Deze explosieve groei verrast ook een andere expert, sectormanager Van Beekhuizen van de Rabobank. Zijn verwachting was dat de huidige productie pas in 2020 gehaald zou worden. In het kwartaalbericht van december 2015, dus ruim een half jaar na de afschaffing zit de Rabobank er al naast, maar aan de trend verandert volgens Van Beekhuizen niets, alleen het omslagmoment komt verder weg te liggen. Deze inschatting geldt ook voor andere experts volgens een artikel in De Boerderij, dat vooral laat zien hoe groot de verwarring is bij de mensen en organisaties die de sector menen goed te kennen.
De explosieve groei heeft dramatische gevolgen voor de melkprijs, zoals de grafiek hieronder laat zien voor de leden van FrieslandCampina. In de eerste drie maanden van 2015 is er een flinke stijging van de garantieprijs, wat de indruk wekt dat ook deze marktleider verwacht dat de Nederlandse veehouderij flink gaat profiteren van de afschaffing van de melkquota. Daarna begint de melkprijs te zakken, tot zij medio 2016 stabiliseert op 25 eurocent. Een prijsstijging naar 36 eurocent zien we pas in de laatste maanden van 2016, als gevolg van het vrijwillige melkreductieprogramma van de EU. Voor elke liter die de Europese boeren niet leveren, krijgen ze 14 eurocent; FrieslandCampina doet daar nog eens 10 eurocent bij.

Toelichting: De grafiek toont de garantieprijs die FrieslandCampina aan het eind van iedere maand aan haar leden betaalt. Rood: melkprijzen voor 2015; Groen: 2016, Blauw: 2017.
Bron: https://www.frieslandcampina.com/nl/organisatie/financieel/garantieprijs-frieslandcampina/
Al met al heeft de afschaffing van de melkquota de verschillende partijen veel geld gekost. Te beginnen met de Nederlandse (en andere Europese) melkveehouders, want de schattingen over hun break-even punt lopen uiteen van 32 tot 40 eurocent. Daarnaast moesten FrieslandCampina – en andere zuivelbedrijven die meededen aan het melkreductieprogramma – diep in hun buidel tasten. En uiteindelijk gaan hun leden – dus de boeren – dat in hun portemonnee voelen. Tot slot de Europese belastingbetaler die moet opdraaien voor de kosten van het melkreductieprogramma, dat ongetwijfeld niet het laatste is zolang de boeren meer melk produceren dan er kan worden afgezet. En dan heb ik het niet eens over de enorme kosten die in Nederland gemaakt moeten worden om de mestoverschotten te reduceren. En de schade aan de natuur, die moeilijk te berekenen is.
Waarom hebben vrijwel alle experts dit niet voorzien?
Keynes en het collectief prisoner’s dilemma
Wat goed is voor het individu, kan slecht uitpakken voor het collectief. Te weinig wordt gebruik gemaakt van dit inzicht, dat we vooral aan Keynes hebben te danken. Keynes toonde aan dat sparen voordelen kan hebben voor ieder individu, doch in een laagconjunctuur macro-economisch gezien een ongunstig effect heeft. Als iedereen meer gaan sparen, gaan immers de consumptieve bestedingen omlaag, zodat de benedenwaartse spiraal wordt versterkt – tenzij de overheid haar verantwoordelijkheid neemt en de bestedingen opvoert.
Op bedrijfstakniveau, waar micro-economen zich mee bezig houden, speelt een vergelijkbaar verschijnsel. Ik doel niet alleen op de rol van de Europese overheid die door het melkreductieprogramma de melkprijs eind 2016 weer liet stijgen. Het gaat mij vooral om het ontstaan van de prijsval. Is het verwijt van Geert Mak terecht dat hij de boeren eind april 2016 maakt? “De prijskeldering had iedereen kunnen zien aankomen. De boeren hebben zich gek laten maken. Ze vragen om hulp van de overheid. Hoezo hulp? Denk liever eerst na voordat je de veestapel vergroot.”? Nee, zo simpel is het niet.
In De Groene Amsterdammer spreekt landbouweconoom Peerlings over een klassiek prisoner’s dilemma, in het Nederlands een gevangenendilemma: “Als je als boer niets had gedaan terwijl je buren allemaal uitbreidden, zou dat dom zijn geweest.” Dit dilemma zegt dat het voor iedere individuele boef gunstig is om de misdaad te bekennen – want minder straf – maar dat pakt ongunstig uit voor zijn medeplichtigen. En uiteindelijk ook voor hemzelf, want voor de medeplichtigen geldt hetzelfde en dus worden alle boeven veroordeeld – terwijl ze een veel lichtere straf zouden krijgen als ze allemaal hadden gezwegen.
Het is echter beter om te spreken van een collectief gevangenendilemma, ook wel bekend als de Tragedy of the Commons, in het Nederlands de Tragedie van de meent. Een meent is een gemeenschappelijk stuk weidegrond dat door alle inwoners van een dorp kan worden gebruikt. Iedere boer die een extra koe laat grazen op de meent krijgt een grotere melkopbrengst maar zorgt er tevens voor dat er minder gras overblijft voor de koeien van de andere boeren die de meent gebruiken. Hij krijgt dus de volledige opbrengst van een extra melkkoe, terwijl de kosten worden verdeeld over alle boeren. Aangezien dit voor elke boer geldt, ontstaat al snel overbegrazing die uiteindelijk voor alle boeren slecht uitpakt.
Ook bij particulier eigendom
Volgens de meeste economen bewijst de Tragedy of the Commons dat collectief eigendom tot inefficiënte oplossingen leidt in de vorm van overbegrazing, overbevissing of teveel verkeer op de weg omdat voor meer uitlaatgassen niet betaald hoeft te worden. In de praktijk echter blijken deze negatieve gevolgen meestal helemaal niet zo vaak op te treden omdat de betrokken partijen heel ingenieus allerlei institutionele spelregels toepassen, zo is aangetoond door Elinor Ostrom, een politieke wetenschapper die in 2009 de Nobelprijs voor de Economie krijgt, overigens als eerste vrouw.
Besluiten alle melkveehouders daarentegen hun aanbod en hun productiecapaciteit te beperken, dan blijft de melkprijs op peilDe crisis in de melkveehouderij laat bovendien zien dat bij particulier eigendom een vergelijkbaar probleem kan ontstaan. Iedere boer heeft er voordeel bij om meer koeien te melken, vooral als hij hoge vaste kosten en te weinig alternatieven heeft (waarover straks meer). Dit brengt echter wel een nadeel met zich mee, even afgezien van toenemende mestoverschotten en schade aan de natuur. Het nadeel is namelijk dat bij een gelijkblijvende vraag het extra melkaanbod de prijs onder druk zet. Dit nadeel wordt echter verdeeld over alle melkveehouders. Aangezien deze ongelijke kosten-baten verdeling voor elk boer geldt, ontstaat er binnen de kortste keren een prijsval. Besluiten alle melkveehouders daarentegen hun aanbod en hun productiecapaciteit te beperken, dan blijft de melkprijs op peil. Dan heb je wel een centrale regisseur nodig die deze beperking controleert en sanctioneert, dus een overheid of een andere partij met voldoende gezag en sanctiemogelijkheden. Inderdaad, dat was de situatie ten tijde van het melkquotum.
Vaste vs variabele kosten
Toch er is meer aan de hand. Want het collectieve prisoner’s dilemma speelt in vrijwel iedere bedrijfstak een rol van betekenis. Meer melkkoeien houden kan tegenwoordig in Nederland alleen door zwaar te investeren in stallen, robots en land. Wat de meeste burgers vermoedelijk zich niet realiseren: de landbouw, en zeker de melkveehouderij, is een zeer kapitaalintensieve bedrijfstak geworden. En dat heeft ervoor gezorgd dat de vaste kosten een steeds groter deel van de kostprijs uitmaken. Iedere bedrijfseconoom kan vertellen dat het dan aantrekkelijker wordt de productie op te voeren, omdat de vaste kosten per eenheid product snel omlaag gaan. Zelfs als je verlies lijdt, dus onder het break-even punt zit. Want zolang de prijs hoger is dan de (geringe) variabele kosten, is doorproduceren beter dan helemaal stoppen. In het eerste geval kun je een deel van de vaste kosten terugverdienen, terwijl in het tweede geval de vaste kosten helemaal niet worden gedekt. Bovendien betekent de laatste optie, dat je op een andere manier je geld moet verdienen. Zeker boeren op leeftijd kunnen moeilijk een baan in de burgermaatschappij vinden.
Klem
Maar hoe kan het dat andere boeren en tuinders veel minder zwaar of vaak in de problemen komen, en dus minder een beroep hoeven te doen op de overheid? Zij hebben toch ook hoge vaste kosten?
Het grote verschil zit ‘m in de alternatieven die hen beschikbaar staan. Een akkerbouwer kan volgend jaar andere gewassen gaan verbouwen als bijvoorbeeld de aardappelprijzen heel laag zijn en naar verwachting ook volgend jaar laag zullen blijven. Hetzelfde geldt voor de groente- en sierteelt. En een varkenshouder kan kippen of geiten gaan houden als de varkensmarkt langdurig in het slop zit, want ook bij die andere vormen van intensieve veehouderij gaat het vrijwel uitsluitend om stalruimte, veevoer en antibiotica.*[redactie] De melkveehouder daarentegen kan geen kant op!
Hij kan toch overstappen op vleesvee, zult u misschien denken. Vroeger kon dat vrij gemakkelijk, maar tegenwoordig ligt dat anders. Niet zozeer vanwege de dure melkrobots die hij moet zien te slijten. Weliswaar zullen Nederlandse boeren niet meer zoveel interesse hebben vanwege de dalende melkprijzen, hun geslonken financiële reserves en de beperkte leenruimte bij de bank, maar in het buitenland willen ze onze melkrobots graag hebben voor een aardig prijsje. Belangrijker is het toegenomen onderscheid tussen melkrassen en vleesrassen, zodat je niet zo gemakkelijk kunt overstappen. Oude rassen, zoals de Blaarkop, die zowel voor de melk als voor het vlees gebruikt kunnen worden, zijn een marginaal verschijnsel geworden, behalve in de biologische veeteelt.
En daarmee kom ik op het enige alternatief dat voor melkveehouders in aanmerking komt: overstappen op de biologische variantEn daarmee kom ik op het enige alternatief dat voor melkveehouders in aanmerking komt: overstappen op de biologische variant. Deze oplossing is echter niet voor iedereen weggelegd. Ten eerste zijn er maar weinig gangbare boeren die kunnen werken volgens de principes van de biologische landbouw. Want die staat ver af van hoe zij tot dusver hebben geboerd. Bovendien moeten zij voldoende financiële middelen hebben – of kunnen aanboren – om de overgangsperiode te overbruggen. Een overstapper kan pas na drie jaar biologisch boeren de hogere melkprijs krijgen maar moet eerst allerlei extra kosten maken en investeringen doen. Tot slot kunnen gangbare melkveehouders pas overstappen als eerst voldoende consumenten overstappen, en dus bereid zijn een hogere prijs voor hun zuivelproducten te betalen.
Hoe nu verder?
Om financiële redenen willen veel melkveehouders graag overstappen naar de biologische sector want de melkprijs ligt daar aanzienlijk hoger. En inmiddels zijn er voldoende politici, bestuurders en ambtenaren die hen daarbij willen helpen met subsidies en andere extra’s. Dit lijkt mij verspilling van tijd, geld en moeite. Als de biologische sector al deze opportunistische boeren toelaat, dan ontstaat er vroeg of laat overproductie en prijsval. Als zij daarentegen een wachtlijst hanteert, dan worden de overstappers geconfronteerd met loze beloften. In beide gevallen dus dikke ellende.
Als herinvoering van het melkquotum in EU-verband teveel weerstand en vertraging oplevert, kan Nederland dit toch op eigen houtje doen? Onder politieke druk wordt alles vloeibaarMoeten we de gangbare veehouderij grondgebonden maken, zoals dat in de biologische sector van oudsher praktijk is? Het wetsvoorstel ‘grondgebonden groei melkveehouderij’ is inmiddels bij de Eerste Kamer beland, waar op 16 mei de plenaire behandeling plaats vindt. Samen met het wetsvoorstel ‘invoering stelsel van fosfaatrechten’, en dat is geen toeval. Want het beleid lijkt er vanuit te gaan dat de Nederlandse veeteelt geen problemen meer heeft als Brussel ons land weer een speciale behandeling geeft in de vorm van behoud van derogatie. Zelfs het alternatieve plan van kritische Platform Aarde Boer Consument lijkt dit als uitgangspunt te nemen. Stel, dat de verwerking of export van mest een hoge vlucht neemt, door allerlei innovaties en/of door extra buitenlandse vraag, kunnen we dan alles weer aan de ‘vrije markt’ overlaten?
Als de prijs op de wereldmarkt als uitgangspunt geldt, dan kun je een dalende trend verwachten, en dat betekent dat melkveehouders juist méér gaan produceren. Deze afwijking van de neoklassieke prijstheorie treedt op wanneer sprake is van een collectief prisoner’s dilemma, van hoge vaste kosten en bij het ontbreken van reële alternatieven. Deze drie factoren zijn in de moderne melkveehouderij extreem overheersend geworden, meer dan in andere agrarische sectoren. Moeten we niet serieus gaan nadenken over herinvoering van het melkquotum? In Canada zorgt dit systeem al jarenlang voor tevreden boeren, en dat zonder overheidssubsidie. Als herinvoering in EU-verband teveel weerstand en vertraging oplevert, kan Nederland dit toch op eigen houtje doen? Onder politieke druk wordt alles vloeibaar.
* zie de opmerkingen van de auteur in #17
Op 8 oktober krijg je nieuwe kado-artikelen.
Als betalend lid lees je zoveel artikelen als je wilt, én je steunt Foodlog
We produceren in een keten
nu vergelijk dat maar eens met een auto besturen,
situatie 1:
de een heeft het stuur vast, de ander bedient het gaspedaal en de laatste bedient de rem.
situatie 2:
en bestuurder die, stuurt gas geeft en remt met 2 personen op de achterbank
Uit ervaring weet iedereen dat situatie 2 beter zal werken dan situatie 1. Maar wie wil die verantwoordelijkheid pakken? Wie staat er op en spreekt zich uit tegen zijn ketenpartners: stap maar ik achterin, ik zorg dat jullie een goede boterham verdienen. Het is een gigantisch risico en zware verantwoordelijkheid die je op je neemt terwijl nu het risico bij de groep zit die het gaspedaal bedient en eigenlijk ook min of verantwoordelijk is voor tekorten en overschotten.
nog even over nr 30,
In een onbetrouwbaar land ben je gedwongen om op je tenen te lopen om te overleven. Het is alles of niets. Stel je krijgt het vertrouwen dat je met je 80% productie toch je inkomen haalt en de mogelijkheid blijft houden om later als de markt 100% vraagt de aantallen dieren mag houden is er niets aan de hand. Maar we zitten nu op een wipwap met links concurrentie en rechts vertrouwen. Deze zou eigenlijk perfect in balans moeten zijn. Helaas wordt er volop ingezet op concurrentie vooral in het belang van de consument, Daarmee wordt het vertrouwen tekort gedaan en gaan ondernemers zichzelf beschermen, op de tenen lopen en alles of niets spelen. Dit is vooral politiek en niet zozeer economie in mijn ogen.
#44 Bennie, ik heb het idee dat het artikel is gericht op een gezonde leefomgeving (welja, wereld) voor iedereen. Uit de EU vind ik niet zo'n goed idee, 70% minder vee wel. Helaas kan je niet alle boeren te vriend houden.
#44 , Bennie, dat hoef je mij zeker niet uit te leggen. De consequentie is dat de merkencoöperaties goed moeten zien op marketinggebied en daar de consequenties uit moeten trekken.
Van het besef dat dat nodig is, zal het moeten komen. De één is daar al meer van doordrongen dan de ander. Vervolgens zullen ze het wel moeten waarmaken en daar staat de één beter in positie dan de ander. Je noemde hieronder een kleine grote. Ik denk dat die een prima toekomst kunnen hebben. Die grote gaat het moeilijker krijgen vooral ook omdat het in de leiding strategische marketing inzicht vergt. Daar is besloten voor meer 1970-achtig techniek-en-efficiency leiderschap met mestverwerking enzo. Dat is keuze. Zoals je merkt: ik denk niet dat dat het makkelijker maakt.
#41, Agnes, dat bedoel ik niet. Ik bedoel dat bedrijven als Kemper, Van Drie en merkverbanden als Label Rouge uitstekende schuilplaatsen zijn voor ZZP'ers in samenwerkingsverband.
Verder constateren we hier - niets nieuws, want we deden het hier vroeger rond varkens al heel vaak (een inmiddels gesloten dossier wat FL betreft) - dat boeren naar strategie- en marketingschool moeten (hun onderwijs is erbarmelijk op dat punt), zich moeten laten helpen of helemaal terug moeten naar zichzelf zijn. Eigenlijk zegt Jan Peter hieronder precies hetzelfde.
Toch is er heel veel van te maken. Nog altijd. Maar het gaat - denk ik - nog niet slecht genoeg.
Agnes #41, ik heb al vanaf het moment dat ik het artikel van Hein Vrolijk las het gevoel dat de gedachtegang niet gericht is op een stabiele melkprijs voor de boeren maar op maximale reductie van de veehouderij. Ik kan mij niet voorstellen dat ik aan Hein of Dick moet uitleggen dat productiebeperking in een beperkt gebied, in een verder vrije markt, geen enkele prijsbescherming biedt.
Hein stelt zelfs voor om een productiebeperking in alleen Nederland in te stellen. Als we werkelijk daarmee een stabiele prijs willen realiseren dan moet Nederland op zichzelf een afgesloten markt vormen. Dus uit de EU. Export is onmogelijk, dus moet de melkveehouderij met 70% krimpen. Laat dit nou net gelijk zijn aan de 70% krimp die in het verkiezingsprogramma staat van de Partij vd Dieren.