In Vlaanderen vreest professor Patrick Willems een droogteramp voor de zomer van 2020. De zomer gaat beginnen met een forse achterstand van water in de bodem. Rijkswaterstaat in Nederland, zo blijkt uit ons bericht over Willems, is al evenmin gerust op de komende zomer. Hoe gaat Nederland met droogte om?
Afgelopen december verscheen een studie die werd uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (I&W) over de betekenis van de droogte van de zomer van 2018 en maatregelen om die te voorkomen. Nu het voorjaar ook in Nederland weer droog uitpakt, dook de NRC in de maatregelen en ontdekte de kern van het probleem. Na de Tweede Wereldoorlog is de infrastructuur van Nederland zo ingericht dat de ruime hoeveelheden aangevoerd water via rivieren en door regenval zo snel mogelijk konden worden afgevoerd naar de zee. Er was altijd water genoeg, zodat akkers werden gedraineerd, de waterstand in het veenweidegebied werd verlaagd en rivieren gekanaliseerd. Daarmee kon de landbouwproductie worden verhoogd en bleef een dure hectare rendabel door een hogere productopbrengst dan elders.
Maar dat moet anders, zeggen de deskundigen met wie de krant sprak unaniem. Nederland moet water weer leren vasthouden in de bodem en opslaan. Tevens moeten we er zuiniger mee omspringen. Maar wie een hogere waterstand op akkers en weiden wil, ziet de productie en bruikbaarheid van die akkers snel teruglopen. Dat heeft consequenties voor het aantal kilo's dat een boer van een hectare kan halen en de kosten die dat met zich meebrengt. Een en ander, terwijl hij nu al niet gemakkelijk voldoende geld weet te maken voor zijn producten. De vraag hoe geld verdiend kan worden in een situatie waarin het watermanagement van Nederland wordt aangepakt, is geen onderdeel van het rapport van I&W. Het beoogt vooral technisch na te denken over oplossingen.
Opvallend in het bericht is het gegeven dat het KNMI een stijgende neerslag voor ons land verwacht buiten de zomerperiode. Die regenval is het gevolg van het opwarmende klimaat dat meer waterdamp in de lucht met zich mee brengt. Over de zomer, met name over de wind en de invloed daarvan op de andere seizoenen, bestaat echter onzekerheid.
Meteorologisch gezien ligt Nederland in een overgangsgebied tussen Scandinavië dat natter wordt en het mediterrane gebied dat droger wordt. Welke kant Nederland oprolt, is nog onbekend. Het KNMI heeft vier scenario’s uitgewerkt. Twee daarvan voorspellen een "kleine toename” van de gemiddelde zomerneerslag. De andere twee voorspellen een "aanzienlijke afname”. De luchtstromingspatronen boven Europa bepalen of ons klimaat meer naar Scandinavische natte of mediterrane droge zomers zal neigen.
Oosten- of westenwind?
Bij meer oostenwinden wordt het warmer en droger. Het betekent immers minder koele en vochtige wind vanaf zee. Bij de westenwinden die tot op heden domineren, zal Nederland daar minder last van hebben. Wat het wordt, heeft grote consequenties voor de landbouw in ons land. Minder neerslag, betekent een grotere noodzaak om meer water kunstmatig aan te voeren en daarmee de gewassen te beregenen. Dat heeft grote consequenties voor de waterhuishouding van ons lage land die ons moet beschermen tegen de zee, maar ook de natuur en het drinkwater- en rivierennet in Nederland dient te beschermen. In de zogeheten verdringingsreeks van het Rijk prevaleren bij schaarste de belangen van waterkeringen tegen de zee, drinkwater, natuur en watervervoer boven die van de landbouw.
Open gesprek nodig
Op verzoek van Rijkswaterstaat maakte Foodlog in december vorig jaar een scenariostudie met de gevolgen van trends in de landbouw voor de waterhuishouding in Nederland. De belangrijkste conclusies daaruit legden eveneens het accent op het waterbergend vermogen van de bodem en koppelde dat aan economische en geopolitieke trends.
Nederland zal, na een lange periode van afkeer van gecoördineerd ruimtelijk ordeningsbeleid, weer een ruimtelijke ordeningskeuze moeten maken, luidde de hoofdconclusie. Welke keuzen dat worden, is een zaak van de politiek. Dat die keuzen gemaakt moeten worden met verstand van de feiten is echter een voorwaarde voor verstandige keuzen. Die zullen de risico's van klimaatverandering bij voorkeur moeten beheersen binnen de natuurlijke mogelijkheden van het waterbergend vermogen van de bodem. Dat vergt immers de geringste inschakeling van techniek die kan falen of te weinig bestand blijkt tegen de veranderende natuurkrachten. Juist dat principe is de afgelopen 60 jaar niet gehanteerd. Eén van onze gesprekspartners liet weten dat “het een zegen voor Nederland zou zijn” als een open gesprek over samenhangend land en watergebruik zou kunnen plaatsvinden “tussen mensen die er verstand van hebben en die dat thema in de politiek en pers goed neer weten te zetten".
Dit artikel afdrukken
Maar dat moet anders, zeggen de deskundigen met wie de krant sprak unaniem. Nederland moet water weer leren vasthouden in de bodem en opslaan. Tevens moeten we er zuiniger mee omspringen. Maar wie een hogere waterstand op akkers en weiden wil, ziet de productie en bruikbaarheid van die akkers snel teruglopen. Dat heeft consequenties voor het aantal kilo's dat een boer van een hectare kan halen en de kosten die dat met zich meebrengt. Een en ander, terwijl hij nu al niet gemakkelijk voldoende geld weet te maken voor zijn producten. De vraag hoe geld verdiend kan worden in een situatie waarin het watermanagement van Nederland wordt aangepakt, is geen onderdeel van het rapport van I&W. Het beoogt vooral technisch na te denken over oplossingen.
De luchtstromingspatronen boven Europa bepalen of ons klimaat meer naar Scandinavische natte of mediterrane droge zomers zal neigenMeer neerslag
Opvallend in het bericht is het gegeven dat het KNMI een stijgende neerslag voor ons land verwacht buiten de zomerperiode. Die regenval is het gevolg van het opwarmende klimaat dat meer waterdamp in de lucht met zich mee brengt. Over de zomer, met name over de wind en de invloed daarvan op de andere seizoenen, bestaat echter onzekerheid.
Meteorologisch gezien ligt Nederland in een overgangsgebied tussen Scandinavië dat natter wordt en het mediterrane gebied dat droger wordt. Welke kant Nederland oprolt, is nog onbekend. Het KNMI heeft vier scenario’s uitgewerkt. Twee daarvan voorspellen een "kleine toename” van de gemiddelde zomerneerslag. De andere twee voorspellen een "aanzienlijke afname”. De luchtstromingspatronen boven Europa bepalen of ons klimaat meer naar Scandinavische natte of mediterrane droge zomers zal neigen.
Oosten- of westenwind?
Bij meer oostenwinden wordt het warmer en droger. Het betekent immers minder koele en vochtige wind vanaf zee. Bij de westenwinden die tot op heden domineren, zal Nederland daar minder last van hebben. Wat het wordt, heeft grote consequenties voor de landbouw in ons land. Minder neerslag, betekent een grotere noodzaak om meer water kunstmatig aan te voeren en daarmee de gewassen te beregenen. Dat heeft grote consequenties voor de waterhuishouding van ons lage land die ons moet beschermen tegen de zee, maar ook de natuur en het drinkwater- en rivierennet in Nederland dient te beschermen. In de zogeheten verdringingsreeks van het Rijk prevaleren bij schaarste de belangen van waterkeringen tegen de zee, drinkwater, natuur en watervervoer boven die van de landbouw.
Open gesprek nodig
Op verzoek van Rijkswaterstaat maakte Foodlog in december vorig jaar een scenariostudie met de gevolgen van trends in de landbouw voor de waterhuishouding in Nederland. De belangrijkste conclusies daaruit legden eveneens het accent op het waterbergend vermogen van de bodem en koppelde dat aan economische en geopolitieke trends.
Nederland zal, na een lange periode van afkeer van gecoördineerd ruimtelijk ordeningsbeleid, weer een ruimtelijke ordeningskeuze moeten maken, luidde de hoofdconclusie. Welke keuzen dat worden, is een zaak van de politiek. Dat die keuzen gemaakt moeten worden met verstand van de feiten is echter een voorwaarde voor verstandige keuzen. Die zullen de risico's van klimaatverandering bij voorkeur moeten beheersen binnen de natuurlijke mogelijkheden van het waterbergend vermogen van de bodem. Dat vergt immers de geringste inschakeling van techniek die kan falen of te weinig bestand blijkt tegen de veranderende natuurkrachten. Juist dat principe is de afgelopen 60 jaar niet gehanteerd. Eén van onze gesprekspartners liet weten dat “het een zegen voor Nederland zou zijn” als een open gesprek over samenhangend land en watergebruik zou kunnen plaatsvinden “tussen mensen die er verstand van hebben en die dat thema in de politiek en pers goed neer weten te zetten".
Nog 3
Je hebt 0 van de 3 kado-artikelen gelezen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Op 5 mei krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Lees ook
Ik denk dat er vooral op micro schaal veel te winnen is. D.w.z. alle redelijke sloten simpele voorzieningen treffen. Makkelijk zat. Ben er zelf ook mee bezig.
Willem, wil je vertellen wat je aan het doen bent?
Dit kan wel hier: ‘Waterschappen laten de beken leeglopen, omdat ze bang zijn voor de boeren’ . Waterschappen laten beken droog vallen, omdat ze bang zijn voor schadeclaims van de boeren. Boeren willen droge grond, en vervolgens beregenen als het te droog wordt. Beide niet goed voor de natuur.
"De Bijl merkt het als hij aan waterschappen voorstelt om de afstroom van beekwater te vertragen door bomen in het water te leggen. “Zij zijn de baas over de beken. Ze zeggen dat ik die plannen maar ter inzage moet leggen. Dat schiet niet op. Als er één boer is die bezwaar maakt, heb je meteen een probleem.”" Mari de Bijl is beheerder bij Brabants Landschap. Een LBO?
De focus is inderdaad op het managen van het oppervlaktewater. Op zich prima. Maar nu ook het grondwater optimaliseren, dat blijkt een belangrijke buffer te zijn?
#4 eens. De crux van dat vraagstuk is hoe je dat kunt inrichten op basis van randvoorwaarden:
Normen voor waterkwantiteit en klimaatscenario's
In het Nationaal Bestuursakkoord Water zijn normen voor waterkwantiteit afgesproken tussen de verschillende overheden. Deze normen, of werkcriteria, zijn overgenomen in tabel 1. De systematiek neemt als uitgangspunt dat een deel van het maaiveld incidenteel mag inunderen. Voor verschillende functies gelden specifieke normen. De normen zijn juridisch vastgelegd in de Waterverordening van Zuid-Holland (2009). Hieronder zijn de normen voor waterkwantiteit uit de Waterverordening Zuid-Holland overgenomen.
Waterverordening Zuid-Holland, artikel 2.3 (gedeeltelijk):
1. Met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit waarop regionale wateren moeten zijn ingericht geldt, voor het gebied van een gemeente binnen de bebouwde kom, als norm een gemiddelde overstromingskans van:
a. 1/100 per jaar voor bebouwing niet zijnde glastuinbouw;
b. 1/50 per jaar voor glastuinbouw;
c. 1/10 per jaar voor het overige gebied.
2. Met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit waarop regionale wateren moeten zijn ingericht geldt, voor het gebied van een gemeente buiten de bebouwde kom, als norm een gemiddelde overstromingskans van:
a. 1/100 per jaar voor hoofdinfrastructuur;
b. 1/50 per jaar voor glastuinbouw en hoogwaardige land- en tuinbouw;
c. 1/25 per jaar voor akkerbouw;
d. 1/10 per jaar voor grasland.
Tabel 1: werknormen conform NBW en door HHSK toegepast
Grondgebruik | Maaiveldcriterium | Inundatienorm (1/jaar)
Grasland | 5 procent | 1/10
Akkerland | 1 procent | 1/25
Hoogwaardige land- en
tuinbouw, glastuinbouw | 1 procent | 1/50
Bebouwd gebied | laagste bebouwing | 1/100
Citaat uit rapport: Beleid waterberging bij ruimtelijke ontwikkelingen
Ook hier geldt, het zijn politieke besluiten.
Hier vind je de waterverordening van Brabant. De meest recente, de nu geldige kan ik niet vinden.....
Op internet staan vele waterverordeningen maar vele zijn van een achterliggende periode.