Kern van het gesprek is de uitspraak dat de voedingswetenschappen nogal onsuccesvol zijn geweest in het bedienen van de samenleving met een gezond leven. Dat lijkt te komen omdat het vak geen onderzoekers kent als Einstein, Bohr en Hawking die de meest fundamentele vragen stellen en kritisch zijn op de grondslagen van het hun kennis.
Volgens Veerman zijn we alleen maar dikker geworden sinds vet het predicaat slecht kreeg. Verder heldere antwoorden op ingewikkelde vragen:
- Is voedingsleer wel een wetenschap?
- Waarom zijn mensen ondanks de voedingsleer steeds ongezonder geworden?
- Waarom neemt orthorexie toe?
- Hoe kun je de samenleving weer dunner krijgen?
In onze witte studio gaat het immers over oplossingen.
Het gesprek samenvatten is zinloos. Het is opgenomen om te bekijken. Heb je geen tijd voor het geheel, luister dan even naar het eerste kwartier.
NB: in het gesprek wordt de cursus Philosophy of Nutrition genoemd; mogelijk is meer reflectie op perspectieven een belangrijk onderdeel van oplossingen.
Op 6 december krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
Sander, excuus, want ik reageerde nog niet op je punt over economie. Dat is een zogeheten gedragswetenschap. Studenten wijsbegeerte leren daarover: die verklaren niet, maar proberen te begrijpen. Een beetje kort door de bocht, zou je kunnen zeggen dat het een soort therapie is die door lang observeren tot zelfbegrip van een samenleving kan leiden. De toets zit in de overeenstemming van een gevoel dat 'het klopt'. De discussie over het onderscheid van de methoden van de natuurwetenschappen en de gedragswetenschappen is vooral in het Duits goed gevoerd en staat bekend onder de naam Methodenstreit. Interessant is dat de kwantitatieve onderzoeken die bijv. Diederik Stapel (bekend van zijn vleesonderzoek voor prof. Roos Vonk; hij moest zijn Dr-titel en professoraat inleveren) deed, sociaal-wetenschappelijk op kentheoretisch gronden moeten worden afgewezen (veel te veel ruis en bovendien grijpt onderzoek in op het onderzochte object zodat het niet meer zuiver onderzocht kan worden).
Met economie lijkt nog meer meer aan de hand. Daarop wees Hans Achterhuis in zijn De utopie van de vrije markt over de neoliberale economen die, nadat het Westen de eerste jaren na WO II succesvol was doorgekomen met Keynesiaans beleid, opkwamen in de jaren '70/'80 van de vorige eeuw.
Van die economie zou je - overigens geheel in lijn met Marx' beroemde 11e Feuerbachthese - kunnen zeggen dat het een ideologie is die een tamelijk mathematische beschrijving van de wereld creëert vanuit een wensbeeld van de interactie tussen mensen in een samenleving. Daarmee kan die imaginaire wereld zich ook opheffen door te moeten constateren dat de werkelijkheid toch anders reageert (zoals de oude FED-baas Alan Greenspan overkwam). Daarover gaan veel van de discussies in dat vak vermoedelijk.
Ik ben persoonlijk van mening dat ook over de betekenis van de uitspraken van economen een veel betere reflectie nodig is. Dat is welhaast de kortste samenvatting van Achterhuis' boek. De neoliberale economie hebben we ons als een mathematische noodzaak laten overkomen, terwijl sociologisch vermoed mocht worden (begrijpend dus - hoe gek dat ook klinkt) dat de middenklassen zouden worden weggevaagd en weer zouden gaan stemmen zoals in de Europese jaren '30 van de vorige eeuw. Dat zijn zaken die met name de Amerikaan Thomas Frank heel goed begrijpend analyseerde in zijn boek over Kansas.
Om nu weer aan te sluiten bij je hoop dat het biochemische perspectief op voeding 'hard' is (en wat Borst daar zeker óók over zei tegen Katan), de vraag werpt zich op in hoeverre het zgn. eminence oordeel dat biochemici in voeding noodzakelijk moeten hanteren (vanwege alle ruis, zie mijn uitspraken daarover in de eerste 15 minuten van bovenstaand vraaggesprek) kentheoretisch daadwerkelijk verschillen van de betekenis van theorieën in de sociale wetenschappen.
Mogelijk zeg je nagenoeg hetzelfde in jouw #29 met deze zinnen: "Ik durf wel op te biechten dat ik zelf voor de biochemische tak van de voedingswetenschap heb gekozen omdat ik het gevoel had dat je in dat type onderzoek meer absolute zekerheden kon bereiken en daar had ik persoonlijk behoefte aan. Bekijk je de voedingswetenschap vanuit een keiharde beta-bril dan ga je je ook achter de oren krabben. Dat merk je ook in de beeldvorming van meer biochemische georienteerde wetenschappers tov. de voedingswetenschap. Maar het is te gemakkelijk om met die bril op de voedingswetenschap aan de kant te zetten."
Sander, onlangs vond prof. Tiny van Boekel het op de een of andere manier nodig om duidelijk te maken dat voedingswetenschappelijke inzichten van biochemici mogelijk het gezonde verstand van het voorzorgsprincipe waren vergeten rond vast vet en de kankerverwekkende eigenschappen van instabielere vloeibare vetten bij hoge verhitting. Toen bleek jij te staan achter het pleidooi voor vloeibare vetten in de frituurpan.
Hoe bepaal je - o.m. in zo'n situatie - wanneer je het publiek als expert met een gerust hart kunt informeren, e.e.a. in de wetenschap dat de industrie dat oordeel zal volgen?
Ik weet van de meelezende industrie dat juist dat geval inmiddels een ethisch dilemma is geworden. Men vertrouwt op wetenschap, maar twee hoogleraren stelden scherpe oordelen tegenover elkaar. Hoe moet je als industrieel reageren als je bijv. Remia Vloeibaar maakt?
Wat adviseer jij in zo'n geval?
Dick, een vakgebied als economie bestaat in feite uit een verzameling theorieën, waarbij het empirisch toetsen van die theorieën erg lastig is. Dat weet je zelf denk ik beter dan ik als wetenschapsfilosoof. Er wordt niet voor niets de vraag gesteld of economie wel een wetenschap is. Bij economie speelt dat probleem van onzekerheid en onvoorspelbaarheid nog sterker dan bij voedingswetenschap.
Zie bijvoorbeeld: https://www.theguardian.com/business/economics-blog/2013/nov/06/is-economics-a-science-robert-shiller
Verder is het wel grappig dat je Katan en Borst aanhaalt want die twee had ik ook in gedachten maar met een andere boodschap. Borst zou namelijk iets gezegd hebben tegen Katan in de trend van dat zijn eigen vakgebied (de biochemie, waarin Katan ook is opgeleid) zoveel gemakkelijker is dan de voedingswetenschap met al zijn complexiteit en onzekerheden en dat hij Katan in dat opzicht niet benijdde.
Wat betreft je concrete vraag denk ik dat we voorzichtiger moeten zijn en wetenschappelijke bevindingen niet te snel te moeten willen communiceren naar buiten. Dit is iets wat ik 5 jaar geleden ook expliciet genoemd heb in mijn oratie:
http://www.wur.nl/nl/show/Voedingswetenschappers-moeten-niet-te-snel-de-brede-publiciteit-zoeken.htm
Ik denk niet dat dat onethisch is. Integendeel, het is eerder onethisch om dingen die ether in te gooien waarvan je weet dat ze eigenlijk pas waarde hebben als het wordt bevestigd.
Sander, ik begrijp zojuist van Dennis - bijna een über-beta - dat hij aan de slag gaat met een raamwerk waarin hij het beste denkt te kunnen maken van onzekerheid. Dat is de geest van wetenschap in het zojuist door jullie interactie uitstekend neergezette veld van onzekerheden dat de voedingswetenschap is. Die volgende zet is aan Dennis.
Mij boeit deze zin uit je reactie in #29: "Maar het is te gemakkelijk om met die bril op de voedingswetenschap aan de kant te zetten. Dan kun je veel meer wetenschapsgebieden afwimpelen, inclusief alle gammawetenschappen. In die vakgebieden zijn de onzekerheden nog vele malen groter."
1. Zou je kunnen toelichten waarom je die onzekerheden als groter, en zelfs 'vele malen groter' taxeert?
2. Als die onzekerheden er zijn en dus kennelijk ge- en erkend worden, hoe moeten voedingswetenschappers daarover dan communiceren?
Die laatste vraag stel je zelf ook aan het eind van je reactie. Ik denk dat het een uitstekende en zelfs cruciale vraag is. Toen Martijn Katan afscheid nam als hoogleraar aan de VU gaf Piet Borst, diens leermeester, een antwoord op die vraag. Hij zei: je moet het publiek niet teveel vertellen, want daar wordt het onzeker van. Ik schrok daarvan, gegeven de onzekerheid die jij ook constateert en de verantwoordelijjkheid die hij daarmee op de schouders van voedingswetenschappers legde. Daarom vraag ik je met die 2e vraag eigenlijk: wat vind je van de ethiek die spreekt uit Borsts houding?
Sander,
Wat een mooie en tegelijk zinvolle bekentenis: met een bèta bril op is jouw gevoel over de 'softere' voedingswetenschap ongeveer hetzelfde. Ik heb uiteraard ook een bèta bril op, hoewel een andere, en dat punt is precies wat mij al jaren zo intrigeert aan de wereld van voeding.
Het belangwekkende aan jouw 'bekentenis' is dat het ertoe bijdraagt dat de discussie over de status van en de verwachting over voedingswetenschap openbreekt: het is nou eenmaal niet hard, en dat moet open op tafel kunnen komen.
Ik heb overigens de indruk dat het niet alleen media, leken en goeroes zijn die de nuance teveel naar de achtergrond drukken. De pretentie van het Voedingscentrum om (überhaupt) een advies te geven, en termen die daarbij gebruikt worden als 'De waarheid op tafel' getuigen ook niet van een uiterst genuanceerd verhaal. Dat is, zoals je zegt, natuurlijk vooral een communicatie aspect. Maar het is wel iets dat het publiek aanvoelt, die boodschap wringt voelbaar.
Inhoudelijk, over de vraag of de effecten nou eenmaal zo klein zijn, heb ik overigens wel mijn twijfels. Jazeker, als we zouden willen weten wat één appel doet, of zelfs tien jaar lang elke dag een appel, dan is het meten in de ruis. Maar anderzijds zijn de effecten van voedingspatroon en leefstijl dramatisch als je kijkt naar de bevolking. Bijna een miljoen diabeten, hoe sterk wil je het effect hebben?
De effecten zijn zo groot dat we het voor onze ogen zien gebeuren, en tegelijk per voedingsmiddel zo klein dat ze onmeetbaar zijn. Bij mij komt dan de gedachte op dat we er door een verkeerde bril naar kijken. Als dat zo is, is in eerste instantie reflectie nodig, want dan zal beter, dieper, langer, en harder op dezelfde wijze kijken niet iets opleveren.
Ik kan me voorstellen dat je de bal dan terug zou willen kaatsen met de vraag: en hoe zou je dan wel willen kijken? Ik heb daar wel een idee over. Sterker, ik heb daarover een paper in voorbereiding, alleen speelt tijdgebrek me parten. Het helpt, zo is mijn lijn van denken, als er eerst eens een fenomenologisch model zou worden opgesteld over de relatie tussen voeding en gezondheid in het totaalplaatje (niet voor één ziekte).