In vroeger tijden waren koeien op de hei een heel gebruikelijk gezicht. Voor een boer op de schrale zandgronden in Drenthe of Brabant was een koe een stuk interessanter dan een schaap, het dier dat we vooral met heide associëren. Een koe werd namelijk 's nachts op stal gezet en leverde daar de mest af waar de boer zijn akkers mee kon bemesten. Bovendien produceerde een koe ook melk, in hoeveelheden waar een schaap niet aan kan tippen.

Allegaartje ras
Tot het begin van de vorige eeuw stonden allerlei kleine, laag op de poten staande koeien op de Nederlandse heides, die toen overigens stukken 'graziger' waren dan nu, vertelt Frans Aarts, landbouwkundige met als hobby landbouwgeschiedenis. Het was geen echt ras, maar een allegaartje van van alles en nog wat. Ook nog eens in diverse kleurslagen, 'blauwen', 'bonten' en 'witrikken'. Sterke beestjes, die met weinig toe konden. In de dertiger jaren van de vorige eeuw verdwenen de laatste onder de verzamelnaam 'heidekoeien' bekend staande dieren uit beeld. Nederland pakte de fokkerij en veredeling van rundvee aan om een superefficiënte melkkoe te fokken. Nadat eerst het zwartbonte Fries-Hollandse ras de Nederlandse melkveehouderijen ging domineren, werd haar plek in de jaren '80 ingenomen door de uit de VS 'teruggehaalde' Friesian-Holsteiner, die nóg meer melk produceert. "Zeker in Nederland', zegt Aarts, "hebben we de koeien wegveredeld van het gemakkelijk kunnen verteren van slecht voer naar het efficiënt omzetten van krachtvoer."

Als ik de heide zou willen beweiden, dan pakte ik een MRIJ-koe. Die lopen hier immers al van oudsher rond dus daar heb je geen koetje uit Jutland voor nodig
Dubbeldoelkoeien
Die focus op melkproductie leidde ertoe dat ook de bestaande dubbeldoelkoeien - waar feitelijk ook het Fries-Hollandse ras toe behoorde - uit het landschap verdwenen. Dubbeldoelkoeien zijn koeien die zowel voor de melk als voor hun vlees gehouden worden. Ze werden gefokt vanuit het principe dat de Nederlandse boeren ook 'slecht' voer, ruwvoer, wilden kunnen benutten. Ouderwetse dubbeldoelkoeien, zoals het Maas Rijn IJssel-rund (MRIJ), Lakenvelders of blaarkoppen zijn er nog steeds, maar inmiddels behoren ze tot de zeldzame huisdierrassen. Aarts moet een beetje lachen, als hij hoort van de subsidie die het Dinamofonds verstrekt om de heidekoe te herintroduceren. "Als ik de heide zou willen beweiden, dan pakte ik een MRIJ-koe. Die lopen hier immers al van oudsher rond dus daar heb je geen koetje uit Jutland voor nodig."

'De' heidekoe bestaat niet. Het is geen Nederlands zeldzaam ras. Dat bevestigt ook Geert Boink, oud-voorzitter van de Stichting Zeldzame Huisdierrassen. Toch lopen er sinds 2006 weer 'heidekoeien' rond in Nederland. Indertijd haalde het Geldersch Landschap & Kastelen een twaalftal dieren van een heidekoe- en een graaslandras uit Jutland (Denemarken) naar Nederland om ze in te zetten als natuurgrazers en alternatief voor de grote Schotse hooglanders. De zogenaamde heidekoetjes "zien er minder bedreigend uit", kunnen jaarrond buiten blijven en blijken met hun graasgedrag een perfecte aanvulling op hoe schapen grazen. Ze doen waar koeien eigenlijk voor bedoeld zijn: voor akkerbouw ongeschikte of zelfs slechte gronden toch gebruiken voor een product waar mensen iets aan hebben.

Feitelijk maken we van de koe een varken
De Jutlandse heidekoeien hadden nog wel genetische verwantschap met de uitgestorven Nederlandse heidekoe. "Dankzij een aantal toegewijde fokkers zijn er nu ongeveer 150 dieren verdeeld over 10 tot 15 kuddes," aldus het Dinamofonds. Reden voor dat fonds om een tweetal subsidies toe te kennen: eentje van €10.000 voor genetisch onderzoek door het Centrum voor Genetische Bronnen Nederland & Wageningen Livestock Research (CGN) om de genetische diversiteit in kaart te brengen en tot een verantwoord fokprogramma te komen. De tweede subsidie bestaat uit €23.500 euro voor het welzijn en beheer van 7 heidekoeienkuddes die in 4 provincies 3.000 hectare natuur -en heidegebieden begrazen en dankzij hun begrazing stikstofschade bestrijden en de biodiversiteit versterken.

CGN-onderzoeker Mira Schoon onderzocht het DNA van meer dan 100 heiderunderen - dankzij de subsidie kon zij een brede oproep doen om van zoveel mogelijk dieren haren te verzamelen, geen geringe opgave bij heidekoeien die zich lang niet altijd makkelijk laten vangen - om hun afstammingsgegevens nauwkeurig in kaart te brengen. Het zo ontstane beeld vormt een goed uitgangspunt voor de start van een duurzaam fokbeleid voor de heidekoeien in Nederland, schrijft Schoon op de site van de WUR. Bovendien is de heidekoe als 'eigen populatie' te onderscheiden van de op dit moment erkende Nederlandse (dubbeldoel-)runderrassen. De heidekoe komt het genetisch meest overeen met de Fries-Hollandse zwartbonte populatie, "maar lang niet voldoende om de Heidekoe binnen dit ras te plaatsen," aldus Schoon. Zij pleit voor een gezamenlijk en duurzaam fokprogramma voor de lange termijn.

Koeien en schapen vullen elkaar uitstekend aan. Schapen 'knippen' de toppen van de begroeiing. Koeien plukken, in een rustiger tempo grazend, met hun tong alles van links naar rechts kaal. Daarbij rukken ze ook de harde en taaie grassen mee die als gevolg van de stikstofuitstoot de heide overwoekeren
'40 jaar en 6 generaties'
Daar kan Boink zich wel in vinden. Want alleen met een stamboekvereniging en een fokprogramma kun je een onderbouwde aanvraag indienen voor erkenning en ondersteuning bij de SZH. "Wij hebben de regel dat we een ras pas echt gaan ondersteunen als ze 40 jaar en 6 generaties in Nederland gefokt zijn," zegt Boink. "Dat is de officiële afspraak en dus de norm. Wat moeten we als SZH met deze heidekoetjes als het geen officieel ras is?" Natuurlijk wil hij de mensen die de heidekoeien aan het herintroduceren zijn niet ontmoedigen, want meer diversiteit is aan te bevelen, en dan is het mooi als je er een beetje DNA bij hebt dat klopt.

Voor het laten begrazen van de schrale heide heb je geen heidekoe nodig, zegt ook Boink. "In Brabant verdween in 1956 de laatste heidekoe, dat was waarschijnlijk een kleine MRIJ. Dat is gewoon een klein koetje, wordt nauwelijks gemolken, dus die kan het daar prima doen. Ook een Lakenvelder gaat niet dood op de hei."

Stikstof en methaan
Aarts wijst er tenslotte nog op dat een koe op de hei ook vanuit de stikstof- en methaanproblematiek een prima idee is. "Als heide echt puur arme heide is, dan is er voor koe te weinig te halen," zegt hij. "Maar als je vergrassing wilt tegengaan, past een koe prima." Koeien en schapen vullen elkaar uitstekend aan. Schapen 'knippen' namelijk al lopende de toppen van de begroeiing. Koeien plukken, in een rustiger tempo grazend, met hun tong alles van links naar rechts kaal. Daarbij rukken ze ook de harde en taaie grassen mee die als gevolg van de stikstofuitstoot de heide overwoekeren, zoals het pijpenstrootje. En jonge boompjes, zodat de heide open blijft.

En die methaanuitstoot? Dat de koe wat dat betreft in zo'n slecht daglicht is komen te staan, moeten we onszelf verwijten. Nederland heeft de melkproductie opgevoerd tot extreme hoogte en voert zijn koeien daarvoor krachtvoer. "Feitelijk maken we van de koe een varken", zegt Aarts prikkelend. Voer de koe gewoon met ruwvoer, desnoods op de hei, daar is haar viermagige verteringssysteem voor gemaakt. "Als krachtvoer ruwvoer vervangt," zegt Aarts, "daalt de productie van methaan, omdat die evenredig is met het gehalte ruwe celstof. Een hoogproductieve koe produceert per kilo melk minder methaan." Maar de heidekoe levert geen vele duizenden liters melk. Laat die maar lekker het ruige gras op de heide wegvreten. Dat slaat twee vliegen in één klap. Stikstof op de hei wordt weer mest voor op de akker en de huidige (kostbare) fok- en suppletieprogramma's (zoals Bovaer van DSM) om de methaanuitstoot bij onze melkkampioenen te reduceren kunnen weer op de plank.
Dit artikel afdrukken