Geert Van Istendael trekt al decennia lang in de zomer naar la France profonde, het achterland waar het oude leven nog bestaat. In het midden van het land heeft hij in een toeristenarm, maar wonderschoon gebied een eigen huis. Het staat in een landschap van "groene glooiingen, uitwaaierende eiken boven schapen en rosse koeien, kastanjewouden, vijvers, meren. Snelle beken, die onvermoeibare babbelaars."

Hij vertelt over zijn al dertig jaar oude, hechte vriendschap met een boer uit zijn dorp. En over de exode rural, de leegloop van het platteland.

Je moet wel tegen eenzaamheid kunnen. Het gebied is extreem dun bevolkt. Het dorp waar ik hok, heeft elf inwoners per vierkante kilometer, de dorpen verderop vijfentwintig, tweeëndertig, negen. En het verbetert niet. Er zijn zoveel Franse landelijke departementen waar het niet verbetert. L’exode rural zoals ze het in Parijs noemen, is een van de grote, stille drama’s van Frankrijk. In de achttiende eeuw had het dorp meer dan drieduizend inwoners, in 1900 meer dan tweeduizend, kort voor de Tweede Wereldoorlog krap zestienhonderd. Vandaag zevenhonderd en de beetjes. Nog een geluk dat Nederlanders en Engelsen er zich komen vestigen. Zij knappen de verlaten oude huizen op en houden de leegloop toch een beetje tegen.

Van Istendael spitst zijn verhaal toe op de boer.

Ja, hij voerde het hoge woord. Ik heb het hier ooit al eens beschreven, in volmaakt Frans. De doornige spraakkunst, de precieuze woordenschat vond je niet beter bij les intellos die de juiste bistrots in Parijs bevolken. Dat uit de mond van een agriculteur, want zo noemde hij zichzelf trots en zelfbewust. Maar zijn woord was recht voor de raap, helder als glas, niet zo beladen met eigenwaan als het discours dat je op de (overigens uitstekende) Franse radio hoort uit de mond van ministers en geconsacreerde filosofen.

Onvoorwaardelijke toewijding
Ze hebben me veel geleerd, die jaren. Bijvoorbeeld, de onvoorwaardelijke toewijding van mijn vriend aan de boerenstiel. Tegenwoordig gebruikt men voor alles en nog wat het woord passie. Je zegt niet meer, ik vind koffie lekker, je zegt, ik heb een passie voor koffie. Niet meer, ik kijk graag naar Thuis, nee, ik heb een passie voor Thuis. Het woord is afgebleekt. Uitgehold. Maar voor hem wil ik het weer opvoeren, want voor hem krijgt het woord weer gloed. Deze boer had een passie voor landbouw … ach, wat zit ik te bazelen, ik spreek te abstract, pour l’agriculture, wat is dat nou, ik heb te lang naar Fransen geluisterd. Deze boer had een ware passie voor koeien, voor akkers, voor zaadgoed. Voor mest.

En toen begon de aftakeling. De onverbiddelijke aftakeling van die trotse dienaar van de aarde. Je hart kromp ineen als je zag dat zijn hart gebroken was.
Hij zonk weg in een depressie. Een boerendepressie.
Hij had zware jaren doorgemaakt. Instortende prijzen voor varkenvlees. Afbetalingen voor groot landbouwtuig. Internationale concurrentie. Hij stapte zelden, hij rende altijd van hot naar haar. Niets kon hem eronder krijgen. Niets kon zijn sonore woord breken. Dachten wij.

Maar nu sliep hij niet meer. Angsten bereden hem, angst voor zijn eigen bedrijf, het bedrijf waar hij jaar in jaar uit voor gewroet had, ’s morgens en ’s avonds en ’s nachts, comme un forçat, zoals hij het zelf altijd zei, als een dwangarbeider. Angst voor zijn beesten, angst voor zijn stallen, angst voor de administratie. Hij slikte ladingen pillen, het mocht niet baten.


Alles verkocht
Hij verkocht zijn prachtig kasteelboerderij met de indrukwekkende toren. Aan rijke buren die hij niet kon luchten.
Hij verkocht de grond. De koper was niet de koper van zijn keuze, maar hij durfde het contract niet te weigeren. Hij was doodsbang voor de SAFER, de société d'aménagement foncier et d'établissement rural, het organisme dat in ieder departement mee de verhandeling van landbouwgrond moet regelen. Hij verkocht zijn prachtig kasteelboerderij met de indrukwekkende toren. Aan rijke buren die hij niet kon luchten. Net voor hij naar de notaris ging, zei hij me: Dit is de ongelukkigste dag van mijn leven. Ik wil daar niet weg. Ik zei hem: je hóéft helemaal je handtekening niet te zetten. Niemand kan je dwingen je erf te verkopen. Maar hij had de kracht niet meer om nee te zeggen.

De boerderij was weg, koeien en stallen en tractors waren verkocht.
We wilden hem opmonteren en gingen naar een circusvoorstelling, in een godvergeten gat, zestig kilometer rijden, maar daar draait een beetje Fransman zijn hand niet voor om. Er speelde daar een accordeonist, een virtuoos zonder weerga, zo eentje die muziek lijkt te zweten. Iemand zei achteraf: het is alsof zijn accordeon een stuk van zijn lijf is. De boer zei: de koeien waren een stuk van mijn lijf.
Eén zinnetje. Heel zijn onmacht. Maar ook heel zijn onwankelbare toewijding




Buiten de werkelijkheid
Deze zomer zag Van Istendael zijn vriend de boer terug. Hij was een schim van zichzelf. Van de boerenprotesten, die Frankrijk in vuur en vlam zetten, wist hij niets. Hij luisterde niet naar de radio, keek geen televisie en las geen kranten. Van Istendael praatte hem bij en zag wat vonkjes in zijn ogen oplichten. Maar het mocht niet baten.

Een week later kwam een buurvrouw ons melden dat hij er een eind aan had gemaakt. Pillen. Hij legde grote voorraden aan. Hij was uit huis gegaan en ging zich verstoppen in de ondoordringbare wildernis. Die heb je daar in overvloed. Braamstruiken. Varens. Gaspeldoorn. De gendarmerie heeft hem pas na uren zoeken gevonden.

Bij de uitvaart zat de kerk bomvol. Van Istendael besluit: Het lied La Montagne werd ingezet, van Jean Ferrat. Bij ons is het overbekend geraakt als Het dorp, in de vertaling van Friso Wiegersma, gezongen door Wim Sonneveld (En langs het tuinpad van mijn vader, zag ik de hoge bomen staan …). In ruraal Frankrijk is het zowat een nationale hymne. Driekwart van de kerk zong het uit volle borst. De twee priesters kenden de tekst uit het hoofd, hoewel Jean Ferrat toch bekend stond wegens zij uitgesproken communistische sympathieën. Maar dit chanson beschrijft als geen ander het verval van het Franse dorp, de leegloop, de ijdele moderniteit die het platteland vernielt, melancholiek, goddank zonder sentimenteel geleuter.

De volledige column van Geert van Istendael verscheen op 17 augustus op MO*, met de titel 'Leven als een dwangarbeider'.

Fotocredits: 'La France profonde', Thomas
Dit artikel afdrukken