Het CBS publiceerde vandaag Smakelijk weten, een boek vol feiten en cijfers over voeding en gezondheid. Opvallend: in de jaren 2000-2011 is de boerenstand met bijna 30 procent gekrompen, en het landbouwareaal met 6 procent. Toch is in diezelfde jaren de landbouwproductie met zo'n 30 procent toegenomen. Zijn dergelijke groeicijfers nog lang vol te houden?
'In 2000 was de gemiddelde Nederlandse melkkoe goed voor 7,3 duizend liter melk. In 2011 was dit al 8,1 duizend liter, een forse toename in productie.' Dat zegt de lezenswaardige rapportage vol wetenswaardige feiten Smakelijk weten van het CBS. Van de bijna 12 miljard liter melk die in 2011 geproduceerd werd, ging ruim de helft in kaas (746 kilo fabriekskaas), een tiende in consumptiemelk en de rest werd verwerkt tot andere zuivelproducten en melkpoeder. 200 miljoen liter bleef op de boerderijen en leverde o.a. 7 miljoen kilo boerenkaas op.
Een doorsnee productiedag in 2011 levert een verbazingwekkende hoeveelheid voedsel op: 1,7 eieren per dag per Nederlander, 630 gram aardappelen, 810 gram groenten en 485 gram vlees (63 procent varken, 23 procent kip, 13 procent rund). In de periode 1950–2011 blijkt de productie vervijfvoudigd te zijn. En dat terwijl het aantal land- en tuinbouwbedrijven in diezelfde periode teruggelopen is van 410.000 tot 70.000, en het landbouwareaal afnam met 400.000 hectare.
We kunnen al dat eten zelf niet op. Daarom exporteren we een groot deel ervan. In de periode 1950–2011 steeg de export van groente van
van 0,3 miljard tot 7,9 miljard kilo. Per inwoner komt dat neer op 33 kilo in 1950 en ruim 475 kilo in 2011. Ook kaas zijn we aanzienlijk meer gaan exporteren, van 7 kilo per inwoner in 1950 naar 43 kilo in 2011. Aardappelen exporteerden we in 1950 al behoorlijk veel, 52 kilo per inwoner. In 2011 is dat opgelopen naar 72 kilo. In diezelfde periode steeg de bevolking aanzienlijk.
De totale exportwaarde van Nederlandse voeding was in 2011 42 miljard euro. We exporteerden vooral naar Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, België, Frankrijk en Italië. In 2011 stond er 28 miljard euro aan voedingsimporten tegenover, vooral uit Duitsland, België, Frankrijk, Brazilië en het Verenigd Koninkrijk.
In wat we wel opeten is een drastische verschuiving te zien. In 1950 at een gemiddelde Nederlander ruim 350 gram aardappelen. Dat is in 2011 afgenomen tot 230 gram. De hedendaagse Nederlander eet echter veel meer kaas en vlees dan zijn landgenoot uit 1950. At die nog 48 gram vlees en 16 gram kaas per dag, in 2011 is dat opgelopen tot 116 en 49 gram respectievelijk. Het aandeel groenten op ons bord is licht afgenomen, van 181 naar 164 gram per dag.
Voor die ruime hoeveelheden eiwitten zijn we de afgelopen 50 jaar ook nog eens veel minder gaan betalen. In 1960 ging ruim dertig procent van het huishoudbudget op aan voedsel. In 1980 was dit gedaald naar 16 procent en in 2011 naar 11 procent. Binnen het besteedbare bedrag wordt nog altijd het grootste deel (25 procent) uitgegeven aan vlees en vis.
Het kan niet op. Of juist wel?
Illustratie: CBS Smakelijk Weten
Dit artikel afdrukken
Een doorsnee productiedag in 2011 levert een verbazingwekkende hoeveelheid voedsel op: 1,7 eieren per dag per Nederlander, 630 gram aardappelen, 810 gram groenten en 485 gram vlees (63 procent varken, 23 procent kip, 13 procent rund). In de periode 1950–2011 blijkt de productie vervijfvoudigd te zijn. En dat terwijl het aantal land- en tuinbouwbedrijven in diezelfde periode teruggelopen is van 410.000 tot 70.000, en het landbouwareaal afnam met 400.000 hectare.
We kunnen al dat eten zelf niet op. Daarom exporteren we een groot deel ervan. In de periode 1950–2011 steeg de export van groente van
van 0,3 miljard tot 7,9 miljard kilo. Per inwoner komt dat neer op 33 kilo in 1950 en ruim 475 kilo in 2011. Ook kaas zijn we aanzienlijk meer gaan exporteren, van 7 kilo per inwoner in 1950 naar 43 kilo in 2011. Aardappelen exporteerden we in 1950 al behoorlijk veel, 52 kilo per inwoner. In 2011 is dat opgelopen naar 72 kilo. In diezelfde periode steeg de bevolking aanzienlijk.
De totale exportwaarde van Nederlandse voeding was in 2011 42 miljard euro. We exporteerden vooral naar Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, België, Frankrijk en Italië. In 2011 stond er 28 miljard euro aan voedingsimporten tegenover, vooral uit Duitsland, België, Frankrijk, Brazilië en het Verenigd Koninkrijk.
In wat we wel opeten is een drastische verschuiving te zien. In 1950 at een gemiddelde Nederlander ruim 350 gram aardappelen. Dat is in 2011 afgenomen tot 230 gram. De hedendaagse Nederlander eet echter veel meer kaas en vlees dan zijn landgenoot uit 1950. At die nog 48 gram vlees en 16 gram kaas per dag, in 2011 is dat opgelopen tot 116 en 49 gram respectievelijk. Het aandeel groenten op ons bord is licht afgenomen, van 181 naar 164 gram per dag.
Voor die ruime hoeveelheden eiwitten zijn we de afgelopen 50 jaar ook nog eens veel minder gaan betalen. In 1960 ging ruim dertig procent van het huishoudbudget op aan voedsel. In 1980 was dit gedaald naar 16 procent en in 2011 naar 11 procent. Binnen het besteedbare bedrag wordt nog altijd het grootste deel (25 procent) uitgegeven aan vlees en vis.
Het kan niet op. Of juist wel?
Illustratie: CBS Smakelijk Weten
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
Het lijkt al op te zijn, een beetje afhankelijk van welke gegevens je gebruikt. Kijk je naar de produktie van tarwe in Nederland, dan is de opbrengst per hectare al sinds 2000 niet meer gestegen en schommelt rond de 8,5 en 9 ton per hectare. Ook bij aardappels is de topoogst van 2000 niet meer overtroffen.
Vorige week kreeg ik op een bijeenkomst een papiertje in de handen gedrukt met de jaarlijkse hectare opbrengsten van vollegronds groentes (CBS gegevens) en tot mijn eigen verbazing bleek dat ook daar in de laatste 10 jaar geen duidelijke trend waarneembaar was.
Nu kan het zijn dat er in de dierlijke sector en de glastuinbouw wel grote sprongen gemaakt zijn, maar het lijkt dat de gestegen productiewaarde vooral het gevolg is van inflatie en de prijsstijgingen van 2008.
Hier een ander plaatje die weer een andere dimensie van de(zelfde?) werkelijkheid laat zien. Ook hier weer de stijgende productiewaarde die gepaard gaat met een dalende netto toegevoegde waarde, ofwel het boereninkomen. Dat gebeurt als de waarde van de kosten sneller stijgt dan de produktiewaarde.
Dat verklaart waarom boeren de straat op gaan, terwijl de voedselprijzen hoog zijn?
Wordt het niet eens tijd dat we de output per eenheid input (resources) gaan uitdrukken? Grafieken ven opbrengst gerelateerd aan gebruik fosfaat, water, fossiele energie, etc? Dat was toch de urgentere versie van 'meer met minder'?
Omdat ik niet weet waar het te zeggen, zeg ik het hier.
Menno Steketee heeft in NRC-Handelsblad een prachtwoord geschreven: bukgroente.
Lees zijn stukje (staat meen ik ook in NRC-Next) en wordt even vrolijk, sombere foologzeikerds.
Op welke pagina?
Op de een na achterste pagina van enig katern. Kranten zitten niet meer in elkaar zoals vroeger. Heel gedoe om elke dag weer te ontdekken hoe de NRC is samengesteld. Maar zoek en zie.