Een bijzonder geval van biodiversiteit is de agrobiodiversiteit, die langzaam geëvolueerd is tot functionele agrobiodiversiteit (afgekort tot FAB). Het is een begrip dat geen oog heeft voor natuur die niet nuttig is voor mensen. Is dat wat we onder biodiversiteit willen verstaan?
Door boerenorganisatie LTO Noord is het begrip recent opgewaardeerd tot FAB+, vermoedelijk een update van het al weer wat oudere FAB2 dat de WUR tien jaar geleden introduceerde. Hoogste tijd om eens na te gaan waar het woord voor staat en waarom het zo snel zo populair is geworden?
Terwijl het al lastig is om het begrip biodiversiteit te definiëren, is dat voor functionele biodiversiteit alleen nog maar moeilijker. De basis van de term, agrobiodiversiteit, is logisch: het gaat om de biodiversiteit op akkers en weides. Een uitgebreid artikel van de WUR werkt het begrip uit: door het toepassen van FAB zullen veerkracht en stabiliteit en rendement van agro-productiesystemen toenemen. Hierdoor zijn mogelijk minder kunstmest, gewasbeschermingsmiddelen en energie nodig, waardoor de sector kan bijdragen aan de oplossing van mondiale vraagstukken rond voedsel, klimaat, milieu en biodiversiteit. De onderzoeksvraag van het ministerie van LNV die in de tekst wordt genoemd, gaat wat rechter op het doel af: “Met welke maatregelen kunnen we nuttige soorten stimuleren en schadelijke remmen?”
Schadelijk of nuttig
Wie in de landbouwbladen of op Foodlog rondstruint komt er al snel achter, dat functionele agrobiodiversiteit inderdaad gaat over schadelijk en nuttig. De soorten waar de mens - vooral de agrarisch actieve mens - direct voordeel van heeft moeten gestimuleerd worden, de schadelijke geëlimineerd. Een mooi voorbeeld zijn de bloemenstroken langs akkers waar zweefvliegen zich kunnen voeden met de nectar van de bloemen, de weldoorvoede zweefvliegen eieren leggen op landbouwgewassen, waarna de larven zich tegoed doen aan de bladluizen op die gewassen.
Akkerdistels
Het gebruik van het bijvoeglijk naamwoord “functioneel” als toevoeging aan agrobiodiversiteit is intrigerend, want wat is functioneel? Agrobiodiversiteit moet blijkbaar een functie hebben en daarmee kom je op het glibberige terrein waar aan organismes doelen worden toegeschreven. Denk aan het roofdier dat de zwakke exemplaren uit de kudde haalt en daarmee het totaal sterker maakt, de schimmel die moeilijk toegankelijke nutriënten vrijmaakt uit de bodem om de boom te voeden. Een definitie die in dit verband wellicht het meest relevant is, omschrijft functie als: “taak die door het milieu vervuld wordt voor de samenleving”. En functionele agrobiodiversiteit is dan dat deel van de levende natuur dat helpt bij de agrarische productie.
Disfunctionaliteit
Het bijvoeglijk naamwoord “functioneel” oppert ook nieuwe mogelijkheden. Als je kunt zeggen dat er functionele biodiversiteit is, denken we meteen dat ook biodiversiteit bestaat die niet functioneel is. Mogelijk komt ook de gedachte in ons hoofd op aan disfunctionele biodiversiteit. Disfunctionele biodiversiteit zijn dan natuurlijk die soorten en organismen die de menselijke samenleving schade toebrengen. Denk aan luizen, trips, en alle insecten die toevallig leven van planten of dieren die mensen geselecteerd hebben als voedsel. Maar denk ook aan planten die tot dezelfde familie behoren als akkerbouwgewassen, en daarmee vaak ook dezelfde zoals bijv. wilde peen of fluitenkruid, die een bron kunnen zijn van wortelvlieg, of kruisbloemigen die koolvlieg of knolvoet kunnen vermeerderen. Of neem de fameuze bitterzoet, een plant die langs de slootkant voorkomt, en die bruinrot bij aardappelen kan verspreiden. In zo’n geval valt de vraag “Wat doet bitterzoet eigenlijk voor ons?” negatief uit en moet de plant geëlimineerd worden.
Soms is het nog simpeler: in veel provincies is nog steeds de distelverordening van kracht, die bepaalt dat een landbouwer verplicht is om akkerdistel te bestrijden. Wie wel eens een tijdje naar akkerdistels heeft zitten kijken, weet dat er weinig planten zijn die zoveel insecten en vlinders aantrekken, om het niet te hebben over de (distel)vinken die zich later tegoed doen aan de zaden. ZLTO profileert zich aan de ene kant als hoeder van de functionele biodiversiteit om aan de andere kant de leden op te roepen een deel daarvan te vernietigen.
Antropocentrisch
Waar de term biodiversiteit al veel vragen oproept, geldt dat des te meer voor functionele agrobiodiversiteit. Het klinkt heel sympathiek en ziet er leuk uit, maar het staat voor een benauwde en beklemmende benadering van onze omgeving. Organismen waar we economisch gezien wat aan hebben zijn het waard gestimuleerd of getolereerd te worden. Alles wat niet “functioneel” is, moet bestreden worden. Functionele agrobiodiversiteit is een wolf (nog een geval van disfunctionele biodiversiteit) in schaapskleren. Het begrip versmalt gewenste biodiversiteit tot dat deel van de natuur dat taken verricht voor de samenleving.
Wanneer de vraag “Wat doen …. eigenlijk voor ons?” negatief uitvalt, is het organisme in kwestie overbodig of schadelijk. Functionele agrobiodiversiteit+ staat voor doorgeslagen antropocentrisch denken.
Jopie Duijnhouwer schrijft een serie over biodiversiteit op Foodlog. Deel 1 vind je hier; deel 2 hier.
Dit artikel afdrukken
Terwijl het al lastig is om het begrip biodiversiteit te definiëren, is dat voor functionele biodiversiteit alleen nog maar moeilijker. De basis van de term, agrobiodiversiteit, is logisch: het gaat om de biodiversiteit op akkers en weides. Een uitgebreid artikel van de WUR werkt het begrip uit: door het toepassen van FAB zullen veerkracht en stabiliteit en rendement van agro-productiesystemen toenemen. Hierdoor zijn mogelijk minder kunstmest, gewasbeschermingsmiddelen en energie nodig, waardoor de sector kan bijdragen aan de oplossing van mondiale vraagstukken rond voedsel, klimaat, milieu en biodiversiteit. De onderzoeksvraag van het ministerie van LNV die in de tekst wordt genoemd, gaat wat rechter op het doel af: “Met welke maatregelen kunnen we nuttige soorten stimuleren en schadelijke remmen?”
Schadelijk of nuttig
Wie in de landbouwbladen of op Foodlog rondstruint komt er al snel achter, dat functionele agrobiodiversiteit inderdaad gaat over schadelijk en nuttig. De soorten waar de mens - vooral de agrarisch actieve mens - direct voordeel van heeft moeten gestimuleerd worden, de schadelijke geëlimineerd. Een mooi voorbeeld zijn de bloemenstroken langs akkers waar zweefvliegen zich kunnen voeden met de nectar van de bloemen, de weldoorvoede zweefvliegen eieren leggen op landbouwgewassen, waarna de larven zich tegoed doen aan de bladluizen op die gewassen.
Functionele agrobiodiversiteit is dat deel van de levende natuur dat helpt bij de agrarische productieVan zulk nieuws wordt iedereen blij. De boer die minder schade zou kunnen hebben, de fietstoerist die geniet van de bloeiende akkerranden en de belangenbehartiger die ronkende verhalen in de vakbladen kan schrijven.
Akkerdistels
Het gebruik van het bijvoeglijk naamwoord “functioneel” als toevoeging aan agrobiodiversiteit is intrigerend, want wat is functioneel? Agrobiodiversiteit moet blijkbaar een functie hebben en daarmee kom je op het glibberige terrein waar aan organismes doelen worden toegeschreven. Denk aan het roofdier dat de zwakke exemplaren uit de kudde haalt en daarmee het totaal sterker maakt, de schimmel die moeilijk toegankelijke nutriënten vrijmaakt uit de bodem om de boom te voeden. Een definitie die in dit verband wellicht het meest relevant is, omschrijft functie als: “taak die door het milieu vervuld wordt voor de samenleving”. En functionele agrobiodiversiteit is dan dat deel van de levende natuur dat helpt bij de agrarische productie.
Wat doet de natuur eigenlijk voor ons? Die vraag varieert op de kop boven een artikel van de Zoogdierenvereniging over vleermuizen: wat doen vleermuizen eigenlijk voor ons? De vraag komt voort uit de slechte reputatie van vleermuizen, hun onuitroeibare neiging gevaarlijke ziektes onder mensen te verspreiden en bouwprojecten stil te leggen. De zoogdierenvereniging weet gelukkig beter en becijfert tot achter de komma wat de baten zijn van vleermuizen. Zo besparen vleermuizen de wijnboeren in Chili jaarlijks voor $188 á 248 per hectare op de bestrijding van schadelijke insecten. Een kosten/baten analyse die voor vleermuizen blijkbaar positief uitpakt, maar hoe denken we over het dier als dat niet het geval is?
Disfunctionaliteit
Het bijvoeglijk naamwoord “functioneel” oppert ook nieuwe mogelijkheden. Als je kunt zeggen dat er functionele biodiversiteit is, denken we meteen dat ook biodiversiteit bestaat die niet functioneel is. Mogelijk komt ook de gedachte in ons hoofd op aan disfunctionele biodiversiteit. Disfunctionele biodiversiteit zijn dan natuurlijk die soorten en organismen die de menselijke samenleving schade toebrengen. Denk aan luizen, trips, en alle insecten die toevallig leven van planten of dieren die mensen geselecteerd hebben als voedsel. Maar denk ook aan planten die tot dezelfde familie behoren als akkerbouwgewassen, en daarmee vaak ook dezelfde zoals bijv. wilde peen of fluitenkruid, die een bron kunnen zijn van wortelvlieg, of kruisbloemigen die koolvlieg of knolvoet kunnen vermeerderen. Of neem de fameuze bitterzoet, een plant die langs de slootkant voorkomt, en die bruinrot bij aardappelen kan verspreiden. In zo’n geval valt de vraag “Wat doet bitterzoet eigenlijk voor ons?” negatief uit en moet de plant geëlimineerd worden.
Alles wat niet “functioneel” is, moet bestreden wordenNog treuriger is de reputatie van jacobskruiskruid, een prachtige wilde plant, die in symbiose leeft met 150 insectensoorten, maar die de toorn van paardenlievend Nederland over zich heeft afgeroepen, omdat het giftig is voor paarden. Ik zou iedereen willen uitnodigen om na te denken over de vraag waarom een weiland met paarden- of boterbloemen wél mooi is en Jacobskruiskruid perse bestreden moet worden.
Soms is het nog simpeler: in veel provincies is nog steeds de distelverordening van kracht, die bepaalt dat een landbouwer verplicht is om akkerdistel te bestrijden. Wie wel eens een tijdje naar akkerdistels heeft zitten kijken, weet dat er weinig planten zijn die zoveel insecten en vlinders aantrekken, om het niet te hebben over de (distel)vinken die zich later tegoed doen aan de zaden. ZLTO profileert zich aan de ene kant als hoeder van de functionele biodiversiteit om aan de andere kant de leden op te roepen een deel daarvan te vernietigen.
Antropocentrisch
Waar de term biodiversiteit al veel vragen oproept, geldt dat des te meer voor functionele agrobiodiversiteit. Het klinkt heel sympathiek en ziet er leuk uit, maar het staat voor een benauwde en beklemmende benadering van onze omgeving. Organismen waar we economisch gezien wat aan hebben zijn het waard gestimuleerd of getolereerd te worden. Alles wat niet “functioneel” is, moet bestreden worden. Functionele agrobiodiversiteit is een wolf (nog een geval van disfunctionele biodiversiteit) in schaapskleren. Het begrip versmalt gewenste biodiversiteit tot dat deel van de natuur dat taken verricht voor de samenleving.
Wanneer de vraag “Wat doen …. eigenlijk voor ons?” negatief uitvalt, is het organisme in kwestie overbodig of schadelijk. Functionele agrobiodiversiteit+ staat voor doorgeslagen antropocentrisch denken.
Jopie Duijnhouwer schrijft een serie over biodiversiteit op Foodlog. Deel 1 vind je hier; deel 2 hier.
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
Biodiversiteit is soort heilig begrip en hoogste doel geworden en de term 'functionele biodiversiteit' kan daar wat tegenwicht in bieden.
In de 'land sparing or sharing' discussie kunnen we als boeren - naar mijn idee - sterk overbelichten dat intensieve landbouw hier, goed is voor de wereld. Ik denk dat hier wel een kern inzit maar mijn vraag is dan: hoeveel biodiversiteit heb je hier nodig om het ecosysteem te laten functioneren?
De term 'functionele agrobiodiversiteit' biedt hierin de ruimte om in samenhang en balans te denken.
Goed stuk. Geeft te denken.
We werden er in het onderwijs door biologieleraren van doordrongen dat alles wat groeit en bloeit enig nut heeft. En vraag de leraar (M/V) gerust naar het nut van een enkel plantje of diertje. Als er niets over in boeken staat, wordt het ter plekke verzonnen. Een diertje is op zijn minst voedsel voor een ander diertje. En nee, nu heb je je beurt gehad, niet ook nog vragen wat dan het andere diertje er toe doet.
Het verlangen naar nut voor alles, stel je voor, iets dat nergens toe dient, is zo algemeen dat ondermeer makers van het radioprogramma (soms ook tv) Vroege Vogels juichten om resultaten van onderzoek onder wespen. Wat blijkt? Zelfs wespen hebben het. Eindelijk! Nut!
Lees maar: eindelijk is het nut van wespen ontdekt.
#1, Chris, met Frans Aarts hadden we het hier onlangs over 'optimale landbouw'. Levert jouw opvatting een idee van natuurinclusieve landbouw op dat hij het 'Aartsparadijs' noemde?
Ik ben overigens ook heel benieuwd naar de opvatting van Frans zelf! Net als naar die van agrobioloog Henk Breman die het begrip 'optimale landbouw' op Foodlog introduceerde.
Persoonlijk vind ik dit alweer een prachtig stuk van Jopie, die niet oordeelt maar waarneemt. Omdat mensen een onderscheid maken tussen nuttig en niet-functioneel introduceren ze een manier van met de wereld omgaan waarvan ze denken dat die in de natuur zit. Ik zou nu een fout maken als ik zou zeggen dat de natuur geen nut voor ogen heeft, maar slechts een gang is van leven naar dood en gebruik maken van elkaar in een eindeloze dans zonder doel behalve door te gaan. Het is het zijn (en niet het Zijn).
NB: de natuur is God en heeft een bestemming, zo denken sommigen (vooral 17e eeuwers hadden daar een handje van en speelden de begrippen God en Natuur daarmee in handen van mensen die de aarde exploiteren); anderen denken dat de natuur een atheist is. Nut is wellicht een religieus begrip. Op Foodlog denkt Toon van Eijk vanuit die kijk, maar dan weer met een moderne twist: de mens moet het Nut zoals God/Natuur het bedoelde respecteren. Maar hoe bedoelde die dat dan?
Ik vind het een vreemde omkering: dat we weten welk nut bepaalde soorten hebben voor onze toepassingen, betekent niet dat we kunnen beweren dat andere soorten geen nut (of functie) hebben. De biologieleraar hoeft niet te weten waar een diersoort 'voor is', denk ik zelf.
Het gegeven dat een soort bestaat en zich kan handhaven geeft aan dat er een plek voor is, in het geheel, of wij dat nu in kaart hebben of niet. Het idee dat wij als onderdeel van het systeem tóch het gehele systeem kunnen overzien, vanwege onze bijzondere aard, ervaar ik als arrogant, maar dat is persoonlijk, en raakt inderdaad aan geloof, denk ik.
Ik denk dat het grootste probleem is de maakbaarheid van iets waar we echt heel weinig van weten. Zo dacht ik jaren geleden dat we imkers met bijenzwermen nodig hadden voor onze honingbessen.
Maar na een paar jaar uitvoerig studie gemaakt te hebben wie er de bestuiving deden kwamen we er achter dat het niet overwegend de honing bijen waren, maar een hele grote groep andere bestuivers van vliegen tot vlinders. Toch de belangrijkste groep waren de wilde bijen. Van de hele kleine sweat bees tot de hele grote hommels. En in alle kleuren van de regenboog.
De manier waarop een en ander met elkaar omgaat is en blijft een complex geheel.
Nuttig? Voor wie en voor wat? Direct of indirect.
Vorig jaar hadden we een invasie van de gypsy moth. Hele bomen werden ontdaan van de bladertooi. Al onze Saskatoons waren kaal. Geen fruit dat jaar, maar wel ongelooflijk veel zangvogels. De meesten twee of drie of meer nesten.
Ingrijpen met bestrijdingsmiddelen? Ja dan hebben we fruit, maar ten koste van wat?
Een heel simpel voorbeeld waar het nut van het een de dood van wat anders tot gevolg heeft.
Een maakbare natuur? Ga er maar aan staan.