image


Over zin en onzin van gewichtsverlies luidt de ondertitel van het eetboek van Maarten 't Hart, dat vorig jaar verscheen. Hierin demystificeert hij op geheel eigen wijze de verschillende diëten en waarom ze wel of niet zouden werken, het jojo-effect, obesitas en voedingspatronen. Zijn lijfspreuk: overal mag ik in bijten, mits ik daarvan flink ga schijten. Hij meent dat één aspect bij gewichtsafname buiten beschouwing blijft: het lozen van de tot je genomen voeding, althans de resten daarvan. Daarbij put hij rijkelijk uit zijn eigen ervaringen. Het eten uit zijn jeugd is getekend door een moeder die geen keukenprinses was en over een beperkt budget beschikte. Broodpap, gruttenbrij, sufgekookte andijvie met kruimige aardappels met een restje jus van zondag, bruine bonen met stroop, kabeljauw met aardappelen en snotterig witlof, rijstebrij, vermicellisoep, snijbonen, en op zondag pudding met bessensap.
Je kunt dus stellen dat zijn ouderlijk huis niet tot een rijk smaakpatroon heeft bijgedragen.
Zijn familie-anecdotes wisselt hij af met hoofdstukken over zuivel, peulvruchten, kool, en zijn mening over de dieetwetenschap. Daarbij kun je merken dat hij veel gelezen heeft, maar waarschijnlijk niet buiten de bibliotheek van de universiteit in Leiden is getreden. In zijn betoog mis ik een paar diëten die geheel voldoen aan zijn stelling, zoals dat van dr. Henry Polak, waarbij kilocalorieën een hoofdrol spelen en het eten is ingedeeld in dingen die je moet vermijden en dingen die je (vrijwel) onbeperkt kunt eten. In dat prismapocketje wordt ook uitgelegd hoe het verbranden in elkaar zit, hoeveel calorieën je per leeftijdgroep en geslacht nodig hebt en veel meer nutige zaken. Het was razend populair in de jaren zeventig van de vorige eeuw. Zo'n do and don't lijst kom ik aan het eind van 't Harts boek trouwens ook tegen.
Er staan voor de eetkenners nog wel wat dingen in waarbij je de wenkbrauwen even kunt optrekken. Maar laten we wel wezen: wanneer deze auteur over zijn moestuin, groente, geiten en zo schrijft, dan kun je je gemakkelijk in de situatie verplaatsen. En de verhalen over zijn jeugd zijn als vanouds. Sappig dus. Zeker leuk om in een weekend te lezen en te lachen. Zoals over zijn jeugdige experiment om zelf frieten te bakken op een petroleumstelletje in een beetje rundvet, zonder enig idee hoe het zou kunnen moeten. Of over zijn rijmspreuken als: eet met mate koolhydraten.
Alleen.... zijn advies dat eten vooral niet te lekker mag zijn, want dan eet je vanzelf minder. Klinkt zo Calvinistisch. En zijn fascinatie met ontlasting doet mij even fijnchristelijk aan. Of ligt dat aan mij?
ISBN 978 90 295 65813/NUR 320, www.arbeiderspers.nl
Dit artikel afdrukken