In Brussel reden gisteren tractoren door de Wetstraat. Boeren zijn boos vanwege de te lage melkprijzen en spoten hun melk tegen de gevels. De overheid moet wat doen, zeggen ze. Keimpe van der Heide, bestuurslid van de Nederlandse Akkerbouwers Vakbond (NAV) zegt wat en steekt de hand in eigen boerenboezem.
Als je vindt dat de prijs van je product te laag is, dan is er gewoon te veel van jouw product in de markt. Ik vind dat wij als boeren niet moeten blijven steken in klagen over lage prijzen, maar als de sodemieter aan de slag moeten met bijvoorbeeld een aantal sterke verkooporganisaties te maken en serieus met elkaar moeten praten over productiebeheersing. De Nederlandse Akkerbouwers Vakbond pleit daar al jaren voor.
Wij geloven niet in de werking van instanties die de margeverdeling in de keten bewaken. Daarmee gaan boeren, tuinders en telers niet zomaar een faire prijs voor hun producten vangen. Je kunt alleen maar zinvol over prijzen onderhandelen als de partners gelijkwaardig zijn. Wij boeren hebben er met al onze verdeeldheid voor gezorgd, dat we juist geen gelijkwaardige partner meer zijn: we maken veel te veel en hebben ons tot een eenvoudige prooi gemaakt voor inkopers die prijzen onder onze kostprijzen kunnen bedingen omdat we anders met onze aardappelen, melk en varkens en kippen blijven zitten. Maar zo’n systeem houdt het niet lang vol. Er moet geld verdiend kunnen worden.
Om die reden zijn voldoende politici in Den Haag en Brussel ervan overtuigd dat boeren vanuit krachtenbundeling en productiebeheersing aan de slag moeten mogen gaan. Dus niet klagen, maar aan de slag en eerst onze eigen zaken op orde brengen. Telers van aardappelen kunnen bijvoorbeeld niet allemaal “vrij” telen en maar gewoon maar een areaal poten, na de oogst de aardappels in de schuur bewaren en in de loop van het seizoen maar eens kijken aan wie ze de voorraad verkopen.
Op die manier valt het aanbod niet beheersen. Van een groot deel van de aardappelen moet voor het poten de afzet al geregeld zijn. Melkveehouders moeten niet tegen hun coöperaties zeggen ‘je moet alle melk die wij leveren verwerken en je ziet maar hoe je het kwijt raakt.’ Melkveehouders zullen samen met hun coöperaties moeten kijken hoe groot de vraag is en daar de productie op af stemmen.
Wij moeten als boeren in actie komen om onze positie in de keten te versterken. En uiteindelijk moeten door al die beweging ook de ogen van de overheid open gaan en zien dat alleen maar vrijhandel en een vrije wereldmarkt er niet voor gaan zorgen dat wij altijd en overal goed en veilig voedsel voor handen hebben. Om zaken als voedselzekerheid en Voedselsouvereiniteit vorm te geven hebben we de overheid nodig.
Als het ons in Europa zou lukken om het aanbod op de EU-markt van producten als graan, vlees en melk te beheersen, dan hebben we wel een overheid nodig die de Europese markt wil beschermen. Zoniet, dan is het dweilen met de kraan open. Maar als de overheid wil meewerken, dan is het zelfs mogelijk om de landbouw subsidievrij te maken. De Europese Commissie, die op dit moment voor ingrijpende bezuinigingen staat, zou de grootste hap uit het EU-budget zelfs terug kunnen dringen tot nagenoeg nul.
Dick Veerman sprak onlangs voor de Nederlandse Melkveehouders Vakbond (NMV) en zei daar dat boeren die hun positie willen verbeteren zonder te wachten op zo’n revolutie, zich moeten zien te redden met innovatieve producten en merkconcepten. Daar moet ik hem gelijk in geven, want zonder medewerking van de overheid kan het niet anders. Maar u moet wel weten dat we daar niet de hele voedselproductie in Europa mee gaan redden. Om dat te bereiken hebben we de hierboven beschreven bewegingen wel degelijk nodig. De snelste weg zou natuurlijk zijn dat de lokale en Europese overheden direct het beleid gaan veranderen richting regionaliseren en af te stappen van globalisering. Ik vrees echter dat, zoals Dick ook bij de NMV aangaf, de belangen inderdaad te groot zijn om dat proces op gang te krijgen zonder dat er eerst ongelukken gebeuren en voelbaar wordt dat de boer de pijp aan Maarten geeft als het niet gebeurt.
Ik krijg wel eens de indruk dat globalisering en liberalisering gezien worden als een soort natuurverschijnsel is waar niet aan te ontkomen valt. Uiteindelijk zal het een politieke dwaling blijken die door voortschrijdend inzicht ook weer een andere richting kan krijgen. Laten we daar maar hoop uit putten en aan de slag gaan. Boeren moeten hun stem laten horen:
- zonder faire prijs, kunnen we uw eten niet maken
- om een faire prijs te krijgen, moeten we de productie kunnen beperken
- en ja, dan gaat u wat meer betalen voor uw eten, maar weet u wat straks betaalt als hier de boeren verdwijnen?
Fotocredits: VTM, still uit videoreportage
Dit artikel afdrukken
Wij geloven niet in de werking van instanties die de margeverdeling in de keten bewaken. Daarmee gaan boeren, tuinders en telers niet zomaar een faire prijs voor hun producten vangen. Je kunt alleen maar zinvol over prijzen onderhandelen als de partners gelijkwaardig zijn. Wij boeren hebben er met al onze verdeeldheid voor gezorgd, dat we juist geen gelijkwaardige partner meer zijn: we maken veel te veel en hebben ons tot een eenvoudige prooi gemaakt voor inkopers die prijzen onder onze kostprijzen kunnen bedingen omdat we anders met onze aardappelen, melk en varkens en kippen blijven zitten. Maar zo’n systeem houdt het niet lang vol. Er moet geld verdiend kunnen worden.
Om die reden zijn voldoende politici in Den Haag en Brussel ervan overtuigd dat boeren vanuit krachtenbundeling en productiebeheersing aan de slag moeten mogen gaan. Dus niet klagen, maar aan de slag en eerst onze eigen zaken op orde brengen. Telers van aardappelen kunnen bijvoorbeeld niet allemaal “vrij” telen en maar gewoon maar een areaal poten, na de oogst de aardappels in de schuur bewaren en in de loop van het seizoen maar eens kijken aan wie ze de voorraad verkopen.
Op die manier valt het aanbod niet beheersen. Van een groot deel van de aardappelen moet voor het poten de afzet al geregeld zijn. Melkveehouders moeten niet tegen hun coöperaties zeggen ‘je moet alle melk die wij leveren verwerken en je ziet maar hoe je het kwijt raakt.’ Melkveehouders zullen samen met hun coöperaties moeten kijken hoe groot de vraag is en daar de productie op af stemmen.
Wij moeten als boeren in actie komen om onze positie in de keten te versterken. En uiteindelijk moeten door al die beweging ook de ogen van de overheid open gaan en zien dat alleen maar vrijhandel en een vrije wereldmarkt er niet voor gaan zorgen dat wij altijd en overal goed en veilig voedsel voor handen hebben. Om zaken als voedselzekerheid en Voedselsouvereiniteit vorm te geven hebben we de overheid nodig.
Als het ons in Europa zou lukken om het aanbod op de EU-markt van producten als graan, vlees en melk te beheersen, dan hebben we wel een overheid nodig die de Europese markt wil beschermen. Zoniet, dan is het dweilen met de kraan open. Maar als de overheid wil meewerken, dan is het zelfs mogelijk om de landbouw subsidievrij te maken. De Europese Commissie, die op dit moment voor ingrijpende bezuinigingen staat, zou de grootste hap uit het EU-budget zelfs terug kunnen dringen tot nagenoeg nul.
Dick Veerman sprak onlangs voor de Nederlandse Melkveehouders Vakbond (NMV) en zei daar dat boeren die hun positie willen verbeteren zonder te wachten op zo’n revolutie, zich moeten zien te redden met innovatieve producten en merkconcepten. Daar moet ik hem gelijk in geven, want zonder medewerking van de overheid kan het niet anders. Maar u moet wel weten dat we daar niet de hele voedselproductie in Europa mee gaan redden. Om dat te bereiken hebben we de hierboven beschreven bewegingen wel degelijk nodig. De snelste weg zou natuurlijk zijn dat de lokale en Europese overheden direct het beleid gaan veranderen richting regionaliseren en af te stappen van globalisering. Ik vrees echter dat, zoals Dick ook bij de NMV aangaf, de belangen inderdaad te groot zijn om dat proces op gang te krijgen zonder dat er eerst ongelukken gebeuren en voelbaar wordt dat de boer de pijp aan Maarten geeft als het niet gebeurt.
Ik krijg wel eens de indruk dat globalisering en liberalisering gezien worden als een soort natuurverschijnsel is waar niet aan te ontkomen valt. Uiteindelijk zal het een politieke dwaling blijken die door voortschrijdend inzicht ook weer een andere richting kan krijgen. Laten we daar maar hoop uit putten en aan de slag gaan. Boeren moeten hun stem laten horen:
- zonder faire prijs, kunnen we uw eten niet maken
- om een faire prijs te krijgen, moeten we de productie kunnen beperken
- en ja, dan gaat u wat meer betalen voor uw eten, maar weet u wat straks betaalt als hier de boeren verdwijnen?
Fotocredits: VTM, still uit videoreportage
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
"- zonder faire prijs, kunnen we uw eten niet maken
- om een faire prijs te krijgen, moeten we de productie kunnen beperken
- en ja, dan gaat u wat meer betalen voor uw eten, maar weet u wat straks betaalt als
hier de boeren verdwijnen?"
- Maar in de tussentijd moet de economische muur omhoog anders komt dat eten vrolijk van elders.
Boy, je bedoelt dat de kostprijs (oeps, ik draaide bijna de t en de s om) toch verder omlaag moet om die muur omhoog te kunnen doen? Nee toch?
Keimpe pleit nou juist voor overheidsmaatregelen die het mogelijk maken vormen van quota in te stellen zodat de ene boer de andere er niet uit hoeft te concurreren en ik jouw melk nog goedkoper kan kopen omdat het de melkfabrieken uitgutst.
Je kan te hoop lopen tegen het vingerende economische systeem dat de wereld in zijn greep houdt, maar het lijkt onvermijdelijk dat de voedselproductie ook volgens die wetten gaat leven (http://www.foodlog.nl/artikel/wordt-boer1/).
In de meeste markten hebben de drie a vier grootste aanbieders zo'n 60 a 70% procent van de markt. De rest is voor wat volgers en niche players.
Kortom grootschaligheid op wereldschaal. En ze houden elkaar een beetje in evenwicht. Coca Cola en Pepsi. Marlboro en Camel. Merck Sharp Dome en Glaxo Smith Klein. Volkswagen, Ford, Opel, Peugeot en Renault. Nike en Adidas. Apple en Samsung. Albert Heijn en Jumbo. Heinz ketchup en welke andere?
Ze overleven door innovatie (maar stel daar niet teveel van voor), bekendheid bij het grote publiek (marketing dus), costleadership in productie (meestal uitbesteed voor grote delen) en inkoopmacht.
Het is niet de productie die schaalgrootte zal afdwingen (om de hele wereld te voeden zoals Dijkhuizen en Fresco beginnen te beweren). Het is de marketing die schaalgrootte afdwingt. Drie of vier aanbieders per categorie.
Kijk eens voor de grap naar de prijsontwikkeling van de merken hierboven in dat soort zeer geconcentreerde markten. Helemaal niet slecht (en zoals we plachten te zeggen: gefinancierd door de voedingsindustrie).
Concentratie leidt tot een strakkere balans met de marktvraag, daardoor betere prijsstelling (je hoeft de melk niet meer tegen de gevels te spuiten), meer waardering en vermoedelijk een hoger huishoudbudget dat aan voeding wordt gespendeerd.
"Zonder faire prijs kunnen we eten niet maken". Ik hoor dat andere fabrikanten zelden zeggen. De prijs die is ontstaan, is fair. Al kan je dat niet leuk vinden.
Jan Peter heeft absoluut gelijk met zijn reactie. Oligopolies en oligopsonies is een favoriet onderwerp van mij om over te schrijven (mijn eerste stukje op foodlog ging er ook over). Maar nu de maar. Het romeinse rijk heeft niet eeuwig bestaan. Het is de vraag hoe de toekomst van Nokia eruit zal komen te zien en Ford heeft alleen via staatsteun kunnen overleven. Mijn punt is: groot is geen garantie op een rooskleurige toekomst. Vion bewijst dat bijvoorbeeld ook: die zitten in heel zwaar weer. Als je gaat analyseren waarom dit soort grote 'olietankers' soms toch zinken, dan valt dit terug te herleiden naar een paar punten:
1. te weinig oog voor veranderende markten. Kortom, geen innovatie.
2. slecht marketing en verkoop teams.
Kortom, slecht management aan de top die deze twee functies van elke organisatie niet goed organiseren. Vaak heeft dit management geen oog voor de externe (sterk veranderende) omgeving en is teveel intern bezig.
Natuurlijk vallen er grote af: Nokia, Philips, Compaq, Vion (hoewel dat productiegrootte is en geen marketinggrootte). Zolang echter het vrije markt principe (te vergelijken met het Romeinse Rijk?) blijft bestaan, zal het zo gaan.