maar mogelijk niet genoeg, omdat bijvoorbeeld het noodzakelijke herstel van de hydrologie in veel Natura 2000-gebieden hiermee nog niet is geregeld.

De echte economie (ca. 98,7% van ons BNP) wordt in zijn ontwikkelingsmogelijkheden gehinderd door de veehouderij-kaboutereconomie (primaire productie: ca 1,3 %) die vrijwel alle ontwikkelingsruimte uit het PAS opgebruikt
Het PAS-budget kan ook geheel besteed worden aan het verwerven van agrarische gronden rondom gevoelige gebieden. Emissies als gevolg van mestaanwending zijn na stalemissies de grootste bron van depositie binnen Natura 2000. De emissies bij mestaanwending alsmede grondprijzen zijn veel eenduidiger en wanneer de verworven gronden worden overgedragen aan de naastgelegen natuurbeheerder vervalt ook het handhavingsprobleem inzake illegaal mest uitrijden. Met deze gronden in eigendom kan rondom veel gebieden ook de natuurlijke hydrologie worden hersteld, zodat een belangrijk (soms zelfs cruciaal) onderdeel van de PAS-maatregelen alsnog kan worden uitgevoerd, ook al zetten we het PAS-budget anders in.

Natuurbeheer goedkoper dan agrarisch beheer
De betreffende gronden kunnen worden toegevoegd aan het Natura 2000-gebied; natuurbeheer is qua hectare goedkoper dan agrarisch natuurbeheer en het ecologische resultaat is veel en veel hoger. Zo kregen agrariërs in 2016 voor weidevogelbeheer maar liefst € 682,- per jaar per hectare om iets later in het broedseizoen te maaien (eigenlijk krijgt de boer dus betaald om de Flora- en faunawet te respecteren…!). Of de gespaarde nesten uiteindelijk ook volwassen weidevogels opleverden is zeer twijfelachtig en doet voor subsidieverlening niet ter zake. Wanneer men de Standaardkostprijs directe werkzaamheden Terreinbeheer voor gezamenlijke TBO’s raadpleegt, dan zien we dat Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten c.a. een hectare vochtig weidevogelgrasland in 2015 voor € 663 per ha per jaar beheerden. Iets goedkoper dus en vooral een vele malen hoger natuurresultaat dan wat de agrariërs presteren. Wanneer we dus stoppen met die dure flauwekul van agrarisch natuurbeheer kunnen we met de vrijkomende € 43,1 miljoen (in 2016) jaarlijks zo’n 720 ha landbouwgrond verwerven.

Maar ook een extensieve invulling van de verworven gronden met recreatie of wonen is denkbaar en dat genereert weer de nodige financiële middelen voor extra grondverwerving. De verstoringseffecten van dergelijke nieuwe functies voor het nabijgelegen Natura 2000-gebied zijn peanuts vergeleken met het opheffen van agrarische effecten als vermesting, verzuring, verdroging en vergiftiging. Deze laatste factoren zijn immers bepalend voor het niet behalen van de Natura 2000-doelen in veel gebieden. Verstoring speelt daarentegen een zeer ondergeschikte (bijna verwaarloosbare) rol en er is nog nooit een soort op de rode lijst beland als gevolg van verstoring.

Voor de 10 miljoen euro die vrijkomt uit het PAS-budget koop je, uitgaande van een hectareprijs van € 60.000 zo’n 167 ha landbouwgrond die vervolgens niet meer bemest wordt. Uitgaande van de bemestingsnormen voor grasland met volledig maaien op zandgrond en de emissie naar de lucht van de gangbare vorm van mestaanwending op grasland kan iedereen in AERIUS Calculator berekenen hoeveel de depositie op de stikstofgevoelige habitats afneemt wanneer rondom dit natuurgebied 167 ha wordt verworven en niet meer bemest. Wanneer bij wijze van gedachtenexperiment 5 clusters van 33,5 ha op korte afstand van de rand van het Natura 2000 gebied als zodanig worden doorgerekend in AERIUS, dan leidt dit tot een afname van de N-depositie in maar liefst 43 stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden, waarvan 26 in Nederland. Het grootste effect vindt natuurlijk plaats binnen het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen. De alternatieve besteding van 10 miljoen euro in de vorm van grondverwerving leidt hier tot een echte depositiedaling van maar liefst 143 mol/ha/jr op het stikstofgevoelige H9190 Oude eikenbossen. Waarschijnlijk valt deze daling in de praktijk hoger uit omdat ook rondom dit gebied ongetwijfeld sommige boeren momenteel meer mest injecteren dan wettelijk is toegestaan. Op andere stikstofgevoelige habitats is de depositieafname lager (51 tot 1 mol/ha/jr) maar in ieder geval echt, niet virtueel. Wanneer dit rondom elk Natura 2000-gebied wordt toegepast ontstaat bovendien een cumulatie-effect; indien de maatregelen bij één Natura 2000-gebied 26 andere Nederlandse Natura 2000-gebieden positief beïnvloedt, dan is het totale depositie-effect aanzienlijk groter dan per gebied berekend.

Substantieel zijn ook de afname van gezondheidsrisico’s voor bewoners en recreanten en de daarbij behorende afname van zorgkosten en arbeidsverzuim, maar ook deze opbrengsten zijn vooralsnog moeilijk te kwantificeren
Depositiedaling
Hoe verhoudt dit effect zich tot de PAS-maatregelen? Het PAS modelleert voor 2030 een gemiddelde depositiedaling binnen dit Natura 2000-gebied van circa 150 mol/ha/jr als gevolg van met name verbeterde stal- en mestaanwendingstechnieken. Deze daling is geheel virtueel want bewezen moet nog worden of deze technieken ook werken en of alle boeren ze volgens de regels toepassen. Het eerder aangehaalde onderzoek van het Planbureau voor de Leefomgeving toont immers aan dat meer mest wordt uitgereden dan wettelijk is toegestaan; de in het PAS gemodelleerde dalende achtergronddepositie houdt hier echter geen rekening mee.

Een andere toepassing van het PAS-budget leidt dus in ieder geval tot een echte, daadwerkelijke depositiedaling. Daarnaast zijn er natuurlijk nog veel meer voordelen; rondom de verworven gronden neemt het woongenot en daarmee de waarde van de omliggende woningen fors toe; stankoverlast en risico’s van fijnstof en zoönosen hebben nu eenmaal een drukkend effect op huizenprijzen. Hogere huizenprijzen leiden weer tot hogere ozb-inkomsten en overdrachtsbelastingen voor gemeente en rijk. Hetzelfde geldt voor de belevings- en financiële waarde van de omliggende recreatiefuncties, zeker wanneer deze gronden worden gecombineerd met het aanplanten van 100.000 ha nieuw bos, zoals onlangs door Nederlandse bos- en houtsector is voorgesteld. Substantieel zijn ook de afname van gezondheidsrisico’s voor bewoners en recreanten en de daarbij behorende afname van zorgkosten en arbeidsverzuim, maar ook deze opbrengsten zijn vooralsnog moeilijk te kwantificeren. In het geval van de Loonse en Drunense Duinen spelen bovendien concreet de ontwikkelingsmogelijkheden van de Efteling (omzet ruim 100 miljoen euro per jaar), die momenteel ernstig gefrustreerd worden door het stikstofdossier. In grote delen van Nederland gelden waarschijnlijk vergelijkbare problemen; de echte economie (ca. 98,7% van ons BNP) wordt in zijn ontwikkelingsmogelijkheden gehinderd door de veehouderij-kaboutereconomie (primaire productie: ca 1,3 %) die vrijwel alle ontwikkelingsruimte uit het PAS opgebruikt. Met het instorten van de PAS zal deze uiterst scheve balans nog veel pijnlijker worden.

Aanstaande maandag rekent Eric van der Aa voor welke besparing sanering van de veehouderij kan opleveren; dit deel is inmiddels hier te vinden
Dit artikel afdrukken