De Nederlandse weidevogels zijn de laatste decennia sterk in aantal achteruitgegaan. Bijvoorbeeld in Noord-Holland bleken de aantallen van 13 soorten in de periode 2018-2020 in vergelijking met de periode 1993-2001 gemiddeld met 53% afgenomen. Die achteruitgang is des te pijnlijker omdat het overheidsbeleid al sinds 1975 is gericht op een groeiend areaal agrarisch natuurbeheer en reservaten. Maar er bestaat al decennialang kritiek op agrarisch natuur- en landschapsbeheer (ANLb). Dat zou duur zijn en desondanks nauwelijks natuur opleveren. Weidevogels zouden alleen veilig zijn in terreinen beheerd door natuurorganisaties.
Maar klopt dat zwart-wit beeld eigenlijk wel? Die vraag kunnen we steeds beter beantwoorden dankzij verbeterde en langjarige monitoring van weidevogelpopulaties. In deze artikelen focussen we op Noord-Holland, aan de hand van een recent gepubliceerd degelijk rapport.1 Hoe scoren ANLb en terreinbeheer in die provincie, ook vergeleken met elkaar?

Maar eerst, voor wie dat interesseert, in bijgaande box iets over de achtergrond en de voorgeschiedenis van het ANLb en het reservaatbeheer.

Agrarisch natuurbeheer en reservaatbeheer2
ANLb gaat terug op zogeheten Relatienota van 1975. Doel daarvan was een compromis te sluiten tussen landbouw en natuurbescherming, die steeds vaker met elkaar in clinch lagen over ruilverkavelingen. Boeren mochten niet meer overal doorgaan met intensiveren. In een beperkt areaal zouden ze alleen nog kunnen boeren met beperkingen in hun bedrijfsvoering; voor weidevogels bijvoorbeeld later maaien. Daarvoor zouden ze worden gecompenseerd met een jaarlijkse vergoeding van de overheid. Streefdoel was 100.000 ha “beheergebieden”.

Daarnaast zou 100.000 ha boerenland stapsgewijs uit productie worden genomen en omgezet in reservaten beheerd door natuurorganisaties. In het Natuurbeleidsplan van 1990 werd vastgelegd dat beide doelen in 2018 moesten zijn gehaald.

Let wel: het is dus nooit de bedoeling geweest om de achteruitgang van de natuur te stoppen in het hele landbouwareaal, maar alleen in beheergebieden en reservaten. Zo bezien was de teruggang van de weidevogels van meet af aan te voorspellen.3

De beoogde 2x100.000 zou 9,6% van het toenmalige landbouwareaal beslaan. Omgerekend naar het (gekrompen) areaal in 2022 is dat 11,1%. Of die streefcijfers zijn gehaald, is niet helemaal duidelijk: het areaal reservaten is bekend, maar niet het percentage daarvan dat is bestemd voor agrarische beheertypen (m.n. weidevogelbeheer). Het areaal beheergebied, later “ANLb-gebied” genoemd, is wel bekend: in 2021 was het 103.000 ha, dus iets meer dan het streefdoel.4 Dat is de optelsom van betaald licht ANLb (voor weidevogels is dat doorgaans alleen bescherming van legsels, niet van kuikens) en zwaar ANLb (met ter bescherming van kuikens bijvoorbeeld ook uitgesteld maaibeheer). Maar niet iedereen beschouwt licht beheer als volwaardig ANLb.

Overigens voeren de meest bekende eigenaren (Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer en Noord-Hollands Landschap) het beheer van weidevogelreservaten maar voor een beperkt deel uit met eigen personeel. Meestal besteden zij het uit aan boeren of loonwerkers. Daarnaast is er particulier beheer, dat wordt uitgevoerd door individuele of samenwerkende beheerders, bijvoorbeeld in stichtingsverband. Reservaten zijn dus eigenlijk landbouwgronden met een gewijzigde functie: natuur.

Tenslotte de financiering van het beheer: die vindt deels plaats met Nederlands overheidsgeld en deels met Europees geld uit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

ANLb omstreden
In 2001 kwam er vanuit Wageningen heftige kritiek op het ANLb.5 Dat zou wel veel geld kosten, maar weinig of geen natuur opleveren. Die kritiek was deels terecht, zeker voor het “lichte” beheer (in de vorm van louter legselbeheer), maar veel te generaliserend. De kritiek hield aan en heeft geprikkeld tot verbeteringen van het beheer.

In 2016 werd een stelselwijziging doorgevoerd waarbij boeren in de regio, georganiseerd in zogeheten “collectieven”, gezamenlijk verantwoordelijk werden voor de organisatie en de kwaliteit van het beheer. Dat zijn er nu 40. Daarbij werd ook dringend geadviseerd om de resultaten van beheer en beleid te monitoren. Deze stelselwijziging, die door de overheid was bedoeld voor kwaliteitsverbetering maar ook voor bezuiniging, viel goed bij boeren, maar stuitte bij natuurbeschermers en ecologen op hernieuwde scepsis. In 2021 bracht de Algemene Rekenkamer een tamelijk vernietigend rapport uit over het weidevogelbeleid: dat had ondanks steeds hogere kosten de terugval van de grutto niet weten te stuiten.6 En recent schreef vogelonderzoeker Ben Koks nog op foodlog dat ANLb zou zijn gebaseerd op drijfzand: veel te weinig ecologie, geen deugdelijke monitoring en kwaliteitsbewaking. Ook zou de verdeling van geld belangrijker zijn geworden dan de kwaliteit. Terreinbeherende organisaties zouden dat beter doen.7 Op hun beheer is opmerkelijk genoeg nog zelden openlijke kritiek geuit, althans uit de ecologische hoek.8
We gaan dit beeld toetsen aan de cijfers in Noord-Holland.

Terminologie van het ANLb

De terminologie van het agrarisch natuurbeheer is niet eenvoudig. ANLb is zelf een cryptische afkorting, maar de volledige term “Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer” is te lang om vaak te herhalen. We gebruiken hem hier louter kortheidshalve.
De term “zwaar” beheer kan de indruk wekken dat de veehouder het land intensief gebruikt, maar dat is juist niet het geval. Het heet “zwaar“ omdat de grasopbrengst en daarmee het inkomen van de boer aanmerkelijk lager is.
De term “reservaten” wordt in het beleid niet meer gebruikt omdat hij een te statische/conserverende indruk wekt. We gebruiken hem hier toch om de cryptische afkorting “NNN graslandtypen” te vermijden en omdat hij ook zou kunnen gelden voor terreinen waar geen graslandgebruik plaatsvindt.
NNN staat voor het Natuurnetwerk Nederland, dat vroeger werd aangeduid met de ietwat technocratische term “Ecologische Hoofdstructuur (EHS)”.
Gebieden bestemd voor ANLb werden vroeger vaak aangeduid met de bureaucratische term "Relatienotagebied”. Later ook wel met de term “beheergebied”, maar nu niet meer omdat hij niet duidelijk maakt dat het om agrarisch natuurbeheer gaat. Het beleid spreekt nu van “ANLb leefgebied”.
Het blijft behelpen: eenduidige termen zijn vaak te lang en hun afkortingen te cryptisch.

Wat zijn resultaten van reservaten en ANLb?
Deze vraag is voor steeds meer gebieden te beantwoorden dankzij monitoring via provinciale weidevogelmeetnetten en periodieke, gebiedsdekkende provinciale inventarisaties, die in Noord-Holland zijn uitgevoerd door onafhankelijke onderzoeksbureaus. Monitoring wordt er vanaf 1988 uitgevoerd, dus al 35 jaar. De aanpak die is gekozen in het aangehaalde rapport staat in bijgaande box.

Opzet evaluatie weidevogelbeheer in Noord-Holland

In het rapport Weidevogels in Noord-Holland (2021)9 zijn vergelijkingen gemaakt tussen vijf gebiedscategorieën:

  1. Gangbaar boerenland zonder gebruiksbeperkingen voor weidevogels. Hieronder valt ruim de helft van het totale gemonitorde oppervlak.
  2. ANLb legselbeheer: legsels worden beschermd bij het maaien en beweiden. Beslaat 20% van het oppervlak.
  3. ANLb zwaar beheer: laat maaien, creëren van kruidenrijk grasland, extensieve beweiding en plaatselijk creëren van natte condities (plas-dras, hoog peil). Beslaat 7% van het oppervlak.
  4. NNN graslandtypen: beheer onder verantwoordelijkheid en condities van terreinbeherende organisaties, niet zelden uitbesteed aan boeren of loonwerkers. Beslaat 17% van het oppervlak.10
  5. NNN overig.


Deze laatste categorie laten we hier buiten beschouwing, want het betreft gebieden die weinig geschikt zijn voor weidevogels, zoals rietland, bosjes en waterpartijen. “NNN graslandtypen” betreft natuurgebieden beheerd voor weidevogels. Die gebieden noemen we verder “reservaten”. ANLb zwaar beheer noemen we kortweg “zwaar ANLb”. En “ANLb legselbeheer” noemen we “licht ANLb”.

In alle gebieden zijn 13 soorten weidevogels11 gemonitord, namelijk:
  • 5 soorten steltlopers: kievit, grutto, scholekster, tureluur, watersnip.
  • 5 soorten eenden: krakeend, slobeend, kuifeend, wintertaling, zomertaling.
  • 3 soorten weidezangvogels: veldleeuwerik, graspieper, gele kwikstaart.


De meeste mensen denken bij “weidevogels” aan de steltlopers. Begrijpelijk, want het zijn de meest opvallende soorten, de grutto is de nationale weidevogel en de kievit is de provinciale vogel van Fryslân, maar de groep is dus aanmerkelijk breder.

In het volgende artikel presenteren we de resultaten.


Wouter van der Weijden is bioloog en directeur van de Stichting Centrum voor Landbouw en Milieu.
Adriaan Guldemond is bioloog, vrijwillig vogelbeschermer en voormalig medewerker van CLM.
Beiden zijn lid van het Samenwerkingsverband Waterland12, waarin boeren en vogelbeschermers al 40 jaar lang samenwerken, o.a. aan weidevogelonderzoek en -beheer.

Met dank aan Frank Visbeen voor waardevolle informatie en commentaren.


Noten
  1. Weidevogels in Noord-Holland
  2. Uitgebreide informatie over de geschiedenis en organisatie van het agrarisch natuurbeheer is te vinden in het handboek Agrarisch Natuurbeheer in Nederland – Principes, resultaten en perspectieven (2016), onder redactie van G.R. de Snoo, Th.C.P. Melman, F.M. Brouwer, W.J. van der Weijden & H.A. Udo de Haes, Wageningen Academic Publishers.
  3. Daar is toen al snel kritiek op gekomen. Zie o.a. W.J. van der Weijden 1977. Het dilemma van de nationale landschapsparken – Naar een nieuwe visie op landbouw en landelijk gebied. Uitgave Stichting Natuur en Milieu.
  4. Agrarisch natuurbeheer, 1981- 2021. In de onderhandelingen over het (recent gesneuvelde) Landbouwakkoord is gesproken over uitbreiding tot 280.000 ha. Maar financiering daarvan bleek niet haalbaar.
  5. Kleijn, D., F. Berendse, R. Smit & N. Gilissen, 2001. Agri­environment schemes do not effectively protect biodiversity in Dutch agricultural landscapes. Nature 413: 723­725.
  6. Waar is de grutto? Voor de provincie Fryslân is dit rapport aan de hand van cijfers sterk gerelativeerd. Effecten van het Friese weidevogelbeleid 2014-2020
  7. 'Agrarisch natuurbeheer is om geld gaan draaien'
  8. Uitzonderingen zijn enkele kritische commentaren van Jaap Dirkmaat op het landschapsbeheer en van het bureau Altenburg & Wymenga op het weidevogelbeheer door terreinbeheerders.
  9. Weidevogels in Noord-Holland
  10. “NNN graslandtypen” is enigszins een lappendeken waarin de eigenaar het beheer tot op perceelniveau in het pachtcontract met de boer heeft vastgelegd. Veelal zijn er stevige beperkingen wat betreft mestgift, maaidatum en beweiding. In sommige gevallen is er ook een loonwerkcontract of alleen een grondgebruikersverklaring met strakke beperking op het gebruik. Plaatselijk zijn nog pachtcontracten van vóór 1977 van kracht waarin de boer nog veel vrijheid heeft wat betreft mestgift en beweiding. Soms is daar zelf nog onderbemaling.
  11. Dat zijn niet alle weidevogels, maar alleen de doelsoorten van de provincie. De wilde eend en de meerkoet zitten daar bijvoorbeeld niet bij, evenmin als de uitgestorven kemphaan.
  12. Samenwerkingsverband Waterland

Dit artikel afdrukken