Uit de Monitor, die rapporteert over de ontwikkelingen met betrekking tot de doelen die Nederland zich heeft gesteld in de leefomgeving, blijkt dat de 'ruimtedruk' in ons land toeneemt. De energietransitie, circulaire economie en de natuur-, water- en milieukwaliteit moeten om de beschikbare ruimte concurreren met wonen en werken. Dat is schipperen op de vierkante meter, vooral als blijkt dat de ruimte voor werken sinds 1996 met 44% is toegenomen en de ruimte voor wonen in diezelfde periode met 10%.

Voer- en mestkringloop
Een van de onderdelen van het hoofdstuk landelijk gebied is gewijd aan de landbouw. In de begin deze maand door het kabinet gepresenteerde Nationale Omgevingsvisie is de overgang naar kringlooplandbouw een van de 'grote opgaven' van de komende 30 jaar. Wellicht is één van de opgaven daarbij al bijna bereikt, constateert het PBL: zonder soja-import zou de voer- en mestkringloop in de Nederlandse totalen veehouderij vrijwel volledig gesloten zijn.

Dat zit zo: in 2018 kwam 70% van het ruwvoer dat de Nederlandse melkveehouderij gebruikte, van nationale bodem. Omdat er ook restproducten uit de levensmiddelenindustrie aan de koeien gevoerd worden, levert de Nederlandse bodem 80% van de voerbehoefte van de melkveehouderijsector. Voor varkens en kippen liggen die percentages veel lager, op respectievelijk 15% en 5%.

Maar: de varkenshouderij haalt 50 tot 60% van het voer in de vorm van tarwe en gerst uit de ons omringende EU-lidstaten en vult 20% in met reststoffen uit de levensmiddelenindustrie. Het merendeel van de korrelmais en tarwe voor de pluimveehouderij komt uit Europa. Het resterende voer is vooral soja uit Noord- en Zuid-Amerika.

En dan komt het: in 2017 en 2018 exporteerde de Nederlandse varkenshouderij 40% van de varkensmest (uitgedrukt in fosfaat) naar Duitsland, Frankrijk en België. De landen dus waar de voergranen vandaan komen. "Deze retourstroom van fosfaat in mest is ongeveer even groot als de fosfaatimport in voergraan uit Noordwest-Europa. Daarmee is de voer-mestkringloop op de schaal van Noordwest-Europa voor het grootste deel gesloten, dat wil zeggen boekhoudkundig, want deels is het fosfaat in de mest afkomstig uit soja uit Noord- en Zuid-Amerika. De circulariteit van de varkenshouderij kan weinig worden verbeterd zonder soja-alternatieven of krimp van de varkensstapel," schrijft het PBL.

Bruto toegevoegde waarde en milieudruk
Het PBL becijferde dat de bruto toegevoegde waarde (btw) van de primaire Nederlandse landbouw ruim €10 miljard per jaar bedraagt, bijna 2% aan de bruto toegevoegde waarde van de Nederlandse economie. "Deze bijdrage is groter dan die in de omringende landen, wat onder andere wordt veroorzaakt door de grote omvang van de tuinbouwsector, met een aandeel van meer dan 60 procent – op minder dan 5 procent van het landbouwareaal. De primaire landbouw draagt een vijfde bij aan de bruto toegevoegde waarde van het agrofoodcomplex, inclusief bijdragen van toelevering, verwerking, distributie en btw op geïmporteerde grondstoffen."

Daar staat volgens het PBL tegenover dat de Nederlandse landbouw verantwoordelijk is voor circa 90% van de ammoniakemissie, 45% van de stikstofdepositie op natuur, 55% van de fosfor- en stikstofbelasting van regionale wateren, 95% van nitraat in het bovenste grondwater, 25% van fijnstof in de lucht en 14% van de broeikasgasemissies.
Dit artikel afdrukken