Net als de Nederlandse is de Vlaamse regering vastgelopen in het stikstofdossier, met dit verschil dat het lijkt alsof de Vlamingen er nu uit zijn. Afgelopen weekend bereikte de regering van Jan Jambon een akkoord over de manier waarop ze vergunningen kan verlenen aan stikstofuitstotende bedrijven en boeren op een zodanige manier dat stikstofvervuiling wordt teruggedrongen. Dat gebeurde na intensieve onderhandelingen tot in de late uren. Het akkoord moet het delicate evenwicht tussen economische ontwikkeling en milieubescherming bewaren. Het werd gesmeed onder druk van diepe politieke meningsverschillen en milieuactivisten.

Piekbelasters gelegaliseerd
Het hart van het Vlaamse akkoord draait om de zogenaamde 'piekbelasters', bedrijven die een bovengemiddelde impact hebben op de stikstofuitstoot. In Nederland weten we inmiddels dat 'piekbelaster' een juridisch woord is dat natuurkundig en chemisch loos is omdat het effect van heel grote uitstoters of kleine bedrijven zoals boeren in de vorm van neerslag op de natuur niet kan worden aangewezen. Hun uitstoot verdwijnt voor het veruit grootste deel in de zogenaamde 'deken' die boven het land hangt en waarvan de herkomst niet uit te sorteren valt. Nederland weet niet hoe met deze situatie om te gaan en heeft daarom gekozen voor vrijwillige uitkoop voor wie dat wil vanuit de gedachte dat een effect zal hebben op de deken.

Rode bedrijven mogen hun activiteiten voortzetten mits ze hun juridisch vooronderstelde negatieve effect op de natuur tot onder de 50% van het huidige niveau brengen. Daar zullen ze flink voor moeten innoveren en diep in de buidel tasten
In Vlaanderen blijven piekbelasters toch met naam en toenaam aangewezen met een 'rode kaart'. Onder de rode bedrijven zijn veel boerenbedrijven in de nabijheid van natuur; ze moesten volgens de eerdere regelgeving hun bedrijf staken in 2030.
Het afgelopen weekend bereikte akkoord voorziet in een significante beleidswijziging. Rode bedrijven mogen hun activiteiten voortzetten mits ze hun juridisch vooronderstelde negatieve effect op de natuur tot onder de 50% van het huidige niveau brengen. Daar zullen ze flink voor moeten innoveren en diep in de buidel tasten. De vraag is dus vooral of ze er economisch uitkomen, maar ze zijn nu wel gelegaliseerd terwijl ze eerder illegaal waren verklaard na 2030.
In Nederland dreigen de zogenoemde PAS-melders definitief in de juridische gehaktmolen terecht te komen omdat Nederland niet weet hoe hen te legaliseren..

Niettemin weerspiegelt de aanpak - waar ook in Nederland over na is gedacht in het kader van het Landbouwakkoord - voor Vlaanderen een nieuwe denkroute: milieu-uitdagingen kunnen ook door technische maatregelen of een slimmer operationeel management van bedrijfsprocessen worden aangepakt. Het akkoord heeft een derde weg gevonden tussen stoppen en een vergunning krijgen voor de bestaande activiteiten. De aanpak illustreert de voortdurende worsteling om economische groei en milieuverantwoordelijkheid toch samen te laten gaan.

Betere onderbouwing
Een ander cruciaal element van het akkoord is de aanpak van de verschillende vergunningsdrempels voor industrie en landbouw. Terwijl de strengere impactdrempels voor de landbouw (tot 0,025% verandering voor 'boerenstikstof', NH3) onveranderd veel strenger als voor de industrie (tot 1% voor stikstof uit industrie en wegverkeer, NOx) blijven, ligt de nadruk nu op een betere wetenschappelijke onderbouwing van deze drempels. De Vlaamse Raad van State wilde meer transparantie en onderbouwing in de milieuwetgeving en daar voorziet de Vlaamse regering nu in. De impactdrempel is te vergelijking met de in Nederland door de provincies gehanteerde drempel van 0,005 mol/ha als grenswaarde waarboven niet zonder meer een vergunning meer kan worden verleend.

Voor grote bedrijven buiten de agrarische sector biedt het akkoord wel soelaas. Maar net als in Nederland als er weer een idee is gelanceerd, klinkt ook in Vlaanderen alom de vraag of het akkoord juridisch houdbaar is
Net als Porthos
Ook schaft Vlaanderen de 'onvergunbaarheidsdrempel' voor landbouwbedrijven af. Dit betekent dat boeren die de uitstootdrempel overschrijden, toch een vergunning kunnen aanvragen mits ze een grondig milieuonderzoek uitvoeren. Dit opent de deur voor een flexibelere benadering, waarbij ieder individueel geval op zijn eigen merites kan worden beoordeeld, in plaats van via de enkelvoudige drempelwaarde. Een dergelijk aanpak is erg kostbaar voor boeren omdat een bureau er een gedegen rapport voor moet maken, zoals bijvoorbeeld in Nederland gebeurde voor het Rotterdamse Porthos-project waar een soortgelijke procedure voor werd gevolgd.

Voorts introduceert Vlaanderen vermoedelijk in 2025 het in Nederland bekende 'extern salderen'. Bedrijven mogen de uitstootrechten overnemen van stakende bedrijven en kunnen daarmee hun groei realiseren zonder de totale uitstoot in Vlaanderen te verhogen.

Kritiek
Tot slot vormt het akkoord de opmaat voor toekomstige hervormingen. Onderzoek moet uitwijzen of na 2030 de stikstofaanpak met meer nadruk op de bredere ecologische context en de effecten van klimaatverandering kan worden vormgegeven.

De regering van Jan Jambon benadrukt dat het akkoord een stap vooruit is in de richting van een meer geïntegreerde en doordachte benadering van milieu- en landbouwbeleid, die zowel de economische realiteit als de ecologische urgentie tegelijk eerbiedigt.

Van de zijde van groene partijen en milieuorganisaties klinkt kritiek: de natuur verliest want de deuren naar vele vergunningen zouden wijd worden opgezet met dit akkoord. Dat zegt ook de progressieve politicus Louis Tobback. De rechts-conservatieve partij Vlaams belang wijst op de hoge kosten die boeren moeten maken om een vergunning te kunnen binnenhalen. Voor grote bedrijven buiten de agrarische sector biedt het akkoord wel soelaas. Maar net als in Nederland als er weer een idee is gelanceerd, klinkt ook in Vlaanderen alom de vraag of het akkoord juridisch houdbaar is.
Dit artikel afdrukken